Luisteren

In het hoofd, uit het hoofd, 1996, tekening, 50 x 65 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Het schuim marcheert

Het geluk is te vinden buiten het meerschuim. In eenzame
hotels beklemt het zich in kamers vol kwetswonden. Meestal
buiten het seizoen, dan is het goedkoper.
De bedden staan bol van de snelle adem van de brandparen.
Ze jagen elkaar naar het ademloze niemandsland. Daarbij
verspillen zij zichzelf en denken dan dat het overvloed heet.
Het geluk gaat zeker gebeuren. Het moet. Zolang de strakke,
verhullende wanden niet gesloopt zijn moet het schuim schuimen.
Iedere barrière lijkt verguld, terwijl het eigenlijk niet meer is
dan de uitstraling van vaal gras.
Geluk is vaak een lege kamer, die met bibberende ogen wordt
bekeken. Nietsbetekenend geluk ziet niets, schilfert zich een weg.
En als de handdoeken al het schuim kraken en weghoesten,
dan zijn de doortastende gezichten ineens heel leeg en ver weg.
Ze gaan een gat in de dag slapen.

Dit verhaal is mij door een meeuw verteld. Zij weten alles van
de binnen en buitenkant. Ik luister graag, schrijf alles op.

Doof

Kees ongeloof, 2008, acryl, 404 x 40 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Leegte

De woorden in zijn hoofd zijn verdwenen. Er was te veel gezegd.
Iets hield hem uit de slaap. Het lege beest kroop onder zijn huid.
Soms doezelt hij licht weg om daarna weer met een schok wakker
te schrikken. Hij weet niet waarvan. Slaapkamerkleedjes spreken
niet.
Eenmaal wakker wordt hij onrustig.
Niet zoveel later kruipt hij uit bed.
Beneden ligt zijn hond, Wolf, rustig te slapen. Hondengeluk.
Toch voelt het beestje dat zijn baas er is. Hij observeert met de
ogen dicht, strekt zijn voorpoten, geeuwt zijn bek, schudt krachtig
zijn kop heen en weer met een klapperend geluid, alsof al zijn
botten los zitten en rammelen.
Het baasje hoort niets, hij is dolend doof. Al heel lang. Wolf weet
dat en waakt alert. Mensengeluk.
Heel lang keken ze elkaar aan. Wie doet de eerste actie?
Beide hebben ze de tong licht uit de mond/bek. Nu geen tanden
laten zien, nee, het is nog niet nacht.
De dove man zit in de stoel. Handen op de stalen buizen van
de leuningen. Hij verdeelt zijn aandacht tussen die handen en
zijn hond. Die weer lijkt te slapen, de grote hondenrug rijst en
daalt bij iedere ademhaling. Soms doet Wolf kort één oog open.
Er is niets, hij blijft onder het bureau liggen, aan de voeten van
de baas.
Zo blijft deze dag leeg verder gaan. Onze man hoort het niet.
Hij is doof en gelooft niemand.
Ieder geluid van de dag is niet aan hem besteed.

Zon

Gesprek in de tuin, 2013, boek 108, pagina 24

2013_b108_p24_gesprek

Kringloop

de tuin biedt
haar vochtige schoot aan
het is nog vroeg
maar daar komt
de honger-zon aan
zij bestormt het gras
stormen om te stillen
een rijke damp volgt
de zon bepaald
altijd
zij is opper-zon
volgegeten schijnt zij
stijgend, hoog, fel
dag zon

voortvluchtig
is de hete zon
het is al middag
maar daar vliegt
de witte dek-wolk
zij hapt de zon
hap hap donker
een rijke bui volgt
de wolk bepaald
altijd
zij is lekkende lui
brakend plenst zij
de zon vrij
dag zon

zoveel zon
zoekt bleke maan
de avond valt
maar daar komt
de zware hemel
zij vervaagt licht
contouren stommen
pas als de maan
de zon wegschopt
is alles weer goed
niet voor altijd
de tuin ontwaakt
en pakt de zon
dag maan

Hoi

De weg, 2015, computertekening

x-2015_de-weg_ctk

Het vertrek

Mooie mensen mogen op de heuvels rusten, is een oud gezegde.
Dat kan zo zijn, maar waarom eigenlijk?
Kunnen zij zich niet een beetje schikken en anders doen?
Ik zou die uitzondering niet willen maken, mooie mensen hebben
al zo veel extra. Als het regerend hart het lichaam af en toe
herinnert aan het monster wat daar ook woont, zou je zeggen
dan heb je geluk.
Het lijf hoort af en toe te grommen, anders wordt het lui.
Al te trots op eigen gebaren lijdt tot niets; mensen gaan je
gegarandeerd haten. Tenslotte sterf je eenzaam. Ai!
De deur gaat dicht, de deur gaat open.
Schaduwen komen ongevraagd binnen.
Men zegt dat schaduwen van mannen alleen in de winter
verschijnen, die van de vrouwen pas in de zomer. Is dat zo?
En waar is dan de schaduw van een dode? Overschaduwen die
vervolgens alles, zodat je niets meer ziet?

