Gevoelig

Schrijver, 2002, acryl, 30 x 40 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Soort leven

Achter het uiterlijk vertoon van zelfverzekerdheid vinden we een
gevoelig en verlegen mens. De schrijver legt in zijn boek eindelijk
zijn masker af.
Hoe beschrijf je een veelbewogen leven?
Hij begint goed: ik ben gezond geboren en mijn familie was nor-
maal. Als er iemand niet normaal was, was ik het. Niet normaal
omdat ik te gevoelig was. Iedereen is niet even gevoelig.
Even later: ik ben altijd vrolijk geweest, moet ik zeggen, ik was
een heel levendig kind. Het leven ontplofte pas tussen mijn
vingers doordat ik door mijn ouders vals werd beschuldigd.
Voortaan was ik alleen, ik splitste me in tweeën.
Hoe zag je je ouders daarna?
Schrijver (S): aan tafel, bij het eten. Mijn vader zat aan het eind
van de tafel, mijn moeder aan het andere eind, tegenover hem.
Samen eten was belangrijk geloof ik, het moest de indruk wekken
dat alles klopte waarschijnlijk, maar niks klopte.
Waarover werd er bij jullie thuis gepraat?
S: Eigenlijk nergens over. Ik kan me nu niets herinneren. Er was
een zekere afstand tussen mijn vader en moeder wat mij hinderde.
Mijn vader was behoudend, mijn moeder was ergens altijd op zoek
naar verandering. Dat laatste bleef bij pogingen, niets lukte echt.
Zijn je ouders uit liefde getrouwd?
Ja, uit liefde, dat moet wel, anders is het niet te verklaren. Maar
hun huwelijk was nooit zo gelukkig. Ze konden niet zonder, niet
met elkaar. Ze werden beide ontevreden, eenzelvig.
Had je al vroeg belangstelling voor literatuur?
Ja, ik las veel. Ik las vooral stapels geïllustreerde boekjes. Kreeg
er nachtmerries van door mijn te wilde verbeeldingen. Ik was zo
overgevoelig dat ik er ziek van werd. Toen mocht ik niet meer lezen
van de dokter, terwijl de ziekte aan logica lag. Ik zag alles in mijn
leven niet op een normale manier. Nog steeds trouwens. Ik begon
op een bepaald moment te slaapwandelen en werd steeds op tijd
vlak voor het open raam wakker. Mijn zintuigen slapen nooit.
Viel je nooit op straat?
Nee, ze haalden me bij het raam weg en stopten me gewoon weer
in bed terug en ik sliep verder. De volgende dag wist ik er niets
meer van, is mij verteld.
In die zelfde tijd ontdekte ik mijn seksualiteit, ik fantaseerde dat
mijn moeder een minnaar had. Het wond me op. Ze deden dingen
die ik niet kon weten.
Had je moeder veel minnaars?
Wie weet. Misschien wel, misschien niet. Ik heb het vaak in mijn
boeken beschreven, dus ik zal wel iets gezien hebben. Die mannen
waren altijd sportief, aardig, bescheiden.
Wist je vader ervan?
Mijn vader was levendig oud, ontkende alles wat zorgen gaf. Als hij
het had geweten, had hij het zeker voor zich gehouden.
Vond je dat normaal?
Nee, voor mij is niets normaal. Dat is mijn gave.

Misverstand

Deurkruk, 2013, boek 108, pagina 33

2013_deurkruk_bk108_p33k

Rare droom

Het was nog vroeg, ’s ochtends om half zes, de bel ging de klingel
bel en nog een keer. Vijf agenten stonden op een stoep, de zaklan-
taarns gevaarlijk in de aanslag. Ze smeten hem in een hoek, haalden
alles overhoop. De vrede van het huis sprak ineens rare taal.
Hij verzette zich niet, voelde zich niet schuldig.
Een smeris beet hem smerig in de nek. Hij werd afgevoerd.
Later bleek het een foutje te zijn, natuurlijk een foutje, dat is iets
gewoons voor hun.  Een klein incidentje was het geweest, hij moest
er maar niet over gaan klagen.
Waar was hij dan van beschuldigd vraag je je misschien af?
Hij had de vleespotten verjaagd naar zijn eigen woonerf en dat mag
niet. Hij had ook nog eens zijn kraag daarbij opgezet om niet gelijk
herkend te worden. Maar hoe je je ook inspant, de wind waait je
kleren met gemak weg, de regen sijpelt zomaar langs je lichaam,
je valt zomaar om als je even niet oplet en dan ben je er bij.
Tegen dit soort beweringen kun je niets inbrengen. Je kunt hoogstens
zeggen dat de andere kant niet spoort, maar zwijg liever, het zou het
nog erger maken.
Omdat het een klein misverstandje bleek te zijn werd hij naar huis
gestuurd.
Weer thuis leek alles rustig. Hij ging op de bank liggen, languit,
sliep snel in. De droom haalde hem in:
In een telefooncel staat een man te gebaren. Hij heft zijn vinger
tegen hem op. Waarschuwt met de woorden ik breek je! Maar hij
breekt niet, want hij kan niet breken, hij heeft het nooit geleerd.
Dus opent hij een deur. De kruk voelt kleverig aan. Hij zoekt een
richting en ziet in het half duister een meisje. Zij knielt snel als ze
hem ziet. Hij leunt op zijn beurt licht op zijn paraplu en weegt met
zijn hand het moment.
Een goed moment om weer wakker te worden.
Aldus.

