Fluistering

Influistering, 2009, acryl, 40 x 40 cm

Haar oor

Ze liep allang niet meer als een zestienjarig kind.
Een onwerkelijke wind had alles verwaaid. Ze kwam ineens overal terecht.
Haar machteloze ouders besloten het voorlopig maar wat aan te kijken.
Ze wachtten in de luwte terwijl de storm allang rondom floot.
Op zo’n moment krijg je de neiging om achteruit te gaan lopen.
Je ogen dicht doen en dan hard achteruit.
Achterstevoren tijd is veel overzichtelijker. Daar ligt de wijsheid achteraf.
Als een wonder leek de storm ineens te zijn uitgewoed.
Het was windstil klaar. Alles kreeg weer rust.
Dunne kleren voelden weer aangenaam, goed.
Toen hoorde ze een fluistergedicht in haar oor:

  nog wat

   ritsel en scharrel
en nog wat
   de wind is pas gedraaid
   dwaal en dwarrel
en nog wat
   je bent niet doodmoe
   beweeg en draai
en nog wat
   je lijf is hongerig nieuw
   vlieg en drijf
en nog wat
   je bent zo gretig vrij

Half plus

Half = half, 2012, boek 101, pagina 19

De nieuwe wereld van R.D.

In de samenzwering van de stilte hoor je weinig. Het is het gebied tussen vlakgom
en radeerwater. Alles lijkt vervangen door iets vaags. Het is daar stil. Half dekt half
af onder een dikke laag stof. Niemand weet meer waar hij aan toe is, de tanden
worden geel.
Pas als de werkelijkheid zich losweekt van de surrogaten en andere collages wordt
het pas weer wat. Legers van gemene gidsen, omringd door andere dwarskijkers,
vertrekken in een lange stoet. Hun slakachtige neuzen glimmen al lang niet meer.
Naarmate het oog weer de hand kan laten zien wordt het steeds bontere vlees
weer licht en smakelijk. Het levenssap laat zich niet van de wijs brengen en geeft
opnieuw de onbetaalbare handen nieuwe aanwijzingen.
Je weet van ooit wat rood doet, je loopt graag in het groene gras, je weet wat geel
weet, je blauw kan zwart zien. Als een kind niets krijgt heeft het alles. Uit vodden
schep je opnieuw goud. Half plus half is altijd meer dan vol.
Er wordt lokaal veel gesmoord door het onwetende niets.
Wat mij betreft mag de dove vijand mooi verbranden in de echo van de hete zon.
Als tafel en muur vol oprispingen zijn is het oneindig goed.
Gek ben je niet als je veel wilt. Je bent het wel als je er niets mee doet.

Wankelman

IT = IT = O.K., 2012, boek 101, pagina 35

Die avond

De schilder die niet schilderde bewoog alleen op gevoel, voor zover dat dan kon.
Hij werd opgegeten door zijn beelden. Zijn eigen hand was zijn eigen hand niet
meer. Zijn hand was een bakje geworden. Een holte waar je iets in kon stoppen.
Toch voelde hij nog steeds de gloed van eigen kunnen. Een gloed om niets mee
te kunnen doen is net zoiets als een lege rivier voor een vis.
De schilder die niet schilderde keerde langzaam, met moeite terug. Zijn voet
sleepte zachtjes. In de stromen van nieuwe schemeringen kwamen de beelden
opnieuw te voorschijn als goudsbloemen in de straat.
Alles kreeg een nieuwe, langzame tijd. Er was weer morgen.
De schilder die niet meer schilderde liep naar de andere kamer. Zijn ex-vriendin
zag hem wankelen, maar greep niet in. Ze vertrouwde op het oude, zijn geluk zou
hem verder brengen. Zij volgde hem en pas toen hij echt uitschoot en viel ging zij
naast hem liggen. Hij ging zijn hoofd op haar schouder leggen, keek gelukkig. Een
macabere magie hing in de lucht, die avond. Alles zonder kus.
Er is nog veel soep, zei ze bij het opstaan, ik moet nu weg.
Hij humde tevreden aan tafel en schilderde met grote letters IT = IT.
Daarna moest hij erg lachen, zonder om te vallen. Zijn ogen rolden flink, alsof hij
zich afvroeg of iedereen in het publiek alles wel had gezien.

