Aandacht

Romance in Holland, tekening, 50 x65 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Geen moeite

O mevrouw,
doet u geen moeite,
o doet u geen moeite,
ik vraag u,
nee ik smeek u
dat u mij geen aandacht schenkt

Het papiertje met deze tekst werd door de werkster onder het
kussen van Joey gevonden, toen ze zijn bed opmaakte. Even had
ze de nijging om er iets onder te schrijven, maar ze beheerste zich.
Zelfs geen flauw akkoord. Als werkster ben je discreet, of hoor je
dat te zijn. Dus niets doen en wegwezen!

Waarschijnlijk was Joey aan het oefenen, wist hij niet zo goed wat
hij er mee aan moest. Woorden schieten wel vaker te kort als het
speeksel de tong te veel bevochtigd is, dan krijg je zomaar een
onsamenhangend betoog. In de lijn van je groot verlangen is het
dus niet onverstandig om je kop er goed bij te houden. Voor je het
weet bemoeit de Heilige Geest zich met je en krijg je een spontane
zweetlip. Dan ben je nog liever verdronken in eigen naaktheid.
Geloofd en geprezen valt de verplettering achteraf meestal wel wat
mee.
In het kleine museum van gevoelens zijn de haren vaak niet los,
maar worden zij bijeengehouden met een keurig strikje. De enige
berg die een mens nog bezit is die van Venus, al is het eigenlijk
slechts een heuvel.

O mevrouw, ik zou hier vreselijk mooie dingen over kunnen uitweiden
maar ik doe het niet. Het zwart blijft verborgen onder het zwart.
Hoogstens in een enkele droom graast en raast zij hartstochtelijk.
O mevrouw, om u de waarheid te zeggen droom ik uw kus en kus ik
al die kussen opnieuw.
Zoiets zou uit de mond van Joey kunnen komen.
Het waren meer verloren zuchten dan levende bewegingen.
Hij leeft in vergane tijd. Oude vlammen laaien niet.

Lagen

Het witte doek, 1997, acryl, 100 x 50 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Het verhaal (over René Daniëls)

Het verhaal eindigt bijna op een vreemde manier, ongeveer zoals
het begonnen is. Misschien is dat altijd wel zo. Het is vanzelfsprekend
dat het klimaat waarin je woont en werkt sterk bepaald wordt door je omgeving.
Daarnaast sta je altijd open voor alles en nog wat, maar het moet
je wel kunnen boeien. Op die manier heeft ieder begin ook het eind
in zich.

Over zichzelf zegt hij altijd: ik leef uitvoerig. Daarmee bedoelt hij dat
hij een harde werker is, iemand die niet stil kan zitten. Zijn tekeningen
en schilderijen treffen altijd vrij onmiddellijk doel.
Als hij even niet tekent of schildert dan vliegen de woorden je om de
oren. Alles moet en zal benoemd worden. Het is een doordacht en
gemeend spel.
Zoals er altijd achter een horizon een nieuwe horizon zit, zo is er altijd
meer achter zijn vlies. Een vlies achter een vlies. Laag op laag.
Zijn werk heeft nooit op het schilderkunstige gelegen.
Hij is geen schilder van gebaar en materie. Het is meer een soort kunst
tegen wil en dank. Je krijgt het er gratis bij. Schetsen en meningen,
geen statements, is een rake omschrijving van zijn werk.
Voorzichtig en toch vrij benadert hij zijn onderwerpen.
Met die aarzelende manier van werken kan hij eindeloos zichzelf
amenderen en zo voortdurend blijven meanderen.

Waar het geloof ik om draait is dat er altijd wel iets anders is als je ziet.
Alles is min of meer bijvoorbeeld. Tenminste twee betekenislagen, ogenschijnlijke
anekdotes, strijden om een diepere laag. Het verkeerde been moet onderuit
gehaald worden. Er bestaan bij hem geen neutrale afbeeldingen.
Zodra je denkt ergens houvast te hebben wordt het gras voor je voeten
weggemaaid en wordt alles weer gerelativeerd.
Niets blijft en is zoals het was.
Dat is het mooie van zijn kunst: niets is zeker, niets is zoals het lijkt.
Daarom wordt je er gelukkig van.

Warm werk

De ijsman, 2001, tekening, 50 x 65 cm (ontwerp voor een litho)

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Nachtelijk werk

Hij zat zo op de scherven te staren dat hij blij was zelf nog heel te
zijn. Een mens doet vaak vreemd (ikzelf ook, ik hoest wel eens lang
voor mijn spiegel in de nacht, om te zien hoe dat dan staat. Net zo
als ik ooit als kleuter oefende met alle denkbare manieren van lachen).
In de nacht gaan zijn vingers als dronken wormen tekeer. Hij heeft
het koud, is ijsman. Haast onverzettelijk wentelt hij over het doek.
Het lijkt wel of hij zijn doek vlooit. De warmte komt.
Uitgedunde gedachten zijn nu compacte goden geworden.
Voor hem moet alles eendrachtig volgen. Zijn zaaisel rijst uit de goede
grond tot de afgelegen ochtend komt. De radeloze dageraad nestelt
zich in zijn binnen en dan is het uit en over.

