Goudvissen

Alles komt goed, 2016, boek 115, pagina46

2016_b115_p46_alles komt goed_k

Om te onthouden

Iemand glimlachte nooit, keek wel uit.
Zelfs als anderen het voordeden, kwam de droevigste glimlach ooit
naar voren. Voordoen werkt meestal averechts. Zeker bij hem.
Ze zeggen dat hij vroeger te veel door zijn vader werd geslagen.
Die moest zich een paar keer per week uitrazen. Iets in hem viel
van binnenuit aan. Hij kon het niet stoppen, de zoon moest het
ondergaan.
Zijn moeder, die ook geslagen werd, zei steeds dat we vooral blij
moesten kijken als vader er was. Dan deed ze die beroerde glimlach.
Het zag er zo echt uit dat je direct geloofde dat het zou gaan helpen
om de vader week te maken.
Maar het lachen was de zoon inmiddels vergaan.
Binnenboord boosheid!
Op een dag nam hij wraak.
Zijn vader was gek op zijn goudvissen. Hij gaf meer om die rond-
zwembeestjes dan om zijn gezin. Uren lang kon hij er naar kijken.
Hij praatte er zelfs mee. Lange verhalen over zijn werk. Hij vertelde
ze hoe goed hij was, wat die en die had beweerd en wat hij dan
weer daarop had gezegd…..

Toen vader thuis een keer kwam lagen de beestjes voor dood op
de vloer.
De zoon zei dat vaders verhalen te sterk voor die arme beestjes
waren geweest en dat ze het niet hadden kunnen verwerken. Acute
hartstilstand was het gevolg geweest. De dierenarts had het zelf
gezegd, hij kon niets meer doen. De arme beestjes dobberden
wezenloos boven in het heldere water. De zoon had ze toen maar
uit het water gevist.
Vervolgens riep hij de kat en zei: Hier voor jou, ’t is vrijdag!
Dat was smullen voor het beestje.
Iedereen glimlachte warm, behalve de vader.
Hij heeft daarna nooit meer gesproken of geslagen.
De rust was weergekeerd.
Alles komt met wat geduld altijd goed.

Korreltje

Gordijnman, 2016, computertekening

2016_gordijnman_ct

Moeders kind

Ik kom hobbelend het schemerig gehucht binnen.
Een bleke, slungelige dorpsjongen rent me opgewonden tegemoet.
Zijn behendige gestalte doet me denken aan een hert.
‘Ons moeder heeft de thee al klaar staan ‘–  roept hij wild.
Het is duidelijk wat de bedoeling is, we stappen uit en gaan naar
binnen, waar moeder inderdaad klaar zit voor ontvangst.
Er hangt een druilerige lentekou in de kamer. Je verwacht ergens
openstaande deuren, de gordijnen hangen half dicht.
De dorpsjongen klimt tegen zijn moeder aan. Eigenlijk is hij daar al
lang te oud voor, ik schat hem zeker twintig. Je ziet het zo, dit is
een moederskindje en moeder vindt het best. Heel best.
Dan krijgen we thee, dampende thee. Geen koekje.
Niemand zegt wat, niemand vraagt wat. De stilte heeft dikke benen.
Ik zoek naar de grot van de echo’s en probeer het familiegeheim te
doorgronden.
Dan valt mijn oog ineens op een geborduurde merklap met een regel
tegeltjestekst: Hemelhoge bergwanden liggen in mij als een korreltje
zand.
Ik schrik niet, ik word er onverwacht blij en warm van.
Ik drink mijn thee uit de kom, bedank moeder en zoon voor de grote
gastvrijheid en hobbel weer verder.
Buiten zie ik dat moeder de gordijnen nu helemaal dicht doet.

Leven

Het loophoofd, 2016, computertekening

2016_het loophoofd_ct

Bolleboos

Hij kon ontwaken met de snelheid van het donker. Vond zichzelf een
dichter. Schreef alleen voor volwassenen.
Vaak had hij het over de tijd. De tijd kwam altijd aantikken.
De tijd wist alles. De tijd was blij dat hij schreef.
De vorm van zijn lichaam sprak voor zich. Hij was een bolleboos.
Bol en boos.
Soms maakte hij zich kwaad en zei dan: Mijn doel is om het geslacht
te herstellen. Zie jezelf niet als onderdeel van een probleem, maar
reik over de grenzen heen…
Dat was ergens wat cryptisch. Zij die het begrepen spatten uit elkaar
van de loden leugens.
Dus waar ben je dan, vrij en radicaal, terwijl je in het donker zit met je
pupillen wijd open. Wat zie je?
Je ziet dat je op vele manieren geboren kan worden.
Iedereen is zo zijn eigen boom.
Je rilt en trilt.
Dat heet leven.

