Binnenlucht

Franz K, 1985, A4, gemengde techniek

Flinke feiten.

Soms voel je je een minderheid in een minderheid. Je mist het missen en vergis-
sen. Het is ver weg van wat het juist wou zijn. Hoofd en hart zijn wild en heet,
links en rechts waren nog nooit zo verdeeld. Opgeblazen binnenlucht ontsnapt
zonder reden. Onaangename geuren verspreiden zich in de nieuwe ruimte.
Op zo’n moment heb je misschien het meest last van fysieke afkeer. Vooral afkeer
van intriges, diplomatie, geheimen. Je stoort je aan alles. Al die pretenties van alle
anderen kunnen je niet snel genoeg gestolen worden. Die hooghartige uitsluiting
kan je je niet voorstellen.
Je kunt het niet geloven dat het zo is. Dat iemand zo kan denken is onvoorstel-
baar. De wereld is ziek. Die mensen houden zichzelf alleen maar voor de gek. Zij
hallucineren maar wat. Collectieve onzin.
Vooral de zogenaamde grote kenners van het onzichtbare grijpen veel te snel naar
de pen. Ze kunnen het niet laten om ons hun geheimen te vertellen of te suggere-
ren en schrijven bovendien ook nog slecht. Het is ronduit stuitend dat iemand in
staat is om zoveel klinkklare onzin uit te kramen in een taal die hij niet beheerst.
De duivel schijnt zich niet te bemoeien met grammatica.
Je kunt die schreeuwers dus maar beter wantrouwen als lagere schoolmeesters.
Trouwens dat ze vreemd zijn is al erg genoeg. Eenvoudige optelsommen laten snel
hun fouten zien. Twee plus twee is zomaar vijf.
Wat moet een mens al niet accepteren om zich staande te houden.
Iedereen leeft met zijn eigen geheime agenda.
Zo is het toch?

Geest

Achter de berg is daar de appel,1996, tekening, 50 x 65 cm

Doorkijkje

Ik kom graag iets te weten over geesten. Niet dat ik er maar iets
mee opschiet. Misschien wel niets zelfs, mijn interesse is waar-
schijnlijk niets meer dan zuivere nieuwsgierigheid.
Maar hoe kom je aan dit soort kennis?
En wanneer is het de beste leeftijd om er mee te beginnen?
Het is een zoeken naar de speld in de bekende hooiberg, waarbij
er nog een extra handicap is ingebouwd: je kan alleen maar loeren
door een sleutelgat, waarbij je op moet passen voor de tocht.
Ook vraag ik me af of mensen langzaam aan tijdens hun leven al
geest worden en niet pas na hun dood. En worden geesten ook
ouder? En is dat dan per dag? Voor het gemak ga ik er maar vanuit
dat geesten bestaan, anders heeft dit verhaal geen enkele zin.
Geesten kun je niet zien. Ze bestaan voelbaar. De geest zit in de
geest of volgens anderen in de fles en daar moet hij dan vooral
blijven, anders zadelt hij je ook nog eens op met grote zorgen. Dan
is de geest een beest. Volgens mij is de geest niet groter dan een
lichtpuntje.
Als hij dat haalt is het op zich al een wonder.

Vergrijzing

Dog does not eat dog, 2009, acryl, 80 x 80 cm

De vrije hand

Hij weet niet meer wat er vooraf is gegaan. Echt niet.
Het zeurt al de hele dag in zijn kop.
Waarschijnlijk is er sprake geweest van nieuwe onzekerheden.
Een onaangenaam vacuüm volgt dan snel.
Even later valt het woord ‘vergrijzing’. Een heel naar, niet passend woord.
Een soort oude, vage zwart-witfoto daalt op hem neer.
Thuis is nu even ver weg.
Zulke toestanden duren nooit lang. Bovendien, als dat wel het geval zou zijn,
zou je het niet eens herkennen. Zo snel passeert de tijd je.
Onverhoeds en tegelijk dient zich een groot gevoel van geluk aan.
Zoiets kan je niet van te voren bedenken. Je zou het hoogstens misschien willen.
Een paar momenten lang kun je er even van genieten, daarna rest alleen de
herinnering, die tenslotte weer even grijs oplost in de toestand van ooit en te
voren.
In geluk woont ook een vernielende wekker.
De tijdelijke tiktak is net kunst: het is anderen laten voelen wat wij zelf voelen,
hen bevrijden van zichzelf door hun onze eigen persoonlijkheid aan te bieden voor
hun bijzondere bevrijding.
Zoiets, maar dan heel anders, stelt hij zich voor bij iets dicht benaderen. Als de ver-
warring en de onrust slaapt gaat de emotie vrij vertalen om je een zuiver leven te
geven. Het is constant op zoek naar de verloren kinderjaren.
Hij heeft de sleutel van de deur en liegt niet.

