Oude kost

Nachthond (Tjoepie), 1997, tekening, 50 x 50 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Voorbij

Dit vertelde ik lang geleden aan mijn hond:
Meer dan dertig jaar geleden, op een dag als deze, ging ik fietsen
met ene H.
Ik was verliefd en wist niet hoe ik daar mee om moest gaan.
Uiteindelijk lagen we op een begroeide zandrug, zonder te praten.
We waren moe of deden alsof. Ik kreeg de zenuwen en mijn hart
vloog er bijna uit. We raakten elkaar (nog net) niet aan.
De meeste woorden bleven toegedekt of draaiden zich nog eens
om in een bedje van zachtjes mmm.
Toen heb ik de echte stilte gehoord.
Oorverdovend. Het was het hardste lawaai wat ik ooit meemaakte.
Ik dacht nog: open je armen, besta voor mijn part, maar mocht niet
verwachten dat zij hetzelfde zou denken en dan ook nog eens doen.
Waarschijnlijk sloeg ik ergens een symbool over. Er gebeurde niets.
Zij speelde de grote onschuld, in haar bloemetjesjurk, maar ik zag
wel degelijk haar boezem te snel op en neer gaan.
We ademden de koudste gedachte blijkbaar, we schuurden de lucht
met onze longen tot ijskristal.
Tenslotte: zogenaamd wakker worden, dan maar weer verder op
de fiets.
Met een hoek van negentig graden bulderen we de stenen van de
oude klinkerstraat. We zijn niet langer broos. Onze gedachten denken.
We leven nog steeds.
Kusje erop en zand er over.

Tijdelijk

Stilleven, stil even, 2008, schets

2008_PM_stilleven-stil even_k_schets

Nachtdenken

De lezer schrijft om te mogen klagen.
Hij vindt iets wel of niet en zegt hier heb je er één.
Die lezer zal niet bellen, hijzelf belt noch ontvangt. Hij schrijft het
liefst heerlijk klaaglijk.
De dichter zegt natuurlijk gelijk houdt daar mee op! Onmiddellijk!
Hij kan de merel niet horen zingen als er zo geklaagd wordt. Het
stilleven is te lawaaierig, waait heen en weer.
De dichter zet alles weer mooi recht en verknoeit geen woorden.
De klager moet een hart van steen hebben om zo blind en boos
te schrijven. Hij ziet niets uit onvermogen, is thuisloos thuis.
Het nacht-denken is niets voor hem. Dat doen alleen de vrijen van
geest. Die hebben aan één nacht nooit genoeg, zij willen doorwan-
delen onder het dekbed van blauw gebloemde bloemen.
De zomer schreeuwt een kleine verrassing en de nieuwe wending
die ons liefdesleven heeft genomen verrukt het geheim.
Toch vraag ik mij af: waarom duren zulke ontdekkingen zo lang?
(het antwoord is zoals altijd: onderweg of tijdelijk)

Poespas

Afraid of Maybe, 2013, boek 110, pagina 2

2013_b110_p2_afraid of maybe_k

Nachtman

Hij had er veel tijd doorgebracht. Vroeg zich nooit af wat er nog
verder in het leven was, omdat hij nu eenmaal slecht kon kiezen
tussen zijn vele ikken.
Dus besloot hij zich op te delen en gesplitst te functioneren. Dat
zouden meer mensen moeten doen – vond hij.
Anderen vonden hem een vreemde man met vele tongen. Hij had
altijd wel iets te zeggen, gevraagd of ongevraagd.
Hij was een patserige poespasverteller, die een hekel had aan het
woord misschien.
Als iedereen weg was veegde de schrijver alle weggedichte ikken
van de tafel, voelde daarbij kort aan zijn strot, want daar zat zijn
hart voor de mond. Het was een echte tic geworden.
Opvallend genoeg trok hij hierbij zijn eigen gezicht. Heel even maar.
Te lang zou hen niet goed doen, hij zou niet meer kunnen dromen
en dan was zijn leven waardeloos geworden.
Flarden van een droom kunnen hardnekkig door je hoofd blijven
spoken, alsof je het allemaal echt hebt beleefd. Voor opheldering
zou je dan je hersenschroef tot het diepste moeten aandraaien.
En dan weet je nog niks zeker omdat je weet dat er nog meer kan
zijn.
Hoe weet je fantasie van werkelijkheid te onderscheiden?
Die willen zich toch alleen maar vermengen!
Zo kan een charmant keffertje van een luchtbel altijd wel iets maken.
Hij doet dat expres, want hij is dol op goedkoop succes. Fortuinen
worden snel verdiend. Niemand neemt een speld om door te prikken.
Zo kan het gebeuren dat hij roem krijgt.
Omstreeks zijn dertigste is hij een auteur van naam, zij het dat die
naam, afgezien van zijn toneelwerk, op niet meer dan twee boeken
is gebaseerd.
Hij: Nu wist ik op mijn vijfde al dat je een heel leven aan één of
twee werken kunt wijden…

