Voorjaar

Craquelé kop, 2013, bewerkte foto

2013_craquelee kop_bf

Onder de blauwe hemel

Onder de blauwe hemel lijkt ze wel behekst. Haar twintigjarig
strakke lijf zingt een lied over een vogel van klei. Je ziet de
barstjes en nerfjes al. Als ze niet zoveel vertrouwen had in zich
zelf was ze allang van de aardbodem verdwenen of gewoon op-
gelost. Misschien was ze dan zelf wel die onverhulde, blauwe
lucht geworden. Dan zou licht, schaduw, klank, kleur niet meer
bestaan. Dan zouden groene vlammen heen en weer schieten
over het gras, hunkerend naar jou, bloem. Het vuur zou je wil-
len omhelzen.
Maar ja, het is niet zo, de warme wind waait hoogstens wat kleine
zorgen aan of misschien wat vreugde.
Als je nu pas ontwaakt, duw dan je raam ver open en zie hoe het
nieuwe licht rondvol verlangen is. De blauwe hemel is zwanger van
een nieuwe compositie, voor wie het wil zien.
De lente komt en zegt winter ga je even weg? Je gewatteerde jas
kan thuisblijven, je draagt de glans en warmte nu zelf. Alle zorgen
zijn bevroren, de winter neemt ze mee. Het voorjaar loopt arm in
arm de nacht in, twee paar ogen kijken naar morgen. Geen gras-
priet durft zijn eenzaamheid te bezingen. Klank is taal geworden.

Wakker

Experiment, 2013, computertekening

2013_experiment_ct

Links op rechts gevouwen

Je werd wakker en hoorde mijn stem.
Je ving stukjes natuur op en uiteindelijk waarachtig de hele na-
tuurlijke wereld. Dat was zo ongewoon dat het prettig was. Je
voelde mijn krachten, omdat ik beschreef wat ik beschreef. Mijn
hart huilt niet, maar ligt in een warm bed. Ik barst van het leven.
En wie leeft zoals wij leven?
Kijk, als je niet leeft, beweegt je gevoel ook niet. Dan wordt het
leven opgegeten door woorden, door drank. Dan blijft de rivier
ontzettend leeg. Dan ben je een schrijver die niet schrijft. Dan
zwaaien de wilgen een zacht gedag. Dan stroomt de schemering
vol niets. Dan wordt de doodlopende straat vertrapt.
En nu ben je wakker en hoort mijn stem. Je legt je hoofd op mijn
schouder. De magie hangt in de lucht. Zonder pijn geen leven.
Even later lagen we in het eens verwenste gras en volgden ons
vlees. Ik raakte je arm aan en je week niet terug. We leken wel
kronkelend klei. Jij raakte mijn heup aan, voelde tot op het bot.
De zee werd zee. Links werd op rechts gevouwen. We hadden lief
en eisten mooi weer tot we ons helemaal hadden verslonden.
Toen moest ik weg, zei je.
Onder de kruin van mijn geliefde acacia bleef je achter.
Je danste je tienerdans nog licht na.
Je draaide je niet op tijd om en verloor je hoofd.
Ik liep mijn weg en herinnerde iets wat ik was vergeten.

Oude gewoonte

Aangekondigd vertrek, 2013, bewerkte foto2013_aangekondigd vertrek_bf

Vluchter

Hij trok zich terug in het verleden, noemde het toch nieuw terrein
en voelde zich eindelijk thuis. De dagen en nachten daarna waren
goed gevuld. Gevuld met eigen-ik-engelen-geduld.
Hij zou zichzelf definitief uit de roulatie moeten nemen, om de
mensen te beschermen tegen zijn mooie praatjes.
Hij is een hart- en zielenbreker, een opportune kansgluurder. Hij
geniet als de ander bang wordt door zijn verzuurde wijn of be-
dorven vlees verhalen. Hij wil bloeien, anderen mogen misère.
Leg dat maar eens uit aan een te vroeg geboren fantast.
Hij weigert de dialoog in een probleem-besterde lucht. Het alsof
van vele jaren, is gewoonte geworden. Hij bokt de gebakken lucht.
En dan ook nog eens de hele nacht doorvragen hoe laat het is!
Irritant!
Ondertussen heeft hij geen geld, waarschijnlijk betaalt hij voor het
gebodene met gedichten. Hij kan goed schrijven over zwijgende
landschappen. Grote bomen doen daar hun wonderlijke verhalen.
Vreemd genoeg is hij nu vertrokken. Het bed was leeg en al koud
toen hij geroepen werd voor het ontbijt.
Op het kussen lag een kort briefje met: Hooghartige lui zouden
als eerste moeten sterven. Wat niet alleen vreemd was, maar ook
nog eens erg onaardig na de gastvrije ontvangst.
En dat is nu juist zijn ding. Onaardig gevonden worden vond hij erg
prettig, noodzakelijk.
Men zegt dat hij nu gestorven is, maar die wens zal hij zelf wel
verspreid hebben.

