Boswandeling

Kind kind, man man, 1994, acryl, 100 x 80 cm

Vader, zoon

Toont dat je toont!
Naast al de verschillende houdingen die je toont hoe mensen
zich gedragen mag je toch de houding van het tonen niet ver-
geten.
Zoiets zei mijn vader tegen zijn zoon terwijl ze in het bos wan-
delden. Ik was toen nog te jong om alles te begrijpen en knik-
te alleen instemmend. Dat leek me althans het beste. Ik zou
voortaan altijd tonen wat ik te tonen had. Zeker ambachtelijk.
Wat je met veel inspanning levert is altijd de moeite waard
om naar te kijken. Het vergemakkelijkt het inzicht en inzicht
is of geeft handel.
Ik moest er aan denken door een werk wat ik zag op een ex-
positie. Daar wordt het tonen zeker getoond! En nog wel op
een bijzondere manier. Alle pronkstukken worden vergeleken
terwijl ze op zichzelf bestaan.

Gek

Gold touch, 2012, boek 103, pagina 40



Proces

Hij had het akelig vertrouwen mooi uitgelegd. Dat kon omdat
hij beschikte over waardevaste wilskracht. De mensen rilden
bij zijn verklanking van zijn walmend hart.
Zijn hondstrouwe mogelijkheden leken nog niet uitgeput, zelfs
niet in de huidige monocultuur. Hij leerde zijn hulpkrachten
zwijgen, zodat zijn zonnestralen meer effect hadden. Vleugjes
geduld maakten vrolijks dansjes en spoelden tenslotte van
zijn dij.
Omdat je nu eenmaal nooit zeker kan zijn van de mensen om
je heen kun je maar beter op je zelf zijn, scheen hij te denken.
Al hebben ze honderd keer gezegd dat ze van je houden, je
kunt er niet op rekenen. Op een volgend moment zullen ze
zich misschien weer bedenken als ze tijdelijk geprikkeld wor-
den door iets anders. Daarom maken we misschien ook afspra-
ken, tekenen we contracten, sluiten we huwelijken. En als het
dan toch mis gaat ligt het nooit aan jou. Ik heb geen fout be-
gaan, ik heb het goed begrepen, jij niet. Die houding.
Ik dwaal af, terwijl het zo mooi begon.
Hij was geen bitterman. Met vreugde getuigde hij zelfs een
soort waarheid:
Niets blijft ons bespaard. Alles wordt ons afgenomen.
Nergens is een veilig plekje. Iedereen is gek.
Breng daar maar eens iets tegen in.
Veel succes had zijn schrijverij trouwens niet. De laatste keer
dat hij iemand aan het huilen kreeg was niet met een gedicht
maar met een scherp gerecht. Te veel kerrie! Al na twee hap-
pen stroomden de tranen over de wangen.
Tussen twee happen door pufte het slachtoffer: het fijne bij
dit eten is dat je altijd zo opgelucht bent als het op is!
(gevolgd door een gesmoord snikken)

In broei

Dode dichter, 2012 boek 103, pagina 8

Gegeven

Als hij zong: hier ben jij niet, hier ben je niet, dan was hij er
juist wel. Waarschijnlijk net teruggekeerd uit de wolken van
eigen damp. Een ander woord wat aan hem kleefde was door-
bunkering, hij hield nooit op. Onverzadigbaar.
Sommige ervoeren deze man als een levende dode dichter. Ze
roddelden dat er niets meer uit zijn hand kwam en dat hij een
dode tak was geworden. En die is monddood.
Dat konden natuurlijk alleen maar oppervlakkige mensen zijn
die dat beweerden. Want in werkelijkheid was hij nog lang niet
dood of aan het verdwijnen. Hij was een zwemmer in een ver-
borgen zee, stagneerde hoogsten even en dat kan af en toe
juist heel gezond zijn. Zo verroest je niet.
Straks zal je zien dat hij met nog meer lef iets nieuws, iets fris
gaat lanceren. Nu staat hij in stand broei. Het bloed kruipt om
zichzelf in stand te houden.
Dan zal hij zeggen: ik ben een woord, ik ben buitennissig.
De dichter zal doordringen tot diep in de aarde. Men gaat met
aandachtige gezichten lezen, horen. Het oor zal nooit meer
loom zijn. De nieuwe uitgestoten woorden laten s’ avonds via
een maagd voor het raam haar licht vallen. Onder haar be-
sneeuwde toppen zal men in huilen uitbarsten, zodat de bo-
men beter kunnen drinken.
Het is een gegeven dat dichters gevoelige voeten hebben.
Zo houden ze goed contact met de aarde. De aarde weet
alles van ernst en ergernis, is er mee opgegroeid.
Ieder vermoeden is allang een eindeloze herhaling.

