Ooit

Vriendschap, 1984, acryl, 50 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Herfst

Ik hoorde je laatst iets zeggen, je oude vriend is weg en de nieuwe
ook al. Niet dat ze weg zijn, maar ze galmen niet meer.
Ik zei toen: dat zal de herfst wel zijn.
Bedrogen worden is ook niet leuk, voegde ik er nog aan toe.
Je terugblik deed me verder zwijgen. Ik was als dood.

Nu de bedenktijd om was, bleek er niets meer te zijn.
Heel raar na al die zomerse tinten. Alle anekdotes zijn nu helaas
plompe, warrige woorden geworden, je kan er niets aan doen.
Het is een feitelijk feit en feiten tellen.
Een nieuw bod is nog niet gedaan.
In de herfst valt alles neer om in de lente weer op te staan.
Dan gaan de loskomende tongen onvervalst bekje rollen.
Alle verzamelde tinten zingen opnieuw een eigen lied.
Op dit moment kan ik met veel moeite allerlei praatjes in je hoofd
laden. Dat heeft geen enkele zin. Het komt er niet in. Je hersens
zijn een woordeloos stilleven geworden.
Je ooit zo ruime bezoekkamers blijven leeg.
Als ik je vlezigste schaal zoek voel ik een snoeimes.
Ik weet, ook ik moet geduld hebben.
Het veelbesproken hoofd doemt ooit op.
Dan zal er weer vriendschap zijn.

Niets

Local Global, 2012, boek 1010, pagina 26

2012_b101_p26k

Zaniker

zure zeurman
geel van azijnpis
donker daglicht
koud van blik
grote mensenhaters
zien de zon nooit schijnen
in hun doodsstrijd
trekken ze elkaar
pijnlijk aan de haren
piep piep au au
en dan
stil

zure zeurman
veel verdriet
en stinkstank
iedere nacht
verbleekt in je gat
het is precies zoals ik dacht
je hebt veel van
veel genomen
vooral van haar
piep piep au au
en dan
niets
helemaal niets

Raar

Stappen in onwaarschijnlijkheid, 2013, schets

2013_stappen-in-onwaarschijnlijkheid_s_k

Tot de zwarte korrel

Die nacht droeg hij een pet van zand en gaf voor God noch geld
zijn zaak uit handen. Sterker nog, hij sleepte het aan een stuk
touw achter zich aan. Onzichtbaar. Daar was heel wat lef voor
nodig. Er zijn maar weinig mensen die dat op klaarlichte dag
aandurven.
Onderweg stonk het erg naar verkeerde broeders. Die hadden te
veel rotte vis gegeten en waren kort van stof, met een kanten rand
van schimmel, geworden. Hoewel het hun eigen schuld was, was
het toch een treurig gezicht. Als je hun zag zweeg je snel en dook
subiet een andere straat in.
Hij trok zijn zaak, zijn lot, verder voort. Liet zich niet afleiden.
Zijn lege maag knorde een behoorlijke melodie en duwde hem iets
verder dan hij oorspronkelijk wilde. Iedereen wist ergens wel dat je
eerst vele dagen zwartsel moet slikken voordat je je stoel aan tafel
kan schuiven om een overheerlijke maaltijd te krijgen.
Voor wat hoort wat.
De herberg was nederig, de baas ook. Met zijn veel te kleine armen
wenkte hij de man met het touw, heette hem hartelijk welkom. De
anderen hadden veel vreugde over gister. Toen was er de toets van
azijn. Een walm van bittere zelfverheerlijking werd opgediend. Enkele
karkassen hadden ervan gesmuld. Daarna zat iedereen te wachten
op de dag van morgen: dan zou de zakelijke touwman komen om de
eindjes aan elkaar te knopen.
En nu was het dan zover.
Iedereen kreeg les in ademstoot. Gekneld tussen de verveelde lach
en de valse glimlach stierf je dagen voor de zwarte korrel bij jou was
gezaaid en werd je een vlezige, bolle doos.
Die doos was zijn slepende zaak.

Wat een raar verhaal.
Sorry.

Stroom

Dwarrelman, 2015, computertekening

x-2015_dwarrelman_ct

Egovriend

Ik weet niet waar mijn huis en tafel volgend jaar staat om deze tijd.
En dat is maar goed ook, zo blijft het leven vol verrassing zitten en
kraait de haan niet naar zijn doos vol treurnis.
Liever laat ik de wakkere knuppel in het hoenderhok waaien.
Het dak en de muren stromen vanzelf een keertje weg om ergens
anders weer met veel beringde handen iets nieuws op te bouwen.
Soms wordt ik in mijn oude ik opgeblazen wakker uit een droom van
de laatste zware loodsen. Ik tril dan nog een kwartiertje na en dan
weet ik niets meer van die dromen, dan doe ik gewoon verder.
Ik herinner mij de liefde, de getekende gevechten, de eenzaamheid.
Het is verleden, sissende bloemen, gingen groeien. Op mijn bevel
reed ik verder. Ik jaag naar nieuwe letters voor mijn verhaal. Doop
me in vrije muziek. Overal stroomt mijn oog en oor. Laat nu de
lavendel maar geuren!
Ik zal de kracht van water en aarde zo goed mogelijk doorstaan.
Voor aangeschoten wieken is nu geen plaats.
Luister: ik heb honger!
Hier gaat het tenslotte om: eten om niet gegeten worden.

Stil

Spirito, 2015, computertekening

x-2015_spirito_ct

Donker type

gal verpest
de schoonheid van een meisje
blijkbaar woordeloos geboren
je hoort niets

maar ik zie die zwarte klont
donkere ijle stemmen
vermoeden zwanenzang
engelen trekken

gal verraadt
haar zang en drang
blijkbaar geluidloos
je hoort niets

gal vergeelt
de huid, leegstaand wit
op de hemelrand
trekken engelen

het is stil
je hoort niets

dat kan

Mist

Mr. Craque, 2016 computertekening

x-2016_mr-craque_ct

Onderweg

Hij lijkt te verdwalen tijdens zijn lallende strooptocht door een voor
hem vreemde stad. De straten zijn ineens niet meer zo recht als
vroeger. Overal liggen gebroken tegels, het is werkelijk lastig lopen.
Het voetvolk wordt gemakkelijk een held door niet (op) te vallen.
Af en toe zie je bedwelmde slapers als niet meer blatende schapen
scheef in portieken liggen: zij dolen niet meer rond.
Zus of zo komt van een te vol toilet, roept een bordeelwoord en wordt
verder rondgedragen door hossende aanverwanten. Zijn broek vlekt
donkernat.
Dollars en dukaten vliegen in het rond, er wordt veel uitgegeven. Het
grote vermogen moet klein worden.
Alles wat stoffig was krijgt er vet van langs. Brallerig gezang tanden-
knarst niet, het vindt zijn smakelijke, dubbele woorden.
In deze tijd moet je niet alleen de zin naast de onzin bewaren, je
moet ook nog bedaard in beide blijven geloven.
De conversatie, zeg maar geklets, valt als een pot erwten in je oor.
Het vage gekeuvel van vroeger is ver weg, zit achter een dikke deur.
En dan, dan klim je langzaam de steile trap op, om voor altijd in de
mist te verdwijnen met je oude, houten kop.