Mooi moment

Dode man (R.R.), 2013, tekening, 50 x 65 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Impressie

Dode man staat onder de tekening geschreven, maar is dit wel zo?
Het zou net zo goed over een ondergaande zon kunnen gaan.
Tijdens zonsondergang zijn de stralen die schuin op het aardopper-
vlak schijnen heel gelijkmatig verdeeld. Dat is een mooi moment.
Dus de titel had ook mooi moment kunnen zijn. Waarschijnlijk ook
beter verkoopbaar daardoor. Alles is tenslotte maar een idee.
De zonnestralen van het middaguur zijn weer heel anders. Het in-
tense licht laat de rotte aarde min of meer smeulen, licht en scha-
duw zorgen voor een scherp contrast. Pas als de zon ondergaat
worden alle lichtdeeltjes verzameld en in een grote zak gedaan.
Zelfs in het kleinste hoekje, waar normaal gesproken niemand
komt, is dan geen schaduwplek meer te vinden. Je ziet geen hand
meer voor je ogen, laat staan iets anders. Het spookuur heerst.
Bij zonsondergang laten de laatste stralen ook geuren na, geuren
van gedroogd beddengoed, stof of groene natuur. De oorspronke-
lijke geuren duiken op dat moment op. Het is alsof de geur een
gedaante krijgt, je neus raakt er verstopt van. Ademnood volgt.
Deze dode man doet me dus vreemd genoeg denken aan adem-
haling. Door de ademhaling van de mens wordt het cement van
eigen huizen dag na dag herboren. Vooral ’s morgensvroeg is dat
goed te ruiken frisse en koel geur van de mens is dan op zijn
best.
En later, na enige tijd, gaat de zon helemaal en tijdelijk onder.
De avondschemer is begonnen. De impressies van stralen spelen
hun laatste spel. Geluiden en geuren gaan slapen.
Morgen is er weer een dag van sterven.

Zure lucht

Schaamkind, 1992, acryl, 80 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Familiejuwelen

Eigenlijk heb ik het niet zo op familie.
Dat komt door verkeerd spel, verkeerde ervaringen.
Toen ik nog heel klein was rekte ik iedere ochtend bij het wakker
worden mijn armen uit, kneep mijn handjes tot een vuist en greep
dan heel vaak in de familiestront, dat als een hoopje naast mijn
kussen lag. Niet zo prettig en onbespreekbaar smerig.
De merkwaardig zure lucht van deze stront was so wie so niet te
verdragen en dat de geur bijna niet van mijn vingers af wou vond
ik helemaal misselijk makend.
Overdag had ik daardoor veel last van bijna niet te stelpen bloed-
neuzen. De ingehouden spanning moest kennelijk eruit. Men iso-
leerde mij dan in een apart kamertje, perste met geweld een steen-
koude sleutel in mijn nekje, scheurde oude lakens in flardenrepen
om het bloed te stelpen. Daarbij lag ik dan languit gestrekt op de
vloer. Niets hielp echt. Pas toen ik mijn rust weer had gevonden en
besloot dat het nu maar eens over moest zijn, hield het bloeden op.
Tot slot gaf ik mezelf dan een harde klap met mijn platte hand
tegen mijn schedel, iets wat ik van mijn grootvader had geleerd
als hij boos op zichzelf was en suizebolde dan de dag verder rustig
door. Zo was het best te doen.

Nu mijn leven voor drie kwart voorbij is heb ik mij er bij neer ge-
legd, de familie weet niet beter. Het is niet de mooiste kant van de
natuur zullen we maar zeggen.
Nog steeds kan ik mijn eigen hoofd goed raken.

Te laat

Zwaaiman, 2013, schets

2013_DR_zwaaiman_k

Het afscheid

Je bent te laat gekomen.
Voordat je kwam is zoveel gebeurd.
Nu sta je voor me en herkent me niet eens.
Je geeft me geen hand.
Ik heb werkelijk alles geprobeerd om je te bereiken, maar nu je
tegenover me staat weet ik niet meer wie ik heb achtervolgd.
We zijn vreemden voor elkaar geworden, ondanks mijn wind die
nooit ophield met blazen. We kunnen elkaar niet eens opnieuw
verlaten omdat we elkaar niet meer zien.
Je bent niet gekomen.
Je zag mijn zwaaihandje niet zwaaien, omdat je wereld te klein
bleek voor de mijne. Ik neem het je niet kwalijk, je kunt er niets
aan doen. Je genen werken niet echt mee.
Als je aan een deur moet trekken ga jij uit onmacht juist duwen en
zeggen dat een ander je heeft opgesloten. Je bonkt net zolang op
je ziel dat zij murw is en dan bloedt de wereld in rode vlekken door.
Je zegt dat de lucht zo rood kleurt door het grote kwaad.
Het kwaad neemt je. Het bezit je en maakt dat je niets meer bent
dan een verkreukeld bierblikje.
Tenminste dat voel je zo.
En dan is dat waar.
Maar het is niet mijn schuld. Ik zie wat ik al wist vanaf onze eerste
ontmoeting en heb het zo niet gewild.
Er komt teveel stoom onder je motorkap vandaan. Je ruikt naar ver-
schroeide olie. Ik kan er niets mee. Echt niet.
Vandaar dit afscheid zonder woorden.
We leven verder in onze eigen kleine besognes.
Kalm in het besef dat we niet alles onder controle moeten hebben.
Dat moet genoeg zijn. De nieuwe stilte zal kalmerend werken.
Andere werelden zullen zich vanzelf weer aandienen.

