Gal

Het oog, 2016, schets

2016_het-oog_s

Donkere materie

Je zegt dat de ratten je boom tot op de wortels hebben afgeknaagd.
Dat is treurig, dat is jammer en ik geloof het ook niet. Het heeft
meer met jou te maken dan met die boom.
Misschien ben je te ver verwilderd van je kern en kam je de
dood al een beetje. Allemaal misplaatst zelfmedelijden.
Het geronk van optimisme is aan jou niet besteed. Jij hangt
aan de gevaarlijke nutteloosheid en steekt geen hand meer
uit. Het maakt je jong oud. Je huid is dun.
Gezien mijn neiging om alles te bekijken vanuit een gunstige
invalshoek begin ik te geloven dat je mogelijk onmogelijk
bestaan een luxe idee is. In plaats van water zie je droogte
omdat je wilt dat het water op is. Wat een zielige vertoning,
wat een onrecht richting het grote nat.
Hoe simpel zou het kunnen zijn dat je je verdriet zou oppakken.
Het kan met één hand, niet met beide, want je pijnen zijn hol en
dus licht, zou je tegen een wand kunnen plaatsen om daarna snel
weg te lopen.
Verdriet is een masker. Verdriet moet je niet aan de muur
hangen, daar komt alleen maar narigheid van. Je kunt niet
oog in oog met verdriet staan. Dan ziet het oog niets meer.
Verdriet is een volle inktpot en moet met kracht tegen de
wand worden gesmeten. Dat wist Maarten Luther al toen hij
zijn inktpot naar de duivel smeet. De opdoemende wand heeft
het geweten, werd zwarte galnacht.
Verdriet is een anekdote, een tijdelijke rookschim.

Bijna waar

Verschoven Roos, 2016, schets

2016_verschoven-roos_s

Ander gevoel

Op slag werd haar keel dik.
Even leek het alsof ze in haar hoofd wou kruipen, om een nare
herinnering te verdrijven. Ze legde haar handen drukkend op
haar bleke voorhoofd. Schudde daarna alle pijn eruit, gaf het
opgelucht terug aan de aarde.
Nu ga ik een verhaal vertellen – zei ze – let goed op, want dit
verhaal is bijna waar, dus niet verzonnen:

Op een bewuste avond werd een vrouw rond tien uur ’s avonds
gebeld: of ze nog niet was vertrokken.
Dat was niet het geval, want ze wist nog niets van vertrek.
Dus kon ze helemaal niet vertrekken. Het voelde alsof haar een
net gewonnen reis of prijs was afgepakt zonder er iets aan te
kunnen doen.
Gauw dacht ze aan rustige dingen. Fantaseerde schone zijden
lakens, een nieuwe wollen deken en liep verlicht naar boven.
In de slaapkamer knipte ze het licht aan waarop het bed begon
te zweven. Echt, het bewoog, net als de wenkende man die in
haar bed lag!
Ze zakte weg, was te moe om van deze verrassing te kunnen
genieten. Ze wilde slapen, geen fratsen.
Nog één keer tandenpoetsen, plassen en dan opnieuw het bed
zoeken. Overzicht houden. Je hebt iets gezien wat niet kan
hield ze zichzelf voor.
Het hielp. De beteuterde bedman vertrok ondertussen naar een
ander finest hour en klopte daar op de deur.
Je bent laat – klonk het warm – kom binnen ongezouten man
en ze schonk hem heel haar hart. Samen verzamelden ze alle
stukjes nacht en toen ze helemaal uitgeteld en uitgedacht
waren was het meteen genoeg. Zoveel genoeg, dat het steeds
opnieuw kon beginnen.
Tenslotte zette hij op een kwaad moment zijn voet op haar
hoofd. Heel raar, naar en onverwacht.
Ze ging verschuiven.

Schoon

Wankelman, 2016, schets

2016_wankelman_s

Hij die rustig aan doet, reist goed en komt ver

Hij herinnert zich wat hij ziet. Zijn denkwereld is groot.
Als druppels water vallen zij niet altijd synchroon met de
druppels die hij hoort. Daarnaast is er veel vuil straatlawaai.
Een deur slaat dicht. Er is iemand gekomen of vertrokken.
Het gaat misschien regenen. Het is niet erg, het is zondag,
de grote zondedag van de week.
Zijn hoofd en ook de hare wordt rood. Glanzende ogen gaan
onderzoeken. Een handvol spook ligt naast het kussen. Een
krachthand vindt. Tenslotte gaat zij ontploffen en misschien
hij ook nog, hoopt hij.
Maar nu is het niet zo ver. Ze zijn nog maar in het land van
de onbedoelde dingen, omgeven door een diep warm gevoel.
Na grijs komt altijd het schone, weet de Belg (en geeft het al
te graag door aan de(n) Nederlander).
Het bed is een School der Ontlading, net zoals hij vroeger
zijn kunstacademie wel eens speels noemde. Het schitteren
en schetteren van de droomstemmen past daar vervolgens
goed bij. Spierballentaal van geketende, wankele kunstenaars.
In de open lucht van de slaapkamer stelt hij zich voor als een
vulkaan. Zijn lavastroom borrelt sissend naar zee. Het onder-
aards gemonkel doet net alsof het niets vermoedt.
Wij weten wel beter.
Altijd.