As

To see and to be seen, 2015, computertekening

2015_To see and to be seen_ct

De ziener

Het liefst keert hij zich van alles en iedereen af, zodat hij op een
dag als deze kan zeggen: niets kan mijn zachtheid nog bezwaren.
De helderheid van vandaag is dan de rust van de geluiden van de
volgende morgen. Alles blijft zo van goud.
Zou men zeggen dat er oorlog is dan zegt hij direct het is niet waar,
omdat dat niet past in zijn beleving.
Zijn zachtheid kan dat niet aan.
Eerder zal hij zeggen: Vouw je handen tussen de mijne en luister
naar me wat ik je te zeggen heb.
Met zijn zachte, sussende stem van een raadgever vertelt hij dan
dat datgene wat je wilt bereiken altijd achter blijft bij wat je in
werkelijk bereikt. Zo is het leven nu eenmaal.
Je kan niet volmaakter zijn dan je al bent. Leef je leven regel voor
regel. Bovendien: het mooiste gedicht kent vaak weinig regels.
En als je dat dan weet, wat dan? – zul je je afvragen. Als je dat
ooit voelt of bedenkt, heb je dan nog wel vreugde, geeft je slaap
je dan nog wel rust?
Dan ben je jong zonder jong te zijn en wordt je ontevreden oud,
zou de ziener gevat zeggen.
Zo zie je maar weer: het weinige wat men zegt zou beter niet
gezegd kunnen worden.
Bij te veel hardop praten luisteren immers alle oren mee.
Luister liever naar de stem van de bomen, hun geruis praat lief
met het geluid van de kabbelbeekjes.
Kortom: fantasie is de as van alles.

Wens

St(r)andbeeld, 2016, boek 115, pagina 38

2016_b115_p38_st-r-andbeeld_k

Kinderlijke wens

Ik kan ook kort zijn:
Draag meer vuur aan!
Draag meer water aan!
Wij zullen branden of verdrinken,
nadat we zijn versmolten.

Rietje

90 Graden familie, 2016, schets

2016_s_90 graden familie_k

Gezin gezien

Midden in de stille nacht lag ze op bed met haar ogen dicht, ze kon
de slaap niet vatten. Ze wou te graag en dat moet helemaal niet.
Het was helemaal onzin te bedenken dat ze zichzelf met grote wil
in slaap kon toveren. Dus daar lag ze dan in halve toestand tussen
waken en slapen.
Ze hoorde van alles.
Het meeste kwam voort uit de rest van die dag. Ze had echt meer
moeten zeggen op talloze momenten. Gewoon de wind van voren
laten blazen. Maar ja, ze mocht zich er niet mee bemoeien, ze moest
haar mening voor zich houden.
Inwendig kookte ze. Vader en dochter zaten de hele dag vreselijk te
bakkeleien. Vooral de dochter ging luidruchtig te keer en dan kon hij
natuurlijk niet achterblijven. Ze waren te veel gelijk, gelijke genen.
Moeder bleef mooi stil en liet de boel lekker vastlopen, waarop zij
prompt alles over zich heen kreeg van beide ruziemakers. Het was
ineens haar schuld. De derde persoon is vaak de pineut.
Uiteindelijk kwam het er op neer dat iedereen apart ging slapen.
Ze viel pas in slaap toen ze bedacht dat haar man meer een bevend
rietje was in plaats van een vlijmscherp mes. Bovendien is er morgen
weer een dag waarop iedereen weer anders weet en doet.
Toch waren deze mensen erg aan elkaar verknocht. Hun ruzie maken
had iets positiefs. Wie voor het huis langsliep hoorde altijd een vrolijk
praten en lachen of anders klonk er wel een mooi dromerig muziekje.
door de muur.
Door de jaren heen werden ze steeds meer één.

Ster

Meubelman, 2016, schets

2016_s_meubelman_schets

Afgeschermd

Hij zei dat hij last van heimwee had, maar hij was natuurlijk
gewoon iets aan het verdringen, zijn wereld was voor altijd
geschonden. Heimwee naar wat?
En dan sta je daar.
Ondanks al zijn scherpe observaties en rake commentaren
bleef hij onderdeel van zijn eigen naar gevoel. Hij was geen
mooie komeet aan de hemel, nee echt niet, eerder een vallende
ster (gauw een wens doen!).
Zijn ster riep een sfeer van dreiging op, een nare aankondiging
of misschien zelfs een naderende dreiging. Catastrofale tijd.
Waarom hij zo vreemd omging met zichzelf is nog altijd een
groot raadsel. Tijdverlies.
Je zou zeggen iemand die zoveel heeft meegemaakt, juist beter
zou kunnen leven. Misschien hield hij te veel van Kafka met zijn
geleerd systeem hoofd en was de vereenzelviging vastgekleefd!
Hoe dan ook, het was toch jammer dat domme heimwee gevoel.
Het knaagt alles op den duur kapot.
En dan sta je daar.
Ik wenste hem dus meer ster, zodat hij weer meer verteller werd
in eigen verhaal. Hij moest zijn ster weer laten schijnen als een
heldere, briljante, lichtbrekende diamant.
Dan zal de nacht er elke nacht uitzien als een feestmaal.
Dan zal hij de priester zijn die in de ruimte rondgaat, terwijl hij
wijwater sprenkelt. De zege is met u! Dan verheerlijkt hij zijn
hemelse heerlijkheid en troost al het sneue sneuvelbloed op zijn
slagveld.
Hoe zo droevig? Hoezo zo bleek? Zijn hart slaat minstens 88.
Tenminste, dat vermoed ik. Ik zag zijn ster.