 

Glimp

Verkeerd bericht, 2013, computertekening

2013_verkeerd bericht_ct

Gesloten man

Hij leeft solitair, is moeilijk te benaderen.
Alle bewoners van zijn straat beschrijven hem als een zonderling.
Een echte, eigengereide kleinreiziger.
Ze weten alleen van hem dat hij een grote verzameling ansicht-
kaarten heeft. Mijnheer Porecs, zo heet hij, wil daar niets over kwijt.
Het zou hem kwetsbaar kunnen maken.
De verzameling, alles op alfabetische volgorde, is van hem, voor
zijn netvlies. Hoe je ook aan zou dringen op maar een glimp, je
krijgt echt niets te zien.
Het moeten ondertussen honderden dozen vol plaatjes zijn.
Het zijn zijn herinneringen, die laten zich niet mededelen.
Alles over zijn leven staat erin. Zo kan hij niks vergeten.
Vaak bladert hij de collectie door en knikt en mijmert even voor hij
verder gaat. Alles is van groot belang.
Een paar dingen wil hij misschien nog kwijt. Wat harde feiten.
Bijvoorbeeld dat er een keertje bij hem was ingebroken.
De inbreker had toen al zijn kleren meegenomen, terwijl er toch
meer waardevolle dingen voor het grijpen waren geweest. Zoals
zijn kostbaar talent.
Je hoort Mijnheer Porecs soms rare geluiden maken.
Ze gaan dwars door de muur. Onplezierige schelle kreten. Vooral
’s nachts.
Misschien is hij ziek of de weg wat kwijt.
Het zou zomaar kunnen, hij is niet meer zo jong.
Hij herhaalt dan vreemde, zachte zinnen zoals:
Niet repareren of Ga weg, zelfbenoemde engel…..
Hij heeft zich nu al langer dan een maand niet meer laten zien.
Zelfs geen glimp.
Wat te doen? Zou hij dood zijn en ergens liggen?
Moet de politie gewaarschuwd worden? Moet je niet even door de
ramen loeren?
Ach, mijnheer Porecs is een bescheiden mens, dus dat zal zijn stilte
wel verklaren.
Het blijft toch wat eng dat zwijgen van hem. We doen nog niets.
Nog niets.

Rode bank

Kamer, 2013-1980, bewerkte foto

1979-2013_kamer_real artist _dk

Het rood van de tijd

als de deurwacht diep in slaap is
keer je dan weerom naar mij
wat oud is laat zich omhelzen
de roos is rood en van deze tijd

als de deurwacht in slaap is
kijk dan terug naar de zakkende zon
wat verdwijnt verschijnt
de roos is rood en van deze tijd

als de deurwacht diep in slaap is
kom dan snel over de brug
schreeuw je liefde voor me uit
de roos is rood en van deze tijd

als de deurwacht diep in slaap is
schrik dan niet van mij
in mijn opengaan en bloei is
de roos rood en van deze tijd

Vet

Patatje oorlog, 2013-1998, bewerkte foto

1998-2013_patatje oorlog_bf

Fredje Fried

Ja, ik heb hem gekend, een dikke vette Belg. Ik heb hem zelfs
twee maal ontmoet. En hoe!
De eerste keer zag ik hem in de buurt van een frietkraam, uiteraard,
hoe kan het ook anders, het was zijn eerste huis.
Een andere keer maakten we samen een uitstapje. Zomaar, ner-
gens naar toe, ik weet niet meer precies waarheen, waarschijnlijk
naar de kust, Oostende zoiets.
Hoewel hij doorgaans in één adem genoemd wordt met mij, be-
tekende hij voor mij helemaal niets. Echt onbegrijpelijk die samen-
voeging. Zonder overdrijving ben ik veel groter, belangrijker, zeker-
der. Dat is geen overschatting. Bovendien was zijn woning echt
veel te klein voor mij. Liever bleef ik buiten staan.
En dan die eindeloze eetverdeling van hem. Onverzadigbaar leek
hij. Constant was zijn maag in oorlog. Het leek wel één groot
borrelorkest. De gassen hadden vrij spel. Alles werd willens en we-
tens zonder aarzeling naar binnen geschoven.
Nee, ik hoef hem niet een derde keer te ontmoeten. Mijn hoofd
zou zich dan zo schamen dat het waarschijnlijk zou ontploffen.