Werken

Van driehoek naar vierkant, 1976, grafiet/gaten op linnen, 70 x 70 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Kunst is geen ziekte

De meest integere, bedachtzame en publiciteitsschuwe van de
twee had in de jaren zeventig al eens gezegd dat kunst geen
wedstrijd was. Dat zij ooit toen een kunstprijs had gekregen, die
gesponsord werd door een plaatselijke uitvaartvereniging was een
nietszeggende bijzaak. Om te leven moet je af en toe dood gaan,
was haar idee.
Niettegenstaande deze macabere geldschieter had ze de prijs wel
aanvaard, maar had eenmaal op het podium de gelegenheid bij de
kop gepakt om haar ongenoegen over de competitieve houding
van de kunstenaars in het algemeen kenbaar te maken.
Je moest je nooit iets aantrekken van een ander.
Liever in alle stilte eenzaam sterven was een beter plan, het zou
het oeuvre ten goede komen.
Sterker nog: de wereld zou ineens versteld staan van al wat eerst
verborgen was. Van niets naar iets is altijd een verrassing!
Dat lijkt me een te romantisch idee. Het grote publiek trapt er vast
nog wel in, maar kunst is echt geen wedstrijd of ziekte.
De hectische markt wil graag dat wij zo denken.
Kunst moet kennelijk machtig en omvangrijk zijn.

De loopbanen van kunstenaars zijn op z’n minst grillig.
Een lange, volhardende weg moet met zekere tred worden belopen.
Voor je veertigste wordt het meestal nog niets of je bent al opgebrand
en afgeserveerd.
Als je een lijstje zou maken van honderd topkunstenaars dan zouden er
misschien zeven onder de veertig zitten.
Uithoudingsvermogen is dus een vereiste. Het duurt even om te
stijgen. Je wordt niet geboren als kunstenaar met stip.
Je moet er hard voor werken voordat de markt je eindelijk oppikt.

Vreemd

Wanneer wordt het licht?, 1993, acryl, 100 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Ogenschijnlijk

Het oog is eenvoudig ingericht, het is eigenlijk niets anders dan
een nestje van licht. Soms is het een donkere kamer, dan is het
nacht, hier en daar sijpelt er dan wat gewoonlijk licht door de
duisternis. Hier woont de beer.
Maar wat zit er achter het oog? Het vele geklieder van uiterst
dunne draden wemelt daar rommelig. Daar zou ik niet graag zijn.
Lijkt me nogal verwarrend. Ik denk dat dat de plek is waar alle
vuilnis wordt opgeruimd, zodat niemand er achter komt wat voor
dubbel of eigenaardig leven je leidt.
Anderen zeggen dat achter je oog je ziel zit.
Ik vind dat een vreemde plek. Achter het hart lijkt me veel beter.
Volgens diezelfde mensen zit juist op die plek juist een dichte deur
of een spiegel.
Aan jou de keus dan.
Achter het oog is het een grote warboel, een grote schroothoop
van rommelige rotzooi. Het is niet de moeite waard om daar een
foto van te nemen. Boven het oog, ja daar straalt het voetlicht.
Daar moet je zijn. Daar is het leuk. Daar is de ruimte. Daar ziet
het oog meer. Daar kun je spelen.

Gave

Verlichte man, 2001, tekening, 50 x 65 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Noodzaak

Iemand stikte bijna in een wolk van blauw.
In zo’n volledig opgevulde wolk dolen meestal veel schimmen.
Het zijn de voorvaders van een niet verwerkt verleden.
Gelukkig heeft hij een kop die kan draaien. Zijn scherpe blik is zijn
altijd passende sleutel.
De oplossing is meestal dichtbij.
Diep en donker moeten iets bevatten, anders kunnen zijn niet
leven. Zelfs voor het diep zwarte was hij niet bang. Gewoon een
nieuw lichtje er over laten schijnen en alles is anders, was zijn idee.
Zo verjoeg hij de bange uren, die kregen geen kans aan te groeien.
Was dit nu moedig?
Het lag anders. Als iets hem niet beviel in het leven, ging hij gewoon
uittreden. Totaal wat anders doen als je van plan bent is altijd een
goed advies. Hij draaide gewoon de denkbeeldige kraan open en
spoelde alles weg wat niet van toepassing was. Vergetelheid is daarbij
het beste afwasmiddel.
Eenmaal gewassen en gedroogd begroette hij dan de nieuwe wereld
alsof er niets gebeurd was. Onuitwisbare klanken schoten daarbij het
veel te stille heelal in.
Hij voelde zich daarna vrij. Ging nieuwsgierige nieuwe tekeningen
maken van zingende nachtegalen. Eerst met de voorzichtigheid
van houtskool. Daarna werkte hij alles op met drie soorten conté.
Sommigen noemen dit een gave, terwijl het noodzaak is.