 

Weerklank

Keuzekop, 2012, bewerkte foto

Halve gare

Doorgaans geef ik mezelf de schuld voor mijn smakeloze
vruchten. Anderen mogen wel zeggen dat ze iets mooi of
fraai vinden, zelf doe ik dat niet graag. Maar toen iemand
mij vals beschuldigde van een houten kop, sloegen alle
stoppen door.
Ik voelde het lot in mijn handpalm gutsen. Onder de een-
zame mannenlamp krijgen dingen vaak een dubbele scha-
duw. Een schaduw die je bovendien ook nog steeds in wil
halen. Als student schreef ik daar al een gedicht over en
noemde het Paranoya.
Ik zal je de puberale heethoofdigheid van die tijd maar
besparen, maar het ging over een zeer nerveuze fietser
die zichzelf steeds maar inhaalt. Later blijkt hij gewoon
in de nacht onder de lantaarnpalen door te fietsen, die
hem die schaduwbeelden gaven (iets wat ik zelf als stu-
dent in het holst van de nacht, na mijn nachtwerk, vaak
beleefde).
Hoe dan ook, vanaf mijn kinderjaren zag ik iedereen op
hun rug. De logica daarvan ontging me totaal. Nu nog.
Mijn vader zei dat dat over vaderschap ging. Hij riep mij
op tot zoonschap. Ik moest hem volgen, maar deed het
niet. Liever keek ik naar een oude eik. Die bewaart ten
slotte alle winden en stiltes als een goed bewaard geheim.
Kijk, de meeste mensen vergeten boom tot boom. Een
weg zonder einde houdt dan niet op. Dan moet ik weer
komen met mijn gouden sleuteltje, anders gaat er geen
enkele deur open. Ik ontvouw nu eenmaal de geschiedenis,
tot voorkort nog een dicht, eenzaam lied.
Als leidsman loop ik recht naar voren en sla de vonken uit
de sneeuw. Mijn dubbele weerklank antwoordt in jouw
plaats, terwijl de donkere nacht tegen de wind in vaart.
Boomwortels krijgen mijn stroom, in je boomgaard wordt
het licht.
Aldus een halve gare.

Inlijsting

De blik, 2012. bewerkte foto

Eigendunk

Op de open plaatsen van je kladpapier is jouw handschrift
onherkenbaar voor een ander. Misschien sloot je te veel com-
promissen of luier je te veel in je leven. Misschien.
Terwijl je kalm of hysterisch in de bruine duisternis met alle
woorden een gevecht aangaat, lukt het je niet dat te zeggen
wat je wilt zeggen. Woorden zijn geen stukjes hout op een
schaakbord. Wat je schrijft is niet wat je aanraakt.
Misschien heb ik je ooit verkeerd begrepen, ging de inkt bui-
ten mijn pen. Dat kan zijn, maar ik heb nergens spijt van.
Als ik onderweg met woorden en zinsdelen je hebt vermoord
dan kwam het door mijn schrijftafel. Die doet mijn woord-
groepen, mijn zinnen en geeft mijn ideeën gestalte.

Een eigen inlijsting kan dus geen kwaad, ik ken mijn waarde.
Een hoffelijk onthaal duwt me ferm omhoog. Mijn onsterfelijk
handwerk kent geen broddel, hoewel ik weet uit de duistere
voorvallen van het leven dat schrijven nooit het leven is.
Schrijven is een vluchtmarathon.
Een wit, leeg vel is wat het is en hoort te zijn. Een pen en de
greep van de hand dat is schrijven. De pen hanteren daar
gaat het om, dat impliceert lijden en verblijden. Immers het
schrijven tilt het zwaarste rotsblok even omhoog voordat het
weer naar beneden valt.
Het schrijven kent geen wettelijk voorgeschreven metaforen.
Onderwerp en bijwoordelijke plaatsbepaling zijn vrij. Het enige
wat je als schrijver moet doen is in beelden te denken en niet
bezorgd te zijn omdat er mensen op het punt staan je te lezen.
Je moet je vuur belichten.

Spiegels

Verkoolde clown, 2012, computertekening

Leeg nieuws

Je kon de verkoolde geschiedenis gewoon ruiken. Je werd
door de omhoogkringelende rook gestreeld. Op die manier
werd de horizon schoongewreven van alle mensen.
Wij bleven alleen over.
Ondanks alle grijzigheid voelde ik de temperatuur van je
gezicht. Je wangen kleurden als vuur van een zelfontbran-
dende roos.
Ik kwam niet dichterbij, ik zou me misschien schroeien.
Mijn hartkloppingen laten het tweemaal gestorven maanlicht
in mijn keel zien. Het is bijna als sneeuw wat instort als voor-
teken van een groot geheim.
Je bent even mystiek als een zwaan.
Ik zou een gemeend gedicht voor je kunnen schrijven.
Maar ik doe niets, ik houd afstand. Je verlichting zou me
ontregelen. Het enige wat telt is de aftelling als een soort
hunkering, mijn verwrongen klaagzang.
De zoektocht, ik zoek nog het juiste woord hiervoor, voelt
niet alleen angstaanjagend, het is ook eindeloos mooi. Net
als jij. Of nee, niets kan zo mooi zijn als jij bent. Als ik me
met jou vergelijk ben ik verkoold deeg. Zou dat die rook, die
geschiedenis verklaren?
We zijn elkaars vlam, of ik zou dat graag willen.
We zien elkaars spiegels en plukken elkaars verwachtingen,
schrijven met elkaars meeldraden in een inkt van gemaakte
leegte.
Hoever is de omarming? Ik wil je plunderen, zingen van bloed
en vlees.
Ik hoorde dat je niet ongebonden bent.
Het murmelende maanlicht heeft het me zelf verteld.
Ik doe niets.