Albinowit

Grijze man, 2015, computertekening

2015_grijze man_ct

Rare bezigheid

Die dag begon hij rond te slobberen, het leek hem leuk. Vooral de
verbaasde reacties van anderen deed hem goed. Als hij vlak voor
iemand stond deed hij met een grote zwaai zijn jas open en zei:
kijk, de werkelijkheid kent geen schaarste om snel te vervolgen
met gulzig is mijn zichtbaar zwijn. Men deinde vol ontzag terug.
Ware schoonheid liegt niet.
De slobberman, driedubbel grijs en slecht geschoren, genoot
van hun schrikreactie. Tot de nederlaag van het avondrood bleef
de stakker zich herhalen. Floeps jasje open, floeps jasje dicht.
Steeds bleker werd hij door zijn afdekking, totdat hij zo wit was
als een pasgeborene. Albinowit is kwetsbaar.
Ik ben slechts vluchtig aanwezig wilde hij ook nog wel eens zeggen.
Dat gold niet voor zijn zwijn, zijn bezem, nee zijn plumeau, die
moest regelmatig luchten, die moest het schaamrood op andermans
kaken brengen. Het stralend laten schrikken was zijn grootste ding.
Kortom de slobberjak woonde in zijn eigen verwaande hut en
wenste dat zijn kwaal nooit over zou gaan. Eerlijk gezegd hoopte
hij nog eens een maagd te zien wegsmelten om hem te bevrijden.
Dan pas zou hij echt gelukkig zijn en voor altijd verdwijnen.
Sterven in een geopende jas, daar hunkerde hij naar.

Doler

Niet mijzelf, 2015, computertekening2015_Niet mijzelf_ctk

Hoofd

Hij was een droommens, een doler. De werkelijke werkelijkheid
was hem niet groot genoeg. Veel te saai.
En als hij geen droommens was, was hij vaak een engel in verval.
Zijn overbeladen kop verbleekte vaalwit door oplopende inspanning.
De afgrond voelde niet alleen dichtbij, maar wàs ook dichtbij.
Best eng.
Daarbij hingen de wolken als wolven boven de gebraden bergen.
Je moest echt leeuwenogen hebben om niet stekeblind te worden
door het lage, valse gebedelde licht. Onafwendbare orkanen hoorde
je verbazingwekkend snel aanvliegen. Dan is er echt geen tijd voor
geneugten in de toekomst. Je staat op springen en je slechtste masker
jubelt in extase.
Op zo’n moment wilde hij zich het liefst in laten sneeuwen. Al was het
alleen maar om wat af te koelen. Waarschijnlijk zou zijn overproductie
aan koel koud wit de verse sneeuw laten smelten om vervolgens als
roofzuchtige rivieren de aarde kaal te spoelen.
Zijn leven was best zwaar, tenminste zo zag hij het zelf.
Anderen vonden hem meer een weerzinwekkende vlinder zonder
vastigheid en lieten, waar mogelijk, hun baard groeien. Zo dachten
ze hun stemband uit te wissen.
Een mottige spiegel wist wel beter.

Stilzwijgen

Wachter, 2015, computertekening

2015_wachter_ctk

De kijkers

Zijn beroep is stilzwijgen. Wel zo handig op deze plaats.
Maar er komt een dag dat hij de wereld zal verstillen. Als men hem
echt ontdekt, dat doodgewone joch van de straat, dan zal alles in
een brede omgeving gaan veranderen. Wie weet wordt men blind.
Voorlopig ziet het er niet naar uit.
Hij geeft zich niet. Hij verschuilt zich. Wij mogen/moeten raden.
Alleen hij weet van zijn gave: hij heeft een diep troostende hand.
Niet dat hij er iets mee doet. Het is zijn bezit.
Wat doe je met zo’n stille knaap?
Die geef je een zaklantaarn in de vorm van een gloeiende roos.
Daar zal hij vast blij mee zijn. Denk ik.
Ondertussen zou hij het als nachtdier goed kunnen gebruiken, dat
is zeker. De nacht is mooi en geeft veel geheim.
Wie weet struikelt hij niet langer meer over de liefdespaartjes in de
bioscoop. Bij zicht stapt hij er gewoon overheen. Hij is de navigator
van de nacht.
Ver weg van die dromers uit het publiek zoekt hij zijn eigen lege stoel
en houdt zijn handen thuis. Een lichtstraal van de operateur zou zijn
stoffelijkheid kunnen verschroeien.
Er komen nog meer bezoekers, hij scheurt de kaartjes zwijgend af.
Zijn beroep is stilzwijgen.
Ondertussen wacht de hond.