Leeg

Atelier Bremsingel, 1968, olieverf, 80 x 80 cm

 

MINOLTA DIGITAL CAMERA

De natuur leeft

Als een schilder leeggeschilderd is, rest een ongeschilderde leegte.
En als die ongeschilderde zich ontpopt….ja wat dan?
Dan was de schilder lui en gaf hij niet alles en was dus helemaal niet
leeg. Net als bij een ogenschijnlijke lege tube verf kun je, als je je
best doet, altijd nog wel een klein kwakje produceren. Hamer het er
desnoods met flinke klappen uit! Niet doen is zonde.
Maar in de verstomde, lege wereld zwijgt men meestal als het graf.
Het beste kun je dan de natuur gaan bezoeken, die zwijgt zo mooi.
Er gaat een min of meer genezende kracht van uit..
Ook is het plezierig te merken dat grote leegte geen details kent.
Geen bombarie van elektrische gitaren of het geluid van scherp
snijdende orgeltjes. De natuur haalt niet uit, de natuur is stil van
nature. De natuur heeft alles al verteld, ziet alleen maar.
Op zo’n stilte kun je heerlijk studeren en sjamanen als je er van
houdt. De liefde komt dan vanzelf om de hoek kijken.
Na een lange, slapeloze nacht zie je ineens zonder moeite de
schoonheid van alle grenzen en al snel laat je je heupen, borsten,
billen genieten van het meest frisse lentegroen.
De natuur blijkt heel kijkkleurig en fris te zijn.

Hondenhok

Breihuis, 2013, boek 110, pagina 12

2013_b110_p12_breihuis_k

Afscheid

Hij komt van het land met de mist in de greppels, waar het koude
stoom de heesters lieten rotten. Men zegt zelfs dat dit het land
was van de hees huilende honden, maar dat geloof ik niet.
In elk geval is het waar, of schijnt het waar te zijn, dat in dat botte
boerengehucht hier en daar, onder de vliering, dienstmeisjes thee
liggen te drinken in het bijzijn van hun spekvette baas.
Vreemd is het daar niet, het is een oude volksgewoonte waar de
boerin best mee kon leven. Tenslotte gaf het minder druk op haar
ketel.
Wezenloze stroken land worden bewaakt door schele kettinghonden.
Die hebben al zo vaak geknield en verdedigd dat de ogen scheef in
de kop zijn gaan staan. Hun koppen staan moe van ontbering.
Toen op die dag de man met de zwaaiende armen het erf op kwam
had niemand eerst iets in de gaten. Het dagelijkse melken heeft hun
blijkbaar blind gemaakt voor iets dergelijks. Hij heeft dus vrij spel.
Pas als de lucht verontreinigd wordt door een overbodige bliksem
zal men misschien het hoofd even iets draaien.
Goed, die zwaaiman komt dus het terrein op met een houding van
ik beveel, dus beveel ik. Ik laat spiegels barsten, geen lamp brandt
meer als ik mijn mond open doe. Die houding.
Kazan, de plaatselijke kettinghond, is wel wakker, maar ziet dubbel
van ouderdom. Hij bromt gevaarlijk, maar is bang en kiest voor zijn
hok.

Oud jong, jong oud

Noot of adem, 1998, A4 tekening

1989_noot of adem_k

Mooie woorden

Hoe oud moet je zijn om jong te blijven?
Waarschijnlijk moet je dan eerst het wanhopig verlangen uitzetten
en hardop zeggen dat taal en geloof belangrijk is. Pas in die wrange
machteloosheid levert je geest een bundel aangrijpende kunst.
Kunst hoort jong te zijn, jong van idee, niet van uitvoering.
Een niet uitgesproken conclusie is meestal van grote waarde.
Het zogenaamde modernisme moet worden achterhaald. Kunst is
zoiets als het verhemelte in de mond. Door die nadrukkelijke vorm
kunnen we de woorden zo uitspreken als we graag willen. Het is een
akoestische werkelijkheid, geen corruptie van het woord.
Een kunstwerk uit de mond vertoont iets wat  uitgesproken wordt,
het heeft het tijdelijke verlaten en is ineens monumentalistisch.
Anderen spreken natuurlijk van droomprojecties, slappe aftreksels
van het woord.
En graaf zo maar verder.
Als de lippen leeggeroofd zijn is het stil. Lekker stil.

Blauwe schijn

Blauwe kamer, 2014, bewerkte foto

2014_blauwe kamer_bf

In de nacht

Aan de oppervlakte van mijn herinnering drijft iets van de gouden
glans, die op het water ligt wanneer de laatste zonnestralen erop
schijnen. Ik zie mij als het meer dat ik heb bedacht en wat ik in dat
meer zie ben ik zelf. Ik weet niet hoe ik dat beeld of symbool moet
uitleggen. Wel weet ik dat het ergens met mijn grootvader te maken
heeft. Dat voel ik zo.
Misschien hoort het denken van zoiets wel bij de kwalijke dingen van
het denken. Wie met zijn verstand denkt is verstrooid, wie met zijn
gevoel denkt slaapt, wie met zijn wil denkt is dood, las ik een keer.
Ik denk met alleen mijn verbeelding, dus dat zit vast goed.

