Hoofdzaak 2

Rood hoofd, 2011, aquarel, A4

Hoofd

Hij was een droommens, een doler. De werkelijke werkelijkheid
was hem niet groot genoeg. Veel te saai.
En als hij geen droommens was, was hij vaak een engel in verval.
Zijn overbeladen kop knalde rood aan van doorlopende inspanning.
De afgrond voelde niet alleen dichtbij, maar wàs ook dichtbij.
Best eng.
Daarbij hingen de wolken als wolven boven de gebraden bergen.
Je moest echt leeuwenogen hebben om niet stekeblind te worden door
het lage, valse gebedelde licht. Onafwendbare orkanen hoorde je
verbazingwekkend snel aansuizen.
Dan is er echt geen tijd voor geneugten in de toekomst. Je staat op
springen en je slechtste masker jubelt in extase. Op zo’n moment
wilde hij zich het liefst in laten sneeuwen. Al was het alleen maar om
wat af te koelen. Waarschijnlijk zou zijn overproductie aan gloeiend
rood de verse sneeuw laten smelten om vervolgens als roofzuchtige
rivieren de aarde kaal te spoelen.
Zijn leven was best zwaar, tenminste zo zag hij het zelf.
Anderen vonden hem meer een weerzinwekkende vlinder zonder
vastigheid en lieten, waar mogelijk, hun baard groeien. Zo dachten
ze hun stemband uit te wissen.

Hoofdzaak

In het hoofd, 1998, aquarel, A4

Gedachte uit de vorige eeuw

Hoe de dingen gaan is nu bekend, maar hoe ze moeten is heel iets
anders. Eerst zal er nog veel van het oude kapot moeten, voordat
het andere, het nieuwe zich aandient.
Nodig mij daarom uit als de verandering aanvangt.
Ik zal er zijn en je niet teleurstellen.
Maar noem het geen kinderspel. Dit hakken is de ambacht van een
grote koning. Wat uit mijn mond komt volgt het diepste van mijn
gedachten. Aan korte liphangers heb je niks. Echt niet.
Ga dus op zoek naar tongen en lippen en banden om nieuwe zinnen
te stichten. Het zal je rijkdom geven. Je zult sappig eigen vruchten
kunnen zuigen. Je zult genieten zonder het zweet op je voorhoofd
weg te hoeven wissen.
Benoem je nieuwe woorden.
Noem ze en denk aan de hand die werkt.
Werkende handen snuiten alles wat donker walmt.
Weet daarbij dat niets uit zichzelf zal gaan.
Verkoop uw spierkracht niet, wees er zuinig op.
Pak de aangeschoven stoel, ga zitten en doe nonchalant.
De zon zal de vlam aan de voorkant van iets nieuws laten branden.
En jij zult je je er opnieuw aan warmen.
Ja ja, je bent al goed, Alter Ego.

Nadrup

Thuis, 2011, tekening, A4

De ruimte

Hij is binnengeslopen en drupt nog wat na. Bij de eerste aanblik
schrikt hij van al het licht en schaduw. Dit huis is berg en dal tegelijk.
Heel vreemd. Eigenlijk weet je dan niet waar je bent, er is iets te veel
uitzicht. Je hoofd kan niet meer stil zijn. Je loopt in het eindeloze op een
verdwijnende weg. Je breekt je richtingloze benen bijna.
Alle nieuwsgierigheid verdrijft de weerzin.
Dit huis is dichtgesmeerd met hoop en verwachting. Hier knaagt geen enkel gat.
Je voelt je er thuis.
Je kan niet anders dan knipogen naar deze schoonheid.

Kleur

 

