Vrees

Doodlopende weg, 2013, boek 110, pagina 53

2013_b110_p53_doodlopende weg_k

Het schrijvend gevaar

11 september ligt al weer achter ons en nee, er vond geen nieuwe
aanslag plaats. Wat velen vreesden is weer niet gebeurd, zeggen
vele onnozelen. Hoe moet je je tegen dat soort gewauwel wape-
nen? Men herdenkt het vrezen blijkbaar graag. Wat men vreest
gebeurt immers praktisch nooit.
Ik snak meer naar andere verhalen, die zijn er ook, al is het in de
minderheid.
Zo is de leegte het gat dat God vroeger opvulde. De betekenis van
de dingen kwam vroeger van boven en nu is alles in eigen beheer.
De structuur is wel hetzelfde gebleven, alleen is de mens nu de
maat der dingen. Daarom is het ook zo fijn te schrijven. De litera-
tuur is een zingevings-substituut geworden. De dichters zijn nu de
opruimende moeders. Ze troosten waar onvermijdelijke pijn wordt
geleden, verzoenen zorgvuldig waar nodig is. Elk effect is daarbij
toegestaan. Het ooit valt samen met tijdelijk, is dus tijdloos.
Geleidelijke verschuivingen leveren veel verhalen op. Herkenbare
gebeurtenissen lijken mythologisch. Men zingt zich vreemd in. We
zijn ons eigen vreemdeling aan het worden en zeggen het ritueel
begrijpt ons niet. Citaten worden als slechte teksten gevoeld. Kennis
heeft geen enkele betekenis. Alleen het onbekende terrein blijft groot.
Ik ben blij dat ik nog uit de tijd kom van passende metaforen. Mijn
gedicht kan nog breken door een plotselinge verschuiving. Wanklank,
ruis en overbodige details ontregelen graag, maken nieuwe verhalen.
Ik overleef het met groot gemak en denk razendsnel.
Zojuist stond ik nog in een bos, nu ben ik bijna prettig richtingloos.
Ik kan me amper beheersen als ik iets voel, maak me snel gereed
voor een goedbedoelde ontmoeting.
Kwade tongen zeggen dat ik heimwee heb. Ik zeg dat dat niet kan,
ik heb het platgebrand.

Lief

Vastgehouden diagonaal, 2013, boek 109, pagina 88

2013_b109_p88_vastgeh.diagonaal_k

houvast

ik heb een lief
hij heeft warme handen
ik heb een man
hij is een dode dichter
ik heb een buitenboom
hij wil niet binnen zijn

ik heb een klein gebrek
zoek een dokter
anders barst ik open
als een peul in de zon

de dokter vertelt
enkel mooie verhalen
doet poeder in de doos
allemaal leugens en verdriet

Engel

Verkochte fluistering, 2013, boek 110, pagina 68

2013_b110_p68_verkochte fluistering_k

Het bed

Klaas ligt op zijn harde bed en luistert naar de nachtgeluiden.
Als hij zijn oren nog meer spitst hoort hij iemand. Het zachte stem-
geluid van iemand. Het raam staat op een kier. De ademhaling is
dichtbij. Toch is hij niet bang, zijn hond is waaks.
Het ietwat vuile gordijntje wappert licht. Hij ziet af en toe een flard
lucht. Als een haastige maan plotseling voorbij schiet, gelooft hij
dat het engelen zijn, die van verre landen hem iets komen brengen.
Engelen reizen via de wolken, weet hij.
Hij sluit zijn ogen om nog meer te geloven. Een stukje witte wolk is
vast komen te zitten in zijn vensteropening. Of is het toch een engel?
Dan moet die verdwaald zijn, vind hij, wat engelen komen alleen
maar bij goede mensen, zei zijn moeder altijd.
Het witte wolkje schuift de kamer in en betast de wand alsof het
verdwaald is, blijft ergens als een zichtbare fluistering hangen.
Zijn vader duwt de slaapkamerdeur open en komt binnen. Nu wordt
het nog enger, zijn hart begint zoals de vorige avonden nog sneller
te kloppen. De deken wordt weggeschoven. Hij voelt de koude hand
van vader al op de borst. Het bed kraakt.
De gehangen engel is hem gesmeerd.
Achteraf strijkt vader een lucifer af om een sigaret te roken.
Beneden bij het raam heeft de hond de engel gepakt, dood gebeten.
Hij dacht dat het een duif was.
Misschien was het een slechte engel, die mensen bang wil maken.
Klaas doet zijn ogen weer dicht. Nu zijn vader is geweest is hij niet
meer bang om in slaap te vallen. Bovendien zijn duiven geen engelen.