Brutaal

Maria, 2012, computertekening

Blauwe droom

Lelijk is dat, zo’n nare droom.
Niemand zag wie ik was, niemand herkende mij. Ik was zoiets als wind geworden.
Wat moet je daarmee?
Toen ik geboren werd, ooit en toen, was de maan daarbij. Daarom ben ik zo graag
een avondmens. En als de avond om is, verheug ik me alvast op mijn dromen.
De zon verbleekt mijn werklust, ze maakt me buitengewoon sloom en alles duurt
dan veel te lang.
Overdag en ondertussen bespeelt mijn familie de gigant-harp van cactussen. Men
kijkt jaloers naar mijn grote hart. Ze lijken zichzelf op te willen blazen, terwijl zij wel
degelijk tussen het zelfde spek zijn verwekt. In diezelfde grote verdoemkamer, waar
de ramen stijf staan door de harde zonnestralen, wrong ik mijn bloem eens vermoeid
in een liefdesgedicht, een soort minnebrief aan Maria…

lieve Maria

wat leren woorden ons?
er zal altijd genegenheid zijn
kronkelend in een open wond
er zal altijd liefde zijn
meer dan duizend lullige luizen

brutaal geef ik je een zoen
jij mag kiezen waar en hoeveel
hoezo en waarom is niet meer

wat leren woorden ons?
er zal romantiek zijn
zolang de sokjes slobberen
er zal altijd liefde zijn
in meer dan duizend meisjesschoenen

lieve Maria
jij bent mijn grabbelton
onze hoofden spraken

Te heftig

IT = IT, 2012, computertekening

Schetsmatige ruimte

In deze fictieve, denkbeeldige ruimte is je bril snel beslagen, het ijsduister glanst
hier volop. De kleuren zijn hier zo heftig dat het qua gevoel lijkt op het rechtop-
staande haar van een hond die fors weggetrapt werd. Zijn huivervaten staan strak
en laten alle kleuren van de regenboog zien.
Soms denk ik wel eens dat als honden zouden kunnen praten het woordje nee
niet voor zou komen, honden willen altijd ja. Ook zouden ze graag de deuren hard
achter zich dicht willen slaan. Nu moeten zij het doen met een zwak, mager geblaf.
Dit is natuurlijk grote onzin.
Ik bedenk maar wat bij het zien van felle kleuren.
Misschien sprong ik wel net op tijd weg om geen leegloper te zijn en blafte ik me
na het knielen voor de drempel zo de ruimte in.
In dit vertrek verspreidt het gerucht slechts een uur, dan is zijn tijd al op. Dan
komt de jubeljammer en die heeft geen enkel oog voor iets anders dan zichzelf.
Op dit moment kun je beter je geheimen goed verbergen. Niet in deze ruimte, die
krijgt so wie so veel te veel aandacht en maakt gehakt van je voordat het woens-
dag is.  Beter is het om de ramen in de wolken eens flink open te schuiven en de
radio daarbij hard aan te zetten. Luchtgeesten houden van die elementen. Probeer
het maar eens uit.
Misschien is het nog anders. Misschien krijgt alles van binnen meer kleur omdat de
vlam van de wereld vergaat. Het is volop bezig dor hout te worden. Dor hout vol
geronnen bloed, doordat al het water van de wereld verdampt door grote hebzucht.
Je kan er netten vol mee vangen, als je de zeevogels even op zij duwt.
Met een hand vol liefde is het nog wel mogelijk het vergaan nog wat uit te stellen.
Tenminste als je daarbij alle bijtende tranen laat vallen.
En zo is het wel genoeg onzin.
Ik heb er dorst van gekregen.

Stofvrij

Verboden kus, 2012, computertekening

Censuur

Al ben je nog zo pasgewassen en strak gespannen, bij jou is het altijd zondag.
Hoe je dat doet is mij een raadsel. Je bent altijd smetteloos.
Als de pleinen nog slapen ben jij al druk verkeer. Jouw maagdelijkheid wacht op
iedere straathoek. Tenminste dat denk ik. Ik verwacht het met mijn honger-ogen.
Ik kan niet anders dan je aanhoudend aanstaren als een pop die stijf naar de wol-
ken ligt te kijken. Zo is de stad altijd anders vanaf jouw geboorte.
En nu, in de fragiel gewelven van de lente, zit ik wat in de ronde schemer te mij-
meren. Half op zoek naar de levensbron. Mijn weg is zacht, zachter dan het hart
van een engel. Ik ben tegen beter weten in denker geworden. Terwijl alles in de
kamer van vroeger goud en groen was, zie ik steeds minder kleur door de wild
slingerende klimop rondom.
Lachend weet ik dat aarde wakker is en de hemel slaapt, maar wie geeft het grote
licht aan de schemer?
Kijk, dan is het tijd om niets meer op te lossen en te bedenken dat de pudding van
het brein vol vage vlekken zit. Je bent verknipt als je dat wilt oplossen. Denk niet
zo door en bouw lekker voort op de verwarring. Die is zo groot en leuk dat je de
aarde vanzelf gaat verschuiven naar iets moois.
Nooit gesmaakte smaken herinneren volkomen stofvrij.