Achter de kleur, 2011, computertekening

Iets anders

Die niet en die niet en die ook niet. Eh…
Het is een meeslepende melodie van lange en brede kleuren. Een
soort eb en vloed. Als solozang je niet meer behaagt komt er van-
zelf een nieuwe harmonie. Tussen degene die lijdt en kastijdt leeft
het klakkeloze gokje. Die schommelt in een grote wiebelwaagschaal
vol dolle woorden.
Pak maar wat je nodig hebt.
Met wat geduld heb je zo een nieuwe melodie. Een krekel of nachte-
gaal zou barsten van wilde jaloezie. Mensen kunnen veel als ze het
toestaan. Van het onmogelijke mag je nooit iets, daar moet je maar
niet naar luisteren, het zijn je verkeerde ouders.
Toen ik laatst in het tijdverdrijf van de nacht was gaan dansen,
dacht ik daaraan. Platte voeten willen ook wel eens swingen. Als
charismatische rebel ben je dat verplicht, anders gaan de maden
zich alvast oprekken. Tijdens dat dansen verstomden de molmige
mummies en wankelden lawaaierig naar de grond. Ik schrok wakker.
Hoe dan ook, een beetje kleur, een elfendans uit pigment, kan geen
kwaad. Ik moet zeggen dat alles, maar dan ook alles, wat grijs en
grauw is kleur verdiend. Die kwijtschelding geeft een mooie erfenis.
Er is veel zelfvoldoening bij het kleurvoltooien, dat spreekt voor
zich, daar hoef je niet voor te studeren.
Nog een vingerwijzing:
Maak er geen rompslomp van, ruim de vloekende draken op, anders
krijg je een kluwen zonder eind. Rol alles af, ruim alles op.
Doe daarna de deur achter je op slot en besluit hem voortaan altijd
dicht te houden. Geef de grijzen geen kans.

Teken

Grijs water, 2011, computertekening

Tekenen van grijs gedraaid geluk

Tekenen beschouw ik als het meest hartstochtelijk werk wat bestaat.
Werken aan een tekening, hoe groot of klein ook, brengt mij in een
staat van groot geluk. Dan ben ik helemaal totaal één met mijzelf.
Bij schilderen is het meer een logisch verlengstuk; ook mooi.
Werken aan een tekening grenst aan een waanzinnige euforie.
Alle vermoeidheid of somberste somberden lossen als sneeuw voor
de zon op. Er zijn ineens geen tegengangers meer. Je bent totaal
koning in je mini monorijk.
Tekenen is een staat bereiken waarin alles monistisch wordt, dat wil
zeggen alles vloeit voort uit een verschijnsel, in dit geval mijn
complexe geest.
Het is een heerlijk gevoel, een besef van grote eenheid.
Als tekenaar ben je je eigen God of grote goedheid.
Waarom is de geest van de tekenaar zo complex? zul je je misschien
afvragen. Dat komt omdat hij mens is, dieren doen dat niet.
Als ik teken denk ik niet aan de beschouwer, die is op dat moment
een imaginair persoon, ik denk ook niet aan mezelf, want op dat
moment ben ik misschien ook wel een imaginair persoon. Ik doe.
Dat is het mooie van het gevoel van trance of extase. Tijdens het
tekenen schep je een ander ego. Je bent een bewuste geest geworden,
een kern waaruit alles voortvloeit.
Wat precies die kern is en waar die ligt hoef je niet te weten, dat is
iets voor zoekende kunstvorsers (vermomde psychoanalytici).
Mijn eigen web bestaat uit mijn geheugen en bewustzijn.
Ergens blijft nu het woordje mededogen hangen. Ik weet niet precies
waarom.
Men zal het mij vast binnenkort gaan vertellen, vermoed ik.

Niets weten

Verlichting, 2011, bewerkte foto

Afdruk

Er was iets met haar. Je zag dat ze iets verloren had.
Het werd voor het eerst zichtbaar bij de lijn van haar kaak.
Haar kaak reikte verder dan ooit. Iedereen zag het, zij niet.
Als je het zou zeggen zou ze daar niets mee kunnen. Ze zou
verstrooid en glazig kijken, iets warrigs zeggen als: als je
horloge maar tikt onder de mouw van je jasje.
Je kreeg nooit echt antwoord of hoogte van haar.
Nu ik naar al mijn herinneringen zoek weet ik dat alles eigenlijk
vreemd is. Zeker achteraf. Pas in het donker krijgen ze kleur, dan
word ik niet meer afgeleid. Alle herinneringen worden dan ook
losser, alsof ik ze droom.
Misschien is dat ook wel zo. Of ik wil het zo.
Hoe dan ook, als ik me iets moois herinner dan zijn mijn stappen
zo licht dat ze nauwelijks een afdruk maken. Net genoeg om een
spoor achter te laten. Altijd met de zon mee.
Dan is alles zo mooi. Dan liggen de  schaduwen als splinters tussen
je tenen. Je zou er over kunnen struikelen als je niet oppast.
En nu draai ik me om zonder verder te kijken, zonder verder te
weten.
Het is mooi om niets te weten.