Rondkraaien

Achtergrondboom, 2004, 100 x 80 cm, acryl

Het bos is geen kantoor

Deze bomen absorberen ieder bewijs, maar houden hun oren dicht. Dit is
dus een bijzonder bos en geen waardeloze getuige.
Er klonk gestommel op een aangrenzende pad. Een donker silhouet drong
zich op in de bosopening. Het was de schoonmaakster.
Wat doe jij hier nog? – vroeg ze de meest dichtbije stam.
Ik verricht onderzoek – zei de boom.
???
Ik ben op altijd op zoek naar verzachtende omstandigheden – vervolgde hij.
Hebt u dan een sleutel? – wilde ze weten.
Boom: alleen een reserve, maar dat spreekt voor zich.
En toen klonk een jachthoorn en sloot de boom zich snel af.
Ander bomen omsloten als vanouds alle dieren.
Toen ging de telefoon. Heel vreemd. De werkster nam op. Ze zei spontaan:
Met kantoor onbekend……
Aan de andere kant van de lijn schreeuwde een valse kraai.
Alles werd zwart. Ongewenst zwart. Ineens was daar de nacht, zomaar in
dat bos.
Van de werkster is niets meer gehoord. Het schijnt dat kraaien daarna
nogal netjes zijn geworden.

Kort mooi

Onbedoelde dingen, 1996, boek 45, pag.63, 15 x 22 cm

Even echt

Een levende geliefde maakte een mooi gedicht.
Het was zo onverholen mooi verteld dat ze nog wel een maand kon
teren op verkregen heerlijkheid.
Kort daarvoor voelde ze zich nog een verlaten ziel, een onaangedane
spiegel. Ze was tijdelijk iemand die maar niet wakker wilde worden.
Maar nu, met deze heerlijke woordenman, glimlachte haar blos zonder
schaamte in de tedere lichtheid van het moment. Met grote passen,
de zijne, hield ze van hem. Vanuit de lucht hielden de vogels hun in
de gaten.
Ineens stond hij stil en maakte een grapje wat geen grapje was.
Hij groette beleefd en liep opgewekt fluitend van haar weg.
Zijn vlijmscherpe spot bekraste haar ziel.
De versteende, verliefde vrouw werd op slag blind.
Haar zoutbeslagen ogen lieten geen licht meer door.
De dag ging verder in eigen orde.
Het begon zo mooi. Even is maar kort.

Vrij

Some Night, 1998, 60 x 30 cm, acryl

Filosofische vertwijfeling

In een filosofisch twistgesprek over de vrije wil voelde ze zich plotseling
een eenling. Ieder ander leek een duidelijke herkomst te hebben, zij niet.
Zij was blijkbaar naamloos, zeg maar abstract, aangespoeld en liep nu
rond in iets wat afkomstig was uit het rek van een ander, meer niet.
Alles zei haar ineens niets meer. Totaal leeg, doof, levend dood. Woorden
op zich betekenen immers niets.
En zij, die anderen met hun recht op eeuwigheid, hadden toevallig wel
een complete geschiedenis. Haar kern bleef leeg, haar geest leek nog het
meest op een tot de draad versleten afgedragen jas. Totaal op. Koud.
Als de wil zo vrij is, waarom wil hij haar dan niet, waarom stikt ze dan
bijna in een split-second? De wil kiest dus wel degelijk en is onvrij.

Arm hoofd

Gebonden man, 2011, computertekening

Beschouwer

Vanuit een bepaalde hoek is er veel.
Hij had van horen en zeggen dat de mensen tegenwoordig niet meer
weten wat nu eigenlijk werkelijkheid is. Vooral de volwassenen schenen
daar veel last van te hebben. De voortdurende relativering had zo zijn
grote gevolgen.
Maar we hebben toch ons eigen blikveld – begon hij.
Inderdaad, we blikken aanwezig, maar daar is alles dan ook mee gezegd
in de simpele, overzichtelijke wereld. Daarbuiten gaat de werkelijkheid
als los zand door de vingers. We kunnen er van alles van zeggen of weten
maar iedere betekenis betekent ook weer niets en alles.
Een regering wist de oplossing: terugkeren naar de normen en waarden
van weleer. Dat zou de nodige vastigheid teruggeven.
Dat was te veel voor zijn arme hoofd en zodoende speelde hij verder geen
rol meer van betekenis. Werd een vastgenagelde beschouwer.
Onder de naam op zijn visitekaartje stond schuin gedrukt: post historisch,
alsof het een nieuw beroep was.