Harmonica

Het warme huis, 2016, bewerkte foto

2016_het warme huis_bf

De harmonica

Dat wilde ik weten. Nog voor ik ga.
Niet wie ik zal worden, maar wie en wat ik zal ontmoeten.
Hier was het te ingewikkeld geworden. Gewone dingen waren
zomaar vreemd. De ziel zat te diep in het vlees verborgen. Ik
kreeg geen antwoord, ze lieten me verloren staan op een lege
landweg. Dus rende ik met een heftig kloppend hart weg van hier.
Weg!
En toen kwam ik daar waar de zwarte hanen zwijgen. Daar waar
op iedere hoek een lantaarnpaal is. Het stortregende en toch hoorde
je nog her en der de kletsnatte vogels zingen. Opscheppers!
Dit was een plaats, geen gehucht. Hier hadden de geesten geen
kracht, ze werden te veel afgeleid. Af en toe rommelde de lucht in
een soort gezelligheid. Verre flitsen lieten de silhouetten van de
huizen zien, als je er snel bij was.

Toen oom Jan verscheen schitterden de plassen in de straten als licht.
Hij was toen al ruim zeventig jaar op aarde en nog lang niet moe.
Sterker nog: in zijn hoofd was het één en al beweging zonder vorm.
In zijn volle leegte had hij het razend druk.
Oom Jan speelde graag mondharmonica, iets wat hij had geleerd
van zijn inmiddels overleden oudste broer, die zo mooi op de rand
van het bed vakantiedeuntjes kon spelen.
In de houten vakjes van het muziekwonder liep soms wat water,
de toon klonk daardoor nog treuriger. De klaaglijke uithalen waren
zo hartbrekend, dat de regenstralen zich spontaan verstrengelden
en zo werd het ineens toch droog.
Later:
Oom Jan, in wie het proces van aftakeling al licht was begonnen,
werd steeds bleker door kalk en salpeter in de aderen. Hij kleefde
steeds meer aan de weg als hij een ommetje maakte. Traag tempo.
Als je van hem een portret zou maken kon je het doen met de
kleuren van knollen, citroen en witlof.
Uiteindelijk stierf hij, nog net geen honderd, in een open veld, zoals
Van Gogh het had gedroomd.
Op een veld en een akker is alles waar. Windvlagen ontstaan daar.
Soms hoor je in het huilen van de wind nog oom Jans harmonica.

Tijd

Overtrek, 2016, computertekening

2016_overtrek_ct

De zucht

Weg is weg!
Verdwenen in de onachterhaalbare tijd.
Niet treuren.
Geen weemoed.
Alles is een kwestie van tijd. Ja toch?
Weg is weg!
Daar praten we niet meer over.
Voorbij is het wijde landschap van de nostalgie.
Alle oude gedachten kunnen niet meer bestaan, ze zijn opgegeten
door een andere tijd.
Weg is weg!
Niets terughalen.
Zo’n teruggreep kan alleen maar beschamend zijn, is een uiting
van armoede: valse gedachten, valse sensatiezucht. Scherven
en stukjes moeten mooi zichzelf blijven.
Weg is weg!
Drooggelegde hersengrachten moeten niet bewaterd worden, ze
hebben hun eigen karakter gekregen en dat is al mooi genoeg.
Klaar dus! Je krijgt echt geen week hoofd bij uitval.
Wat verdwenen is heeft zijn plaats verloren.
Nodeloosheden hoef je niet te sparen.
Weg is weg!
En tijd is tijd. Tiktijd.
Alleen groot ontwikkelde estheten schieten vol medelijden en
zwemmen in eigen machteloosheid, zitten zwaar op de bedrand.

Onzin

Rookkamer, 2016, computertekening

2016_rookkamer_ct

Niets is wat er staat

Er was eens een dame die zich had voorgenomen een verhaal, nee,
een geschiedenis te schrijven, waarin alle eet- en drinkgewoonten
een rol speelden. Ook moest het over spijsverering en roken gaan.
Eventueel zelfs over seksuele gedragingen. Kortom ze wou er echt
veel tijd in steken. Het moest een groot, open boek worden.
Ze begon een staatje aan te leggen over haar slaapgewoonten. Alle
slaaptijden stonden keurig onder elkaar, met hoe lang, hoe slecht en
natuurlijk ook het belangrijkste: haar dromen werden breed verklaard.
Toen ze uiteindelijk vele schriften vol had geschreven viel het haar
op dat ze het niet meer interessant vond. Ze had alles al beleefd,
alles was overgegaan tot een soort droge kruimelkoek. Bovendien
was alles echt achterhaald. Niets was nog zo als het beschreven was.
Niets kon ze meer navoelen. Ze las eigenlijk heel veel onzin.
Nu zit ze steeds over haar verloren tijd te denken.
Soms wil ze op een onverwacht moment de politiek in.
Ik geloof niet dat er iemand op haar zit te wachten.
Politiek loopt ook altijd zo achter.