Onrust

Eigen afkeer, 1980, bewerkte foto

1980_eigen afkeer_bf

Twee foto’s

De lucht is aan de koele kant vandaag. We houden het net droog.
Ik voel me onrustig, ga naar buiten. Alles om me heen is mooi.
Ik ga naar een expositie van een bevriende vriend. Hij maakt foto’s
van zichzelf om niet te verdwalen. Wat hij laat zien ken ik niet. Toch
maakt het me blij. Zelfs met dit koele weer.
Ik leer van zijn beelden. Het zijn liedjes die ik niet ken, maar toch
kan zingen. Wonderlijke vriend!  Alles gaat over liefde, dat is bekend,
maar er is ook geluk en trouw. Ik wil weer weggaan, maar blijf staan
voor twee foto’s van iets weggedraaide hoofden. Het zijn zijn zaken,
het is zijn eigen afkeer. Het zijn zaken als melk die zuur geworden is,
of brood waar de schimmel op is gekomen. Zulke zaken.
Vreemd om daar bij stil te staan. Ik blijf lang kijken en vraag me af
hoe deze ontheemding aan de wereld afloopt. Er zit iets ongemakke-
lijks in verborgen. Het bakent een plaats af die niet zomaar een be-
ginsel van iets is. Het is een zelfbeeld van andere tijden. Een soort
bovenmenselijke transcriptie.
Hoe lang het duurde weet ik niet meer, maar iets in mij zei me dat
ik nu echt weg moest. Soms danst de ziel als een bom.
Buiten ruist de wind, er is geen enkele vogel te horen.

Luister

Overstekend wild, 1986, bewerkte foto

1986_overstekend wild_bf

Zweefmuziek

Muziek maakt alles anders. Dat is haar lot. Alles bestaat pas als het
beweegt, als het in de ruimte resoneert.
Geef je over aan die stroom. Stel je voor dat je langzaam smelt en
nog iets wilt doen wat je vreugde geeft. Schenk de wereld je ultieme
gave.
Wie zich in de wereld begeeft moet improviseren. De krachten van de
toekomst veranderen de ruimte. Je hoort Selten gehörte Musik. De
vogels fluiten mee, beekjes kabbelen sijpelend door.
Hoor, luister naar het ritme. Ritme betekent veranderen van centrum.
Het ritme zit in het verschil, niet in de herhaling als je goed oplet. Je
vindt steeds meer. Er is niet één, er zijn verschillende werkelijkheden.
Luister naar de late geluiden die je produceert, vergelijk ze met de
sonore realiteit die naast je zit. Laat je drijven en wordt het lot van
de wereld in je eigen handen.
Luister en voel. Het zal zich verspreiden als kringen op het waterop-
pervlak. Uitdijende oceanen eisen steeds meer aandacht op, geven
steeds meer eenheid aan de wereld. Alles wordt tenslotte plas.

Anders

Opera, 2013, computertekening

2013_opera_ct

Andere werkelijkheid

Hij kijkt graag vooruit. Zo krijgt hij hoop en is al het andere snel
geschiedenis. Zijn anders-zijn is een obsessie, een ziekte om aan-
dacht te krijgen. Zo kan je ook een bril willen, of een been in het
gips. Hij wil verzorgd worden en verlangt ongezond naar een pro-
these, maar hij is gezond en normaal en dan moet je het doen met
de dagelijkse saaiheid.
Hij vindt daardoor zijn ziekte in de muziek. Hij geeft muzikanten
een spraakgebrek door de grammofoonplaten sneller of langzamer
te draaien. Het achterste voren afdraaien behoort ook tot zijn
favoriete bezigheden. Hij houdt van de nieuwe kracht die het hem
geeft, de mens wordt half mens half machine, een soort opgelapte
perfectie komt naar voren.
Er is geen pathos in deze realiteit. Daar hebben we opera’s voor.
Dit is wel een persoonlijk, klein verhaal. Deze muziek leeft en maakt
elk mens verschillend. Aantrekken of afstoten, daar gaat het om.
Toen ik hem eens vroeg waar alles was begonnen zei hij na een
kleine aarzeling: de slaapkamer, alles begint in de slaapkamer. Daar
is de mens het meest vrij, de slaapkamer als laboratorium voor de
micromuziek voor een nieuwe tijd. De kamer mixt en remixt. Voor
alles is een mogelijke oplossing. Ieder maakt zijn eigen versie of
hoort wat hij graag hoort.
Tot slot is er nog troost: alles eindigt zoals het begint. De kleine
dood regeert, steeds opnieuw.