De ochtend is werkschuw, bang voor het nachtelijk zweet. Zij heeft
een zuinige mond, daarnaast een wang met zenuwtrek.
Draaddunne gebaren wijzen aan, maar niemand ziet of hoort door
de stortplaats vol kraaien en kreten.
Kijk, dan is het tijd om te gaan slapen.
Morgen is er weer een dag.

Begeerte

De wegen, 2015, computertekening

2015_de wegen_ct

Filosofische notitie

In mijn agenda staat: handelen is uitrusten.
Is dat zo? Het is waar, geen enkel probleem is oplosbaar. Het wezen
van een probleem is dat er geen oplossing is. Iets zoeken betekent
dat er iets niet is,
Denken is dus niet kunnen bestaan.

Zulke uitspraken kunnen je vermoeid maken, omdat je het bijna
snapt. Die geestelijke vermoeidheid is gewoon niets anders dan
ongeduld. Het voortdurend wegrukken uit je gewenste werkelijkheid
voelt dodelijk, maar is het niet. Het is een simpel genot van je
hersenen. Zij vertellen je dat je ergens aan lijdt, dat je iets mist
waar je misschien naar je verlangt.
Een ander stuk zegt dan ook nog dat het lijden eigenlijk geen lijden
is maar  creativiteit. De samenstelling van je angst dicteert. De  niet
bestaande herders doen ongevraagd hun werk. De ziel heeft als het
ware zware spierpijn, waardoor je je wat misselijk voelt, passief blijft.
Een dichter schreef ooit: ik ben misselijk uit begeerte. Dat vond ik
een mooie zin. Daarom heb ik hem onthouden.

Zo heftig is mijn leven niet. Ik wil daarom misschien ook schrijver
zijn. Graag wil ik wonen in een overmaat aan vale, donkere stiltes.
Daar dondert het heerlijk en plotseling op een eerlijke, haastige
manier. De mechanische echo die daarop dan volgt is geweldig.
Ik zal bij herhaling net zo onaangekondigd met mijn ogen veel-
zeggend gaan knipperen, terwijl de ademhaling tegelijk nogal
benauwd is.
Ondertussen ben ik een soort speelkaart, een oude, onbekend
van kleur voor een ander. Het spel is nog lang niet zoekgeraakt.
Ik ken mijn waarde. De fictie vergezelt mij als mijn schaduw.
En nu wil ik slapen.

Natuur

Falling, 2015, computertekening

2015_Falling_ct

Lage schaduw

De volle glazen bewerken of breken ons. Je moet niet te diep in
dat woud gaan. Je vecht daar niet alleen met het hout, maar ook
met ook het sap en het verse gloeiend groen. Dus beveel ik:
vernietig al die spiegels, er zal geen lamp branden.
Laat de rottende heesters ook liggen, die zitten vol koude stoom.
Daar huilen de hese honden om de maan te verstommen.
Je moet blij zijn als alles voorbij is als je daar ligt. Het wezenloze
land ligt mooi te zijn. In stroken, met gezellige acacia’s, ligt de
horizon verderop rustig te ademen.
En jij, de klont in de pap, bent uitgeteld.
Meer dan het bos of de akker behoor jij de aarde toe.
De hoge luchten pakken nu nog het verloren licht.
Nog even en de spekvette maan zal je vinden.
Schemer is een hinderlaag, weet je nog dat moeder dat zei?
Nu je daar zo weerloos en alleen ligt pas je wel op voor de vrijbuiters?
Die zijn bepaald niet preuts en zoeken onbemande personen om hun
slag te slaan. Vele sweethearts waren daarna opgetuigd met rollende
tranen. Immoreel aangepakt verloren zij hun eer door die tronies.

Het is een lange, bleke weg.
Een eindeloze lege weg die naar eindeloze steden leidt en in die
steden wonen de mensen met hun eindeloze, verwonderde ogen.
De terreur van het getal maakt alles langzaam vermolmd.

Storm

To see and to be seen, 2015, computertekening

2015_To see and to be seen_ct

Weerspiegeling

Soms ben een woord, dan ben ik buitenissig.
Dan doop ik mijn dove hoofd in mijn buik en stoot mij uit.
Het gat wat daardoor ontstaat is als een lichtvlek in de ruimte.
Een vlek die alles zegt waaruit ik ben geboren.
Tja, en dan zit je met een aandachtig gezicht te kijken naar de
vlechten van mijn wierook, dat snap ik.
Kijk, als dichter dring ik graag door tot de aarde.
Tot in de binnenstad van een salon ben ik meer dan een vol café,
waar het kaarsvet vol langs de tafel druipt.
In mijn onderaardse jaaggangen ben ik zeker buitenissig.
Als mijn besuikerde ezel als een tijdelijke maagd stil en stoer staat
te staren, dan ben ik het woord.
De lome oren luisteren graag naar mijn orakel gekakel. Zelfs de
betraande bomen van buiten wiebelen zachtjes mee. Ze herkennen
mijn natuur.
Soms ben ik een woord, dan ben ik de navelbodem van de beeldenaar.
Verder rammel ik graag wat aan de zakken van de lasthebbers.
Zeker als het stormt.