Natuur

Volle vogel, 2016, computertekening

x.2016_volle vogel_ct

De natuur is natuurlijk

Op een ochtend opent zij het raam.
Verschrikt fladderden de vogels op. Ze kijkt ze verbaasd, nog half
slapend na. Ze wist niets van haar morgenmacht.
In deze verdwenen, onzalige zomer heeft ze wel wat anders aan
haar kop: ze denkt te veel na…
Alleen een heel sterke kop kan dat verdragen, en zo sterk is ze niet.
Ze heeft te veel tijd kennelijk. Te veel denktijd is ongezond voor een
matig mens.
Zo vroeg ze zich af of vogels bomen seksueel vinden. Het zal wel
niet, maar je weet het niet, waarom zitten ze er anders zo vaak in?
En hoe zit het eigenlijk met de bloemen? Is hun libido gezakt als
ze verleppen?
Iedereen heeft zo zijn problemen. Je moet sterk zijn om er geen
last van te hebben.
En als ze een gekreukeld hemd heeft en ziltig ruikt is ze dan nog
wel natuurlijk? Of moet ze dan met een zucht terug naar bed?
Ach, de natuur vraagt zich niets af.
De natuur leeft met een volle bek.

Omkijken

Volle vrouw, 2016, computertekening

x.2016_volle vrouw_ct

Uitdijend verhaal

Ik keer me weg van de wind. Langzaam vormt de wolk zich tot een
donkere massa. Op dat moment moet ik terugdenken aan een vreemd
voorval:
Een vis besloot de zee te verlaten. Zij had een mooie stem.
Toch ruilde zij haar stem in om zo benen en armen te krijgen.
Het waren benen die pijn konden doen, maar ook benen waarmee
ze op de glimmende dansvloer rondjes kon draaien. Ze kon ermee
dansen als een betoverende witte zwaan.

Ik weet niet precies hoe het afloopt, maar ik benijd haar omdat ze
iets kon ruilen. Ik heb alleen maar een gave en moet daar iets mee
doen, anders is het zo zonde, zegt men.
Maar hoe dan ook, op een bepaald moment gaat het verhaal toch
verder:
Ze strekt haar dunne armen naar me uit. Ik schrik ervan. Zoiets heb
ik nog nooit gevoeld. Ze zegt dat ze mijn lichaam wil. Ik wil wat jou
tot een mooie zonnebloem maakt…
Ze maakt me bang. Ik ben geen zonnebloem. De nieuwsgierigheid
wint, dus vraag ik haar hoe wil je mijn lichaam en waarom?
Ze zegt cryptisch dat ik uiteindelijk weer een zonnebloem ga worden.
Dan kom ik weer terug. Dan kom ik je halen om je aan iemand te
geven.
Het wordt steeds vreemder. Ik snap er niets van.
Ze wijst me dwingend de kant van haar wijzende vinger op te gaan.
Ik doe het maar, al was het alleen maar om van haar af te komen.
Er is veel ruimte.
Kijk niet om, roept ze me nog na, want dan zul je sterven!
Ik kan met een gerust hart heengaan.
Andere mensen kijken om.

Snuiter

Ho, 2012, boek 102, pagina 18

2012_boek 102_p18

Rare ontmoeting

Die dag begon hij rond te slobberen, zonder te stoppen. Dat leek
hem leuk. Vooral de verbaasde reacties van anderen deed hem
goed. Als hij vlak voor iemand stond deed hij met een grote zwaai
zijn jas open en zei:
Kijk, de werkelijkheid kent geen schaarste om snel te vervolgen
met gulzig is mijn zichtbaar geel. Men deinde vol ontzag terug.
Ware schoonheid liegt niet.
De slobberatleet, driedubbel bemand en goed geschoren, genoot
van hun schrikreactie. Tot de nederlaag van het avondrood bleef
de stakker zich herhalen. Floeps jasje open, floeps jasje dicht.
Steeds bleker werd hij door zijn afdekking, totdat hij zo wit was
als een pasgeborene. Dan was het over en riep hij HO.
Ik ben slechts vluchtig aanwezig was zijn lijfspreuk.
Dat gold overigens niet voor zijn geel, zijn bezem, nee zijn plumeau.
Die moest regelmatig luchten, die moest het schaamrood op ander-
mans kaken brengen.
Het stralend laten schrikken was en bleef zijn grootste ding.
Kortom, de slobberjak woonde in zijn eigen verwaande nut en
wenste dat zijn kwaal nooit over zou gaan. Eerlijk gezegd hoopte
hij nog eens een maagd te zien wegsmelten om hem zo te bevrijden.
Dan pas zou hij echt gelukkig zijn en voor altijd willen verdwijnen.
Sterven in een geopende jas, daar hunkerde hij naar.