Telefoon

Geleend gezicht, 2012, bewerkte foto


Door het vlees

Ik bel naar een vriend, maar zijn zus neemt op en gooit de hoorn op de haak zodra
ze mijn naam hoort. Ze weigert met me te spreken sinds ik haar per ongeluk naakt
zag. Nou ja per ongeluk, ik deed voorzichtig een deur open die gesloten was. Het
is al vijf jaar geleden. Hoelang kan het vlees boos blijven?
Ik zeg nog net dat ik het later nog wel een keer zal proberen, het bellen dan, maar
ik hoor alleen een droge klik. Ik ben niet gewenst.
Uit verveling en ergernis speelt mijn maag op. Het is een heel concert. Pas als ik
andere kleren aantrek gaat het over. Ik durf nauwelijks te ademen, probeer aan
wat anders te denken en zuig mijn eigen warmte op. Dat helpt ook. Ik zuig mijn
geest vol positieve dingen, even geen oude narigheid meer. Niet meer verbranden
aan de telefoon. Ik zal mijn vriend een brief gaan schrijven. Dat is beter en ook
nog  leuker om te krijgen misschien.
Toch blijft er iets spoken.
Ik vraag me af hoe lang het duurde voor de zus van mijn vriend zichzelf mooi
vond. Want dat is ze. Ik vraag het aan mijn levende lijf en waarom ook niet?
Hoelang was zien niet weten? Misschien is zij ook wel zo’n dichterlijk iemand die
zegt: wanneer ik niet ben, ben ik de mooiste klanken, ben ik een vrolijk aange-
spoeld lied.

Ik ruim mijn vieze kleren op, doe ze in de groene waszak en snuit mijn neus.
Deze dag kan opnieuw beginnen.

Puber

Hortensia Boy, 2012, bewerkte foto

Rond de vijftien

De verkering is nog jong. Hij heeft een zee tussen zijn armen. Is als aarde. Zij is de
haven. Als het stormt legt hij zijn armen als een eiland om haar heen. Zij vind hem
een huis om in te stranden. Daar is een bed nooit te veel. Laat staan een tafel of
stoel. Eb en vloed gaan hier gewoon voorbij. Daar heb je ramen voor.
Daar staan ze dan. Ze zijn te jong om te weten, doen alsof droogbloemen volop
bloeien. Hun tafel heeft nog wankele poten. Hun brieven kleven als honing.
Waar eindigt dit?
Waar eindigt dit??
Waar eindigt dit kunnen ze niet weten, maar het eindigt wel, dat is zeker.
Ze zijn vijftien en duwen het pedaal stevig in. Zij grommen, zij glimmen,
zij zijn nerveus. Zij dansen op knetterende beats. Hun snelheid laat vage strepen na
Een onzichtbare hand duwt en trekt hun samen. Zij ontdekken bekende postzegels,
die ouderen al lang laten liggen omdat ze te dubbel zijn. Zij lachen vertederend,
zoenen nat. Hun lijm droogt niet op. Nog lang niet. Tongen haspelen voorzichtige
aftastwoorden, bevruchten het binnen. Vragen staat vrij. Voelen ook, al is het nog
er langs. Ze spatten net niet uiteen. Alles is in orde.
Zij trekt hem de struiken in. Het zonlicht verraadt alles. De stilte is luid.
Hij geeft zich over aan zoveel grootsheid. Lippen voelen voor het eerst echt als
lippen.
Dan is daar de nacht die alles wegpoetst, ze moeten apart naar huis. Nemen lang
afscheid. Zijn fietsbel klinkt nog lang door de straat.

 

 

Mirakel

Waterbloem, 2012, bewerkte foto

Die dag

Het mirakel komt eraan. Nu moet je niet wegduiken.
Het beste kun je dan doen alsof je een spontane niesbui krijgt. Ondertussen snuif
je de mirakelkriebel mooi op. Die zal er niets van merken, jij bent de enige getui-
ge. Je blijft stilstaan.
Spoedig zal de straatmuzikant langs komen om het wonder nog meer glans te
even. Hij zal ongestoord twee violen tegelijk bespelen. Op zich ook een wonder.
De melodie zal feestelijk  als een wingerd via je benen naar boven slingeren en je
oren binnen stromen. Je hoeft geen geld te geven. De muzikant is rijk van zichzelf.
Pas als de regen toeslaat is alles verzopen.
Naast je schieten andere mensen snel voorbij. Je moet weg vandaar, je zoekt je
woonblok. De meehollende massa braakt je uit aan de ingang van je portiek. Je
loopt de trappen op en sla de deur achter je dicht. Je kaken kleven van opgedroogde tranen.
Wat is dit voor een dag?