Snippers

Gemiste kans, 2011, computertekening

De schaduw

Alles was geweest.
Niets was gebeurd.
Langzaam verscheurde hij zijn volgetekende vellen. Het scherpe
scheurlawaai boorde diep in zijn oren, plantte zich voort in kippenvel.
Misschien…..misschien zou ik mezelf ook moeten schrappen – zei hij
– om zo voor altijd te verdwijnen in het niets of moet ik even geen ja of
nee meer zeggen…….of……
De snippers vielen stijf in de rieten prullenmand, daalden diep.
Zal ik een ander naam nemen? – vroeg hij zich af.
Hij ging voor de grote spiegel staan, maar die had geen last van een
loskomende tong en zweeg in alle talen.
Terugkomend op zijn stoffig eiland, zijn meest eigen jungle, ziet hij een
afgebladderde tuin. Hij hoort de kosmische muziek met ingeklopte hoop
en blatende beklemming: Goed – we wisten niet.
Maar nu weet hij misschien, of denkt dat gewoon alles niet anders, niet
nieuw, niet vers is. De ongekende betekenis leeft voort zoals het hoort.
Hergebruik laat zich voortdurend schaamteloos aanpassen. Utopisch en
toch niet ideaal.
Goed: we weten het en we laten ons bij de neus nemen.
Eindeloos, vandaar al het stof en al de rimpels.
Had hij maar een schaar of een wolkje.
Was hij maar een lange schaduw van een stoel.

Nachtwerk

Nachtboek, 2011, bewerkte foto

Nachtman

Hij had er veel tijd doorgebracht. Vroeg zich nooit af wat er nog verder
in het leven was, omdat hij nu eenmaal slecht kon kiezen tussen zijn
vele ikken.
Dus besloot hij zich op te delen en gesplitst te functioneren. Dat zouden
meer mensen moeten doen – vond hij.
Anderen vonden hem als een vreemde man met vele tongen. Hij had
altijd wel iets te zeggen had, gevraagd of ongevraagd.
Hij was een patserige poespasverteller.
Als iedereen weg was veegde de schrijver alle weggedichte ikken van de
tafel, voelde daarbij kort aan zijn strot, want daar zat zijn hart voor de
mond. Het was een tic geworden.
Opvallend genoeg trok hij hierbij zijn eigen gezicht. Heel even maar. Te
lang zou hem niet goed doen, hij zou niet meer kunnen dromen en dan
was zijn leven waardeloos geworden.
Flarden van een droom kunnen hardnekkig door je hoofd blijven spoken –
alsof je het allemaal echt hebt beleefd. Voor opheldering zou je dan je
hersenschroef tot het diepste moeten aandraaien.
En dan weet je nog niks zeker omdat je weet dat er nog meer kan zijn.
Hoe weet je de fantasie van de werkelijkheid te onderscheiden?
Die willen zich toch alleen maar vermengen!
Zo kan een charmant keffertje van een luchtbel altijd wel iets maken.
Hij doet dat expres, want hij is dol op goedkoop succes. Fortuinen worden
snel verdiend. Niemand neemt een speld om door te prikken.
Zo kan het gebeuren dat hij roem krijgt.
Omstreeks zijn dertigste is hij een auteur van naam, zij het dat die naam,
afgezien van zijn toneelwerk, op niet meer dan twee boeken is gebaseerd.
Hij: Nu wist ik op mijn vijfde al dat je een heel leven aan één of twee
werken kunt wijden….