Pruillip

Ontevreden man, 2013, boek 109, pagina 9

2013_b109_p19_ontevreden man_k

Mondjesmaat man

Wij waren allemaal te laat natuurlijk, het was een familietraditie.
Wij waren allemaal net even weg, wij leven in vreemde tijd.
Zijn deur staat altijd wijd open, dat moet gezegd worden en wij
vonden dat vervelend. Er werd te veel van ons verwacht. Zijn
eindeloze liefde beknelde onze lichtgeraakte zielen. Wij konden
niet aardig zijn en meneer een handje geven.
Omdat je namelijk altijd te laat was kwam je ook te laat.
Daarna bleven we net iets te lang, zodat hij al begon te knikkebol-
len. Ver in de verte voelde hij zich nog zeer gewenst, maar dat
kwam niet uit onze getuite monden. Wij wilden zien hoe hij zich-
zelf in slaap schommelde. Misschien zou hij dan wel ophouden te
bestaan door dat slapen en woelend wegvallen in duizend scherven.
Je weet maar nooit.
Iedere keer schrok hij dan met een diepe klap wakker, keek even
wild en verward in de nieuwe wereld om daarna gelijk zijn milde
glimlach trek weer aan te trekken. Deze man was onverbeterlijk lief.
Hij kon er niets aan doen, hij was zo geboren.
Echter:
Zou je een keer op tijd komen dan kwam je een andere man tegen.
Deze man hield niet zo van verandering. Dan zou hij gaan klagen en
gaan mopperen. Hij was zo alleen. Zijn vrouw was bij hem wegge-
gaan. Al jaren geleden. Het was ineens gebeurd. Hij had het niet
aan zien komen.
Wij zeiden dan kom op man, wat gebeurd is is gebeurd en daarom
niet getreurd. Waarop hij dan ging huilen en ruzie maken.
Kijk, daarom komen wij altijd te laat. Dan is het goed. Dan heeft
hij alle tijd gehad om al haar portretten te verwijderen.

Groen

Algenman, 2013, computertekening

2013_algenman_ct

Moment

in onze momenten van vreugde
denken wij soms aan onszelf
daar waar de slechte steen ligt
op de hoogte van ons hart
daar zal het even misten
daar groeit het welig alg
het groene groeisel wast
onze oren horen steeds minder

dus

als iemand nu eens geduldig
het beeld ging verklaren
zouden wij zeer geholpen zijn
anders is het beeld maar een beeld
en eindigt deze steen zijn weg
in onszelf, in ons algenland
dan schemeren we ons groen
tot de kleur grauwgrijs uitbloeit

Val

Pover Anima, 1987, bewerkte foto

1987_pover anima_bf

Haastige spoed op sokken

Steeds vlamt de vraag op had het niet wat anders kunnen gaan.
Op zich onzinnig. Iets gaat zoals het gaat, daar doe je niets aan.
O, op die manier.
Ja, op die manier viel ik een keer van mijn steile, uitgesleten trap
en maakte een rotsmak. Ergens viel het nog mee ook, want omdat
de trap een draai had bleef ik ergens luid kermend in de bocht
hangen.
Het vreemde was dat ik dwars door de pijn ook nog eens vreselijk
om mezelf moest lachen. Ik had mijn  eigen Comedy Capers figuur
geschapen en zag er gelijk het mooie van in.
Het mooie van Jan, mompelde ik dus met een vertrokken gezicht.
Ik hees me moeizaam overeind, strompelde op één been de trap
verder af en liet me voorzichtig op de bank zakken met het besef
dat het ook heel anders had kunnen aflopen. Ik had van mijn neus
ook een anker kunnen maken, om maar eens iets te roepen. Soms
heb je mazzel, soms verdien je die mazzel.
Daarna vond ik mezelf nogal zielig; de schemer kwam de kamer
in en verkleurde alles tot hetzelfde grijzer blauw als mijn flink ge-
stoten plekken. De buitenwereld werd een gat met zwarte bomen.
Vogels waagden zich niet meer in het weer. Ik deed de deur op slot
en bij het sluiten van de gordijnen moest ik mezelf vasthouden en
tegen mezelf zeggen ik hou van je om niet om te vallen.
Die dag stierf verder in mijn armen. Ik troostte me met de gedachte
dat paarden ook wel eens vallen al hebben ze vier poten.
Weer een dag voorbij.
Goed nieuws: daarna ben nooit meer gevallen.

Kluis

De tekenaar fotografeert, 1979, bewerkte foto

1979_de tekenaar fotografeert_bf

Tijdsbeeld

In mijn jonge jaren vond ik mezelf nogal vruchtbaar, maiskolven
groeiden uit mijn mond als teken van natuurlijke overdaad. Ik
kende geen heimwee en de kat lag op de keukentafel te slapen.
De wereld was in die tijd echt groter dan nu (wij roven te veel)
en heel het dorp giechelde om onze rare stadse fratsen.
Mijn liefde stond voor me in haar rokje en omhelsde me, het
zette mijn vingers in beweging. We deden ons huiswerk graag.
Nee, ik had geen heimwee, daar was ik te groot voor.
We konden alles aan, We Can Work It Out was onze leuze. Niets
was te veel. We hadden vrienden over en gooiden ons hoofd graag
achterover. Er was ruimte genoeg.
Pas toen de haren sleten, toen kwam het heimwee aanzetten door
de kieren van het heden. Het verraste ons, we waren er niet op
voorbereid, we schoten vol en staarden door het lege raam. Het
schokkende tekort aan geluk lag dampend voor het oprapen.
In de geur van het verleden weet ik dat. Daarom.
Soms heb je heimwee naar heimwee. Even maar. Het duurt nooit
lang, want in het oude jaar zit weer een nieuw jaar wat ruikt naar
de toekomst.