Droom

De schaduw van de natuur, 2016, computertekening

x-2016_de-schaduw-vd-natuur_ct

Grijze vloer

Zijn tong kuilt in de mond, er zit vuil aan een kies. Buiten is
het grijs en grauw, iedere kleur heeft zijn betekenis verloren.
En dan verbergt hij zijn kin bijna in de keel als hij zijn woor-
den beheerst inslikt. Hij ziet het niet, hij is mist.
Het mooiste weer maakt van deze stille man geen stralende
man. Zijn inwendige veelkleurigheid ruikt iedere vreugde op
grote afstand. Hij duikt weg, zijn spiegel is verzadigd.
Het van buiten grijze gezicht is smetteloos. Vermoedelijk is
de binnenkant als een gloeiende kool of een andere breuk van
de rijke aarde.
Zijn hut moet wel als een treurwilg zijn. Overal hangt de schaduw
van een zuiplap. Nee, dit is geen schoon hoofd. Dit is een half
hoofd op een benard levenspad. Vol wrevel zegt het niets meer.
Zijn schedel is een opgezette pens, zijn ogen zijn weggerold.
Dit hoofd heeft met opzet net genoeg huid voor iemand die zich
net uitrekt.

Vroeger losgeslagen, nu in de goede handen van de schrijver,
spreekt het weer met ingedikte woorden.
De instincten worden aangeboord en opgezocht. Op zoek naar
geurige kreten en warme kleuren.
Het horloge wordt gelijk gezet.
Hij schrok zo dat hij wakker werd.

Wit

Dream on, 2016, computertekening

x-2016_dream-on_ct

Wit in de nacht

diep in de nacht
het bouwland knalt
het wit wit

strakke borst
pas op
ze smijten strepen
je valt op, witte

witvlekkie knipoogt
spuugt speeksel
kijkt niet rondom

zijn nachtlichaam
bleekt alle windsels
lijkt cocon

in het achtste jaar
van zijn lot
blijft hij bleek

de lange schrik
verkort de nacht
muurijzers breken

het ingeklonken lijf
van gebarsten melk
heeft niets te klagen
wit is het wit

Notitie

Hondenweer, 2016, computertekening

x-2016_hondenweer_ct

Schimmig

Aan de oppervlakte van mijn herinnering drijft iets van de gouden
glans, die op het water ligt wanneer de laatste zonnestralen erop
schijnen. Ik zie mij als het meer dat ik heb bedacht en wat ik in
dat meer zie ben ik zelf. Ik weet niet hoe ik dat beeld of symbool
moet uitleggen. Wel weet ik dat het ergens met mijn grootvader,
moeders kant, te maken heeft. Dat voel ik zo.
Misschien hoort het denken van zoiets wel bij de kwalijke dingen
van het denken.
Wie met zijn verstand denkt is verstrooid, wie met zijn
gevoel denkt slaapt, wie met zijn wil denkt is dood, las ik een keer.
Ik denk alleen met mijn verbeelding, dus dat zit vast goed.
Hoewel mijn grootvader in hetzelfde jaar stierf dat ik werd geboren,
heb ik toch een beeld van hem. Hij komt regelmatig rondspoken,
meestal zie ik alleen zijn kale hoofd. Dat zal ook wel met dat denken
te maken hebben. Heel enkel is hij slechts een schimmige schaduw of
een donkerbruine weerkaatsing in het water waaruit algen opstijgen.
Als ik dan stil sta en kijk, gaat het water als vanzelf rimpelen en omdat
ik dan ga nadenken trekt de zon zich snel terug.
Zo gaat dat.
De natuur heeft zo zijn eigen eigenaardigheden.
Van alles wat gezegd of gezien wordt, blijft slechts de donkere nacht
over, vol van de dode glans van de meren in een kale, vloeiende, natte
en sinistere vlakte zonder wilde eenden.
Dit heb ik zo beschreven, maar niet gezegd, op 23 januari 2011.
Ik kwam het weer tegen.
Het regent nu. Het is hondenweer.