Paradox

Lege personen, 2016, schets

2016_lege personen

Niets

Aanwezig afwezig.
Dat klinkt paradoxaal, maar die vreemde aanwezigheid doet er
juist toe. Niet volledig aanwezig zijn, wel teruggebracht tot de kern,
dat minimale is zo vrij als de lucht.
En dan?
Dan maak je gebruik van de leegte, niets ligt nog op de loer. Het
is zoiets als eeuwig, maar dan anders. Mens en ding vallen samen
tot een mooi moment. Zonder woorden is zonder voorwaarden. Je
bestaat om te bestaan, dat is genoeg.

Volgens haar was het haar essentie, dat afwezig aanwezig zijn.
Niets mis mee. Ontmoetingen worden niet langer belemmerd. In
uitgewiste toestand zien anderen je tenminste niet bloot.
Dat verdwijnen in de leegte geeft alles een kans. Niets is iets, het
is een kwaliteit van zien.
Misschien zie je alles in gedachten opkomen, misschien is dat wild
denken. Wild denken hapert niet, het schetst en staat altijd in de
kinderschoenen. Bij het wild denken voel je je absolute nabijheid,
je voelt dat je ergens moet zijn. Alles is op een vreemde, indruk-
wekkende manier met elkaar verweven.

Dit alles zou je ook kunnen samenvatten met de zin: Ik omhelsde
haar, ik was helemaal stil en zij was helemaal stil.
We maakten elkaar leeg.

Spiegel

Witte schaduw, 2016, schets

2016_witte schaduw

Fata

naast de romige wetten
raast het koude ruit
naast gekweld plezier
spiegelt de spiegel

rondreizend naakt
kale, koude pijnbank
een oud verleden
geurt een rozenperk

voor de vitrage
van achteren gezien
aan elke voet
een loden bol ketting

de ziel danst zich leeg
als een dronken vlieg
verse vlokken pakken
de lege ruimte

nu nog even schonen
na het vloervegen
is de leugen gesmoord

of dit de moeite waard was?
het was een geloof
een witte schaduw sprak

Studie

Puber, 2012 – 2016, bewerkte foto

x.2012_2016_puber_bf

Ogentroost

de eerste uren worden de late
niet laatste
zijn geduld reikt verder
in de vroege ochtend is hij jonger
voetstappen vooruit
sluiproutes herkennen de stad
hij zwerft door een reusachtig gebouw
doodlopende straten vallen samen
wensen worden vervuld
hij ziet al het zuivere

de eerste uren worden de late
niet laatste
zijn gulzigheid
kent geen grenzen
de kakofonie van woord en beeld
kakelen voorwaarts
bevlekken zijn netvlies
hopelijk sleept de nacht
boven zijn macht
hij vangt al het ongeziene

alles is studie
eigen studie

Eigen vuur

De ruimte, 2016, bewerkte foto

x.2016_de ruimte_bf

Boordevol werk

Hij voelt zich als een gloednieuw vel wit papier.
Alles is nog mogelijk. De eerste haal zal spoedig alles bederven.
Hij kneedt zijn vingers. Het gemurmel kronkelt en kruipt dicht
tegen het idee aan. Dit is de tijd van het onderzoeken. Je moet
nu met jezelf gaan zingen. De tongen van vuur dirigeren vanzelf
een helder, kleurrijk, wild geheel.
De wangen van zijn gezicht hebben de kleur van heftige  hartklop-
pingen. Hij denkt dat hij al twee maal is gestorven, het maanlicht
scheen al in zijn keel. Gelukkig stortte de sneeuw in.
Als een ontbrandende roos schroeit hij zich dichterbij.
De verkoolde weg van de geschiedenis slijpt zich een weg.
Hij hoeft alleen maar de horizon wat op te wrijven en ja hoor, daar
komt het idee al.
Als je elkaar gaat ontmoeten in jezelf is dat verwarmend.
Je bent een boek van ontelbare wateroppervlaktes en landt als een
woeste zwaan in een kalme zee. Alles komt goed. Altijd.
Hij is gebonden tot het ochtendlicht. Dan pas is zijn samenzwering
weggesprongen. Dan pas kan hij rustig kijken naar de stromende
rivier van die nacht. Het vuur is uitgemergeld, het gedicht heeft
zich ontvouwen en hij is een nog natrillende pauw.
Zingend van bloed en vlees is hij blij met zijn ongebonden vrijheid.
Hij heeft zichzelf de ruimte gegeven.

