Zondig

Neergestreken vrouw, 2013, boek 112, pagina 10

2013_b112_p10_neergestreken vrouw_k

Ritueel

op zondag aten we kip
vader het meest
verder zwegen we
naderhand moesten we naar buiten
om van de zon te leren houden
zei moeder
maar wij wisten wel beter

onze moeder moest strijken
en eerst haar ogen sluiten
om vader te laten kijken
deed ze haar ogen naar binnen
haar naaktheid kraakte de plank
zei moeder
maar wij wisten wel beter

hier is een dokter, zei vader
ik heb een dokter, zei moeder
maar ook dat was niet waar
om drie uur was er weer thee

Koppen

9 Portretten, 2010, A4 schetsen

2010_9 portretten_A4k

Proces

Ik kan er niet genoeg van krijgen. De koppen komen.
Er zijn twee fasen van elkaar te onderscheiden die niet bij elkaar
passen. De contouren willen niet samenvallen, ze draaien om elkaar
heen. Er is grote verwarring.
Niets is toevallig, alleen terloops. Ik ervaar het als een gemakkelijke
sluipweg, iets moet de weg banen door een vreemd gebied.
Een grensgebied is prettig.
Des te verrassender. Telkens opnieuw, als ik de ontdekking beleef,
is de lange in de geest afgelegde tocht bijzonder. Achter de wirwar
van mijn spelonken vind ik mijn nieuwe stijl. De illusie is opgewekt
en steekt scherp af tegen het voorbije verleden. Beklemming en ar-
moedigheid gaan vaak samen, dat laat je mooi liggen.
Het begint allemaal in het atelier. Mijn atelier, misschien wel alle, is
een labo voor microkunst. Voor alles is een oplossing blijkt steeds
opnieuw. De nieuwe werkelijkheid maakt alles anders. Dat is haar
wil of lot. Alles bestaat pas als het er is, als het in de ruimte resoneert.
Het zal wel een soort kringloop zijn: alles eindigt zoals het begint.
Ik geef me over.

Pruil

Clara, 2006, schets

2006_clara_schets_k

Saai

als jij ik was
en hier stond
dan was het enkel
om de neergeslagen ogen
weer aan anderen af te staan
wij kunnen maatjes zijn
om weer te kunnen verliezen

ik sta hier voor je
omdat ik niet met zekerheid besta
we reizen naar verre steden
om weer thuis te kunnen komen
de ziel danst zoals een bom
bijna een vlieg raakt

de verwelkomer kust
eenzelfde pruillip

Slobber

Iets met geel, 2014, computertekening

2014_iets met geel_ct

Rare ontmoeting

Die dag begon hij rond te slobberen, het leek hem leuk. Vooral de
verbaasde reacties van anderen deed hem goed. Als hij vlak voor
iemand stond deed hij met een grote zwaai zijn jas open en zei:
kijk, de werkelijkheid kent geen schaarste om snel te vervolgen
met gulzig is mijn zichtbaar geel. Men deinde vol ontzag terug.
Ware schoonheid liegt niet.
De slobberatleet, driedubbel bemand en goed geschoren, genoot
van hun schrikreactie. Tot de nederlaag van het avondrood bleef
de stakker zich herhalen. Floeps jasje open, floeps jasje dicht.
Steeds bleker werd hij door zijn afdekking, totdat hij zo wit was
als een pasgeborene. Albinowit is erg kwetsbaar.
Ik ben slechts vluchtig aanwezig wilde hij ook nog wel eens zeggen.
Dat gold niet voor zijn geel, zijn bezem, nee zijn plumeau, die
moest regelmatig luchten, die moest het schaamrood op andermans
kaken brengen. Het stralend laten schrikken was zijn grootste ding.
Kortom, de slobberjak woonde in zijn eigen verwaande nut en
wenste dat zijn kwaal nooit over zou gaan. Eerlijk gezegd hoopte
hij nog eens een maagd te zien wegsmelten om hem te bevrijden.
Dan pas zou hij echt gelukkig zijn en voor altijd verdwijnen.
Sterven in een geopende jas, daar hunkerde hij naar.

Stoffig

Doof, 2014, bewerkte foto2014_doof_bfk

Iets

Vroeger.
Alles was geweest.
Niets was gebeurd.
Langzaam verscheurde hij zijn volgetekende vellen. Het scherpe
scheurlawaai boorde diep in zijn oren, plantte zich voort in kippenvel.
Misschien…..misschien zou ik mezelf ook moeten schrappen – zei hij
– om zo voor altijd verdwijnen in het niets of moet ik even geen ja of
nee meer zeggen…….of……gewoon voor altijd doof zijn…
De snippers vielen stijf in de rieten prullenmand, daalden diep.
Zal ik een ander naam nemen? – vroeg hij zich af.
Hij ging voor de grote spiegel staan, maar die had geen last van een
loskomende tong en zweeg in alle talen.
Terugkomend op zijn stoffig eiland, zijn meest eigen jungle, zag hij een
afgebladderde tuin. Hij hoorde de kosmische muziek met ingeklopte hoop
en blatende beklemming: Goed – we wisten niet.

Nu weet hij misschien, of denkt dat gewoon alles niet anders, niet
nieuw, niet vers is. De ongekende betekenis leeft voort zoals het hoort.
Hergebruik laat zich voortdurend schaamteloos aanpassen. Utopisch en
toch niet ideaal.
Goed: we weten het en we laten ons bij de neus nemen.
Eindeloos, vandaar al het stof en al de rimpels.
Had hij maar een schaar of een wolkje.
Was hij maar een lange schaduw van een stoel.
De doofheid begint te komen.

 

Niets

Binnenbuiten, 2014, bewerkte foto

2014_binnenbuiten_bfk

Afdruk

Er was iets met haar. Je zag dat ze iets verloren had.
Het werd voor het eerst zichtbaar bij de lijn van haar kaak.
Haar kaak reikte verder dan ooit. Iedereen zag het, zij niet.
Als je het zou zeggen zou ze daar niets mee kunnen. Ze zou
verstrooid en glazig kijken, iets warrigs zeggen als: als je
horloge maar tikt onder de mouw van je jasje.
Je kreeg nooit echt antwoord of hoogte van haar.

Nu ik naar al mijn herinneringen zoek weet ik dat alles eigenlijk
vreemd is. Zeker achteraf. Pas in het donker krijgen ze kleur, dan
word ik niet meer afgeleid. Alle herinneringen worden dan ook
losser, alsof ik ze droom.
Misschien is dat ook wel zo. Of ik wil het zo.
Hoe dan ook, als ik me iets moois herinner dan zijn mijn stappen
zo licht dat ze nauwelijks een afdruk maken. Net genoeg om een
dun spoor achter te laten (altijd met de zon mee kijken)..
Dan is alles zo mooi. Dan liggen de schaduwen als splinters tussen
je tenen. Je zou er over kunnen struikelen als je niet oppast.
En nu draai ik me om zonder verder te kijken, zonder verder te
weten.
Het is mooi om niets te weten.