Sterren

Doof, 2014, bewerkte foto

x-2014_doof_bf

Eindpunt

Aan het einde van het land met de klinkende dag klimt de nacht
op vederlichte wolken en speelt  boven de opspringende akkers
met wat losse gedachten van de mensen.
Het gezaaide zaad wordt steeds doffer en verdwijnt tenslotte in
het diepe zwart. Bij dit donker blijven de dorpsdeuren dicht, een
onmetelijke zware lucht leunt op de aarde.
Dan is het goudtijd voor de bleekste sterrenjongen.
Hij laat zich fel beschijnen door de zwangere maan en neuriet
daarbij graag een dronken danklied. Alle welriekende putten van
verzet geven het snel op.
Dorre schimmen schieten door de gang, nadat ze hun hete koffie,
cafeïnevrij, hadden opgedronken. Zij zoeken hun ijskoude bedden
op, zij houden niet van de nacht, zij willen zien hoe een ander bang
wordt.
Het mooie maangezicht van de sterrenjongen kan nooit slordig zijn.
Zijn rossige sproeten verkleuren in de nacht hemelsblauw, lijken wel
rebusbeelden.
Pas veel later, als de theegeur door de bleke hotelkamers geurt,
sluipen de sterren op zijn gezicht weer weg. Op de grond liggen dan
pure hoopjes stof. De dienstmeid zal het op gaan ruimen zodra ze tijd
heeft, zodra mijnheer haar loslaat.
Daarna schrijft ze een klaagbrief aan een familielid.
Die reageren nooit, ze zijn doof.

Bewust

Fingerspitzen, 2016, bewerkte foto

x-2016_fingerspitzen_bf

Over het denken

Niemand kende me onder het masker der gelijkheid, en niemand
wist dat het een masker was, want niemand wist dat er in deze
wereld gemaskerden waren. Niemand vermoedde dat naast mij
een ander stond die uiteindelijk ik was. F. Pessoa

Het geschenk dat hij ons geeft is de ontsluiting in de ruimte van
de wereld. Een oneindige interval van waaruit aanwezigheid is.
Aanwezig, afwezig, daar gaat het om. Vreemde aanwezigheid is
dan alles op zijn mooist.
Gewone dingen worden vreemd, vreemde dingen worden gewoon.
Verborgen aanwezigheid, daar heb je niks aan.
En dan?
Er bestaat misschien ergens een theorie van de afwezigheid. Die
zal dan vast gebruik maken van de logica van de leegte. Die ligt
ten slotte overal en eeuwig op de loer.
Niets is wat het is.
Geen mens of ding valt samen met zichzelf.
Alles is min of meer voorwaardelijk. Het bestaat alleen omdat er
niets anders is.
Om helemaal niets te zijn is dus heel knap. Misschien bevindt je
je dan in een stukje oponthoud.
Zou je dan jezelf terug kunnen winnen? Waar moet je dan beginnen?
Waarschijnlijk moet je jezelf dan heel langzaam ontmoeten, zodat
je bewustzijn geen enkele kans krijgt.
Je bewustzijn aan banden leggen kan trouwens nooit geen kwaad.
In die uitgewiste toestand word je volkomen blootgesteld.
Anderen zien dat. Hopelijk.

Tinten

Mist, 2016, computertekening

x-2016_mist_ctk

Vage nostalgie

Soms:
Ik beland per toeval zoal niet per ongeluk in een vrolijke, zoal niet
manische bui. Meestal heeft het met iets uit mijn bodemloze jeugd
te maken. In die staat voel ik me vaak gelukkig.
Regelmatig denk ik terug aan de zee, het strand. Daar woonde de
grote wereld en als die er even niet was kon je die wereld gewoon
gaan scheppen. Letterlijk!
Toen:
De zee is nog naamloos blauw en video bestaat nog niet, dus
is alles volkomen vrij. De dagen beginnen pas. Vervolgens schijnt
de zon altijd. Mijn herinneringen zijn mede daardoor nogal zonnig.
In die tijd verzamel ik vooral tinten. Het ene is het andere niet,
is al tot mij doorgedrongen. Schaduwen lijken nog verwisselbaar.
Zeker in mijn dromen. Je voelt je veilig, omdat de werkster altijd
lief naar je wuift. Ze kent je geheimen.
De vloedlijn brengt de verrassing terug. Geen dag is hetzelfde.
Het nieuws spoelt aan, losse woorden blijven achteloos liggen.
De zon is zo warm als een meloen. We sterven niet van de honger,
omdat we al tevreden met weinig zijn.
Geleid door de geur van mijn ouders vind ik de mist terug.
Zij kijken enigszins verstrooid, drukken mij een stuk koek in de
hand. Eet!
Ik hoor mijn bonkend hart dwars door mijn pols kloppen en zink
weg in de aarde. Opgeslokt!
Later bleek dat ik een zonnesteek had opgelopen.
(ik dacht toen nog dat het een heet hoedje van papier was)
Nu weet ik beter en bescherm mijn hoofd met Panama.