Ruimte

Het gele huis, 2016, computertekening

x.2016_het gele huis_ct

Nieuwe plek

Dat is het leuke van een nieuwe situatie, je kan er zo heerlijk over
filosoferen. Zo rijmde ik op de wimpers van de dag deze vertelling:

ik zou stevig gezogen zijn
als ik niet stevig vastgehouden werd
nu, zoveel jaren later
ben ik hier en is daar daar gebleven
het is de duizeling die mij verder bracht
naar nieuwe leegte en vervulling

Wat is die leegte dan? Een nog niet opgevuld gat?
Kijk, vroeger kwam de betekenis der dingen natuurlijk van boven.
Nu moeten we in eigen beheer alles uitzoeken.
Waarschijnlijk gaat het nog steeds om hetzelfde: de leegte is een
groot, godvormig gat. Daarom is er ooit bedacht in de taal van ouds
dat de mens geschapen is naar het beeld van god.
Tegenwoordig is dat heel anders. Nu is de mens de maat der dingen.
Is dat erg?
Natuurlijk niet, het is goed voor de schrijvers en dichters. Als
andere goede moeders ruimen ze de wereld op met hun vage
verklaringen. Desnoods door te zeggen dat niet alles verklaar-
baar is. Ze troosten de ontstane pijn, die wordt geleden en ver-
zoenen middels het zorgvuldig formuleren van nieuwe wijsheden.
Elk effect is toegestaan. Er zijn geen dwaalgeesten.
Ik zou verder vrijrijmen:

dan worden de tanden ontbloot
daar waar de lucht massief en heet is
kijk, als telefoonverbindingen worden verbroken
kleedt men zich uit en verkoelt de huid
de geschiedenis moet zich even herhalen
woont in een geel huis

In de nieuwe ruimte voeg ik toe: zelfs een oordeel biedt geen
oplossing.
Het is iets om over na te denken.
Gaan we later doen.

Hond

Als de avond valt, 1994, tekening, 80 x 65 cm

1994_als de avond valt_80x65

Fata Nero

Als iets lang geleden is is het niet meer van nu.
Toch is het niet helemaal uit je lijf.
Zo kan ik soms nog wel de schaduw van mijn hond Tjoepie zien,
terwijl hij toch al in 87 stierf. Mijn hond was diep zwart, mijn ge-
dachten aan hem zijn dat niet. Ik heb gevoeld hoe koud hij werd,
terwijl hij voor mij altijd warm bleef.

Kijk, iets kan beginnen met een zandkorrel of een kleine splinter.
Als het zich in je huid gaat hechten heb je zomaar een ontsteking
door die doorn in je vlees. Die ene spat wordt dan een ziekmakende
rivier, die ’s nachts langs je benen omhoog waait en je totaal gaat
bedekken. Dat heet opstuivend duister. Het is gevaarlijk spul.
Je moet die korrels en splinters opzij schuiven. Je hebt er niks aan.
Verzin liever dat de tafel een tuin is en de kruimels het zonlicht.
Veeg het samen tot een glinsterend hoopje. Bedek al het zware zwart
ermee.
Wanneer ik mijn ogen sluit, verzin ik Tjoepie naast me. Hij is niet
meer een stervende bloem, een verwelkend visioen. Als ik wil voel
ik zijn adem op mijn huid.
Maar nu wil ik niet.
De avond valt.

Weg

Portretten (reeks), 2010, schets

2010_portretten_A4

Overbelicht

genoodzaakt wordt dit
want onvermijdelijk is dit

Dit schreef ik eens in een woordspelige toestand.
Kennelijk was er te veel tijd en ruimte om zo iets te doen.
Misschien was ik ook bang om het te vergeten en schreef ik het
om die reden op.
Toen was er een zekere logica te bekennen in de bewering, nu
weet ik totaal niet meer waar het eigenlijk op sloeg. Het verleden
verbergt veel noodzaak.
Waarschijnlijk was het de taal van een overbelichte jongeman.
In elk geval was ik actief in de poëzie. Ik kende de genezende
kracht ervan. Kunst verlicht altijd, actief en passief. Ik verwachtte
er veel van. Eigenlijk alles.
Toen was ik nog student.
Ergens ben je dus altijd bezig met een soort verlossing, je leegt
je als mens en hoopt zo, op zijn best, geschiedenis te maken.
Anderen, meestal leken, zullen zeggen: Wat? Alweer? Voor de
hoeveelste keer? Daarop volgt steevast: Allemaal niets, het is
allemaal niets!
Dan hoop je maar dat het spottend bedoeld is.
Aan de andere kant, als mijn vliegwiel eenmaal draait is het niet
meer te stoppen. Ik kan mij niet indikken tot vertraging.
Gedichten wijzen mij een weg.
Alles moet aan flarden.
Het leven heeft vele gezichten.