Hoewel mijn grootvader in hetzelfde jaar stierf dat ik werd geboren,
heb ik toch een beeld van hem. Hij komt regelmatig rondspoken,
meestal zie ik alleen zijn bleke hoofd. Dat zal ook wel met dat denken
te maken hebben. Heel enkel is hij slechts een schimmige schaduw of
een donkerblauwe weerkaatsing in het water waaruit algen opstijgen.
Als ik dan stil sta en kijk, gaat het water als vanzelf rimpelen en omdat
ik dan ga nadenken trekt de zon zich snel terug.
De natuur heeft zo zijn eigen eigenaardigheden.
Van alles wat gezegd of gezien wordt, blijft slechts de donkere nacht
over. Een nacht vol dode glans van de meren, in een kale, vloeiende,
natte en sinistere vlakte zonder wilde eenden.
Dit heb ik zo beschreven, maar niet gezegd, op 23 januari 2011.

Broer

De deur, 2014, computertekening


2014_de deur_ct

Binnen

Keek hij naar zijn broer, dan zag hij zichzelf.
Wandelden ze samen dan gingen de voetstappen gelijk op, alsof er
maar één persoon liep. At zijn broer, hij proefde dezelfde kost. Zelfs
als zijn broer een opmerking maakte dan was het net alsof hij het
zelf had bedacht. Zonder er over te praten droomden ze hetzelfde.
Kortom zij begrepen elkaar zoals broers dat horen te doen.
Toen zijn broer verkering kreeg met Manja kwam hij opeens op de
tweede plaats. Dat voelde vreemd, raar.
Met genoegen zou hij ook onder de rok van Manja hebben gekeken,
maar daar was geen sprake van. Het werd hem zelfs verboden. Het
alles delen was abrupt afgelopen. Men sloot hem uit.
Daarom werd hij een wilde binnenloper.
Hij ging met de vloer praten. Binnen praat het veel rustiger. Daar
woont alleen de ruimte en die heeft altijd een gewillig oor.
Hij bouwde zichzelf een vloerhutje en hakte wat hout voor het koken.
Als het hout slecht wou branden kneep hij erin. Liet het vocht eruit
sijpelen en zei dan: mijn broer heeft er zeker weer op gepist…
Daarna slachtte hij een tokkel-kippetje, fantaseerde over de poten
van het beestje dat zonet nog zo parmantig liep.
Een dag is zomaar om wist hij. Ook zonder gemiste broer.

Gekwakkel

Kunstenaarsperspectief, 2014, bewerkte foto

2014_kunstenaarsperspectief_bf

Aan het voeteneinde gebeurd veel

Ik ben er altijd van overtuigd gebleven dat er soms een vrouwen-
hand nodig is om iets zichtbaar te maken, zoals ik ook altijd ben
blijven geloven dat de draad van Ariadne alleen maar vuil-geel kan
zijn – schreef Cornel Bierens ergens eens.
Ik ben dat om de één of andere reden blijven onthouden, kon het
nooit vergeten. Soms zie ik iemand op staat lopen die daar aan
doet denken. Dezelfde gele broosheid. Beschadigd, kwetsbaar.

Laatst passeerde een bleke blonde vrouw mij en ik voelde dat zij die
ochtend humeurig naar het voeteneinde van haar bed had gekeken.
Zij volgde daar haar eigen verveelde blik, werd er niet vrolijker van.
Waarom doet zo’n vrouw dat ook? Waarom zwelgt zij in haar eigen
blik?
Zij had pijn. Was net geopereerd.
De chirurg had te laat gezien dat er iets mis was. Hij had de operatie
verprutst. Haastig werd een noodverband aangelegd. Kort daarop
kwamen een aantal specialisten fronsend aan haar voeteneinde staan
om de schade op te nemen.
Terwijl ze zo zorgelijk aan haar lichaam porden noemden ze haar be-
leefd mevrouw, was haar opgevallen. Het deed haar zichtbaar goed,
het was gelijk al de helft van de genezing.
Verder werd er veel gezwegen, alleen de instrumenten praatten.
Nu, na wekenlang gekwakkel, was zij weer thuis en deed voorzichtig
haar eerste stappen buiten. Frisse lucht doet goed. Verse zuurstof.

Dit denk ik dan als ik zo’n bleekneus voorbij zie schuifelen.
Zij is echt geen uitzondering, bij ieder mens op straat heb ik direct
een verhaal. Het gaat gewoon vanzelf.
Om moe van te worden.
Om blij van te worden.