Toen ik een tijd geleden hinkend met beide benen naar mijn
geest liep, kreeg ik het Spaans benauwd. Een pijnlijke borst
wilde bijna niet ademen. Alles deed zeer. Het duurde lang,
heel lang. Pas toen ik even op de heuvel ging rusten ging het
gevaar wonderlijk weg.
Je bent dan blij dat je blijft leven en trekt gauw een kostuum
van kleurige klanken aan. Ik was ontwaakt uit mijn sluipziekte
en had even een schimp van de vervuilde schepping gezien.
Daarna kwam het nieuwe leven aanzetten en bloeide mijn
lichaam weer. Hoi!

Jazz

Nachtvrouw, 2016, computertekening

x-2016_nachtvrouw_ct

Verschijning

Wij hebben een verschijning. Zij ligt ergens in de wereld, in een
lege, zwarte zee.
Het vreemde is dat die verschijning rond middernacht duidelijker
wordt, ze kan zelfs doorschijnend worden, die verschijning. Pas
dan zie je ook dat ergens in het midden een kop verscholen zit.
Daaronder vermoed je een groot gestalte.
Iedereen kan het waarnemen, je hoeft niet eerst te herrijzen.
Ik moet trouwens bekennen dat ik met haar omga. Ik behang
haar, want het is duidelijk een haar. Ik overlaad haar met attributen
en overlaad haar met troetelwoordjes. Ze lust er wel pap van, ze
gaat er wild van schuimen.
Als ik de verschijning aanroep komt ze nooit direct, zij schrijdt over
de bodem van de zee en dat gaat niet zo snel. Daarna doet ze eerst
alsof ze me niet kent, maar daar trap ik niet in, ik ken haar diepe,
onderliggende honger, laat haar ogen snel schitteren. Op dat moment
wil de zee nog wel eens gaan fosfor-oplichten. Glinstergolfjes.
Dat zijn de mooiste momenten, ik zie het als een groot compliment:
ik wordt gehoord!
Laatst hoorde ik haar duidelijk zeggen: P.S. I love you…..
Ze houdt kennelijk van jazz.
Ik ook.

Oeuvre

Rodeoroddel, 2016, computertekening

x-2016_rodeoroddel_ct

Grote onrust

Het licht van de lantaarn legt een smalle witte strook over mijn
bank, die doorloopt naar de muur en daar blijft steken bij mijn
schildersezel. De ezel op zijn beurt dampt, wil paard zijn.
Ik ben bezig mezelf in slaap te tellen, maar wordt afgeleid door
een lichtstreep. Boven de deur verschijnt een onleesbaar woord.
Ik sta op en schuif de gordijnen dicht, het is tenslotte allang avond.
Goed –zeg ik tenslotte – ik ben een beetje moe en dat is alles.
Dan is het goed – echoot mijn andere ik terug.
En dus is het ook zo, de rest is onbelangrijk.
Ik merk dat ik onrustig word.
Op-een-dag-moet-het-er-uit-komen gevoel.
Nu maar hopen dat het vandaag die dag is.

Er wordt geroddeld.
Vlak voor een idee vergeet je wat anderen gezegd hebben.
Je kamer is nog kleiner dan in de andere werkelijkheid.
Er wordt nog meer geroddeld.
Nu ga je iets zeker anders doen dan je ooit hebt gedaan weet je
uit ervaring en voordat je het weet ben je al onderweg. Je bent
gelijk in vorm.
Het idee staat vol ongeduld in je kamer te trappelen.
Ik ben blij voor je  – zeg ik nog tegen mijn artistieke ik en gooi
alles er uit. Het gevolg is ineens een vol doek.
Morgen zien we het resultaat van deze creatieve onrust.
Een paar dagen daarna kan alles weer verkeerd zijn.
Meestal blijft het een mooie, dwaze rit.
Ieder oeuvrestuk neemt vretend zijn deel.