Koude schoen

Nieuw idee, 2013, boek 110, pagina 67

2013_b110_p67_nieuw idee_k

Helder

Hoe beschrijf je vijftig jaar handel in verbeelding?
Is dat hetzelfde als vijftig jaar slager zijn? Of vijf decennia lang
handelen in kantoorartikelen?
Als kunstenaar moet je helemaal niet met die vragen bezig zijn,
dat is voor anderen. Kunst is niet alledaags en verdient het dus
niet om zo behandeld te worden. Beschaafd verzet, plus een beetje
aandikken zou misschien beter passen.
De meeste kunstenaars die zich niet druk maken qua zichtbaarheid
hebben de maan aan de voet. Zij zien onzichtbare dingen en moeten
het verbeelden. Laten de stroom lopen. Dat komt door het volgende:
Ooit was er eens een jonge vrouw die haar schoen in een vijver wierp.
De volgende dag was het water bevroren. Hoe ze er ook aantrok, het
schoeisel liet niet los uit het ijs. Toen het uiteindelijk toch lukte gooide
ze de ijsklomp achter een magnolia boom. Daar hangt het nog tot
vandaag de dag. Vooral ’s nachts is het goed zichtbaar. Het is een
soort bevroren mond, die om het uur zegt dat hij een mensenvriend
is.
Op een avond wandelde een rokende man langs een gracht, verdween
om de hoek en keerde na enige tijd weer terug, de pijp nog steeds in
de mond. Soms wierp hij onderweg een blik omhoog. Hij scheen daar
iemand te kennen, maar in werkelijkheid zag hij naar de bevroren
mond. Het is maar voor weinigen weggelegd, de meeste mensen zien
niets. Ze zijn ziende blind.

Manke tijd

Luisteren, 2013, boek 109, pagina 87

2013_b109_p87_luisteren_k

Sprookje

Ik ken het gevoel dat je door een hele eeuwigheid door je eigen
oneindigheid van top tot teen terug bent. Je belicht jezelf en de
schaduwen rekken zich wonderbaarlijk lang uit. Wonderen van
spijt liggen dan op de loer.
Dan moet je snel terug gaan naar de juiste maat en niets kan
buigen. Van buigen komt knakken en dat wil je niet. Terug naar
de juiste maat is helemaal niet moeilijk, je loopt gewoon onzicht-
baar door je eigen schaduw heen weg. Niemand zal het merken.
En als je dan naar buiten bent geslopen voel je de sterrenregen
op je neerdalen. De sterren hebben een huisje voor je gebouwd
en brengen daar nieuwe doeken naar toe. Je hebt geen last meer
van de manke tijd en maakt het ene na het andere mooie werk.
Je levenslijn dicteert, jij volgt. Iets kan nooit te laat zijn. Je kunt
het overzien. Alles is meer dan een zilveren souvenir. Niets werd
verkeerd begrepen. Een slordige drukte houdt aan, het is iets
vrolijks, niet iets vreselijks.
Op zo’n moment moet ik aan mijn grootmoeder denken:
Tijd om tranen te planten, zou ze op zo’n mooi moment zeggen
om daarna voor een prachtige merel te zingen.
Ik ben weer kind, ik weet wat ik weet, teken met potlood een
houterig huis aan een kronkelpad en laat het grootmoeder zien.
Tijd voor thee nu, zegt ze om af te leiden, ik loop alvast naar de
koekjestrommel.

Hart

Wrong day, go back, boek 109, pagina 90

2013_b109_p90_go back_k

woorden

woorden schieten weg
als pissebedden op de vlucht
wij zien het
wij zijn daar
en zeggen niets
ik denk hoe lang nog
en wat blijft over
elke regel is te veel
sluit de ragfijne zinnen
ik meen ieder hart ding
jij zwijgt als de nacht
vroeger bloeiden we rozen
wat jaagt ons uit elkaar?

eet mijn woorden als een appel
en laat het klokhuis achter

Kruising

Boom der ideeën, 2010, bewerkte foto

2010_boom der ideeen_bf

richtingen

het zal best
dat vier sporen
twee wegen zijn

het zal best
dat een ruimte
doodloopt

het zal best
dat hier en daar
geschilderde natuur is

het zal best
dat de natuur
zich niet laat dicteren

het zal best
dat het meeste
zo niet alles
maar een idee is

het is best mogelijk
dat onderlangs
bovenlangs blijkt

het is best mogelijk
dat de zomer
gele pelskopjes geeft

het is best mogelijk
dat een projectie
meer dan echt is

het is best mogelijk
dat er wordt gezwegen
als brute knapen kappen

het is best mogelijk
dat een vlaamse gaai
zo niet alle schreeuwers
niets te zeggen hebben