Gluton

Jonge Jaap, 1998, boek 63, pagina 5

1998_Jonge Jaap_boek63_pagina 5

In die tijd

Ik ben geboren op 1 april 1948 in Onstwedde. Dat is een dorpje in
een Nederlandse provincie. Mijn vader heet Klaas Kist en hij is tegen
beter weten in getrouwd met Maartje Boomsma. Mijn moeder
komt uit een groot gezin van wel dertien kinderen, mijn vader uit
een van zes, ook genoeg. Men leeft vrij lang in de familie, dus mijn
toekomst is lang.
Mijn overgrootvader heb ik daardoor nog gekend, hij had een mooie,
lange witte baard. We poseerden nog een keertje ooit, voor de foto
van 4 geslachten. Ergens moet die foto nog bestaan.
Toen ik geboren werd dachten ze dat ik het niet zou halen, ik was te
dun en ongezond blauw. Pas toen ik een andere min kreeg was ik blij
en ging snel groeien.
Mijn moeder heeft dat nooit echt goed kunnen verwerken en noemde
me zelfs een schreeuwlelijke bastaard (wat op zich zou kunnen, maar
ik was er toen niet bij).
Op mijn tweede jaar stuurden ze me naar een kostschool ergens bij
de Duitse grens. Twee jaar is natuurlijk wat jong, ik denk dat ik me
daardoor nog steeds niet kan hechten aan iemand.
Nog steeds ruik ik die kostschool: gluton, etenslucht, pisbroeken.
Je werd er erg streng opgevoed. Dat zou goed zijn voor je.
In die tijd heb ik mijn sterk gevoel voor melancholie ontwikkeld.
Heerlijk om in dat onmetelijk stuk te kunnen verdwijnen!
Het was nog een groot mazzel dat God niet op deze kostschool zat.
Dan was je in geen enkele hoek meer veilig en bleef je een trillend
hondje.

Razenrood

Some day, Some rain, 2005. acryl, 100 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

De rode gloed

Het ging haar zelden om de plek, veel vaker om het uitzicht.
Ze kon zich buiten de lijst van het landschap begeven zonder eerst
iets nieuw te hebben. Door gewoon in haar eigen wereld te blijven
was dat niet zo moeilijk. Haar wereld was haar alles. Terecht.
Die leenkeurigheid vervreemdde het vertrouwde. Ze sloeg rodig
uit, werd een soort overrijpe vlammenvrouw.
Zij sloeg haar platte ogen neer en zag alleen inwendig. Als zij wil
dan kan zij zomaar….
Maar zij wil helemaal niet, zij kan niets met de lekkende vlammen
van zijn open haard. Het spattende geknetter irriteerde haar buiten-
gewoon. Liever hoorde ze de dichtbije, kwakende kaken van draken.
Haar kalmte onderdrukte haar woede.
Pas toen zij het razenrood van de woede begon te ruiken deed ze de
deur totaal op slot en was ze voor niemand meer thuis.
Zij liet iedereen gloeien en smelten.

Kunst

Some rain, 1999, tekening, A4

1999_some rain_A4

Ooit

Ooit, ergens in 2004, schreef ik:

hoekboek
(schets voor schilders)
verknoopt aan het anekdotische
lezen modernisten hoekboeken
maken zich klein, voelen hoger
zogenaamde intellectuele dimensie
zegt niets over ons bestaan
narratieve verhalen horen bij soms
verzamelaars slaan oprichting toe

Een nogal cryptisch verhaal zul je zeggen of gelukkig maakt de
onderliggende tekening alles enigszins goed.
Wat ik toen eigenlijk precies wilde zeggen weet ik niet meer, maar
in de basis is ergens beslist een lichte boosheid te bespeuren.
Een gezonde boosheid zou ik zeggen, want uit die boosheid groeit
de spruit, die zich voortplant tot een boom.

Misschien vond ik toen en nu dat vele kunstenaars zich bedienen
van mooie geleende woorden. Ze vissen er zeeën mee leeg, om zo
hun oorspronkelijkheid te bedekken. Bereid tot het diepste, het
uiterste dekt allang de lading niet meer.
Dat soort kunstenaars hebben de adem van de haast in zich. Zij
weten niets van de lange geduldige wind, die alles vrij laat vallen
op onverwachte plekken. Nee, zij leven liever in hun stinkende
stad, waar de wegwerpwaaiers van hand tot hand gaan.
Kunst is iets wat begonnen moet worden. Je raakt daardoor in een
staat van niet zijn.
Je kunt kunst niet strelen. Dan struikel je snel. Kunst heeft alleen
maar belangstelling voor ja, voor nee heeft zij geen aandacht.
Als de maker erachter zingt van zijn macht is het mis, bedenk ik
nu.

Horizon

The last glow, 1998-2015, computertekening

1998_2015_the last glow_ct

Luchtig beeld

Ooit vroeg hij zich af of de zee de wind kon horen of zien.
Hij dacht van wel. De zee bleef nat en zweeg. Alleen regen bracht
nog wel eens een verward verhaal. Niemand kreeg er trouwens
kippenvel van, bleek, omdat het in de verkeerde taal werd uit-
gesproken. En als de zee wel was te verstaan dan sprak zij vast
zoiets uit als: zoals de ouden zongen piepen de jongen.
Achter de horizon is weer een horizon. Niks nieuws. Zo is het goed.
Ja toch?
Mensen zijn grote beterweters, zeeën niet.
Ik hoorde laatst een mens zeggen: de wereld staat achter zijn
veelmantelige winden. Heerlijk om zoiets te roepen in de zucht
van de nacht. De bedoeling was dat je er licht van werd.
Ik werd er muzikaal van en speelde met vuur, omdat mijn boeken
aan plaatselijke spoken waren uitgeleend. Of aan spionnen, dat kan
ook (het waren zware boeken).
En zo klonk het wel degelijk pieppelepiep. Er was nieuw licht.
Ik maakte flink stamppot van mijn bolle spieren.
Jammer genoeg was er geen publiek om te getuigen.

Vlek

Cipres, 2015, computertekening

2015_cipres_ct

Vrije droom

Vrijheid hoeft niet iets te zijn. Vrijheid is een vlek.
Dat voelde ik op een feest in Italië; ik heb gezien dat de schedel
bijna van de romp afviel, puur uit genoegen. Ik zag dat er een
constante stroom uit ellebogen kwam. Je kon er met gemak een
heel dorp mee verlichten. Dankzij die uitzinnige mensen voelde ik
mijn vrije vrijheid en botte ik uit.
In mijn mooiste Italiaans zei ik inhoudelijk zoiets als:
geef de gebroken stem meer lucht, geef het gebroken oog meer
licht.(Dare la voce rotta più aria, danno occhio fratturato più luce).
Men was diep onder de indruk, veel meer dan nodig was. Eigenlijk
vond ik het zelfs wat overdreven en zeker aanstellerig.
Zelf bleef ik meer een half tevreden buitenstaander, die half dronken
van hervonden vrijheid gekscherende dingen zei. Dus waar heb je
het over?
Ik moest de echte dingen nog meemaken voelde ik. Ik was nog niks.
Maar goed, zo’n belachelijk onderonsje deed me ergens toch goed.
Een poosje later bleek dit een vrije droom te zijn.
Ook goed.

Terloops

Verleden, 2015, computertekening

SONY DSC

Overleven

Een koud kind kon mooi dichten.
Hij had het over zijn hoofd als een krakend ei. Dat hoofd werd be-
zocht door hemelse goedheid. Een bovenluchtstem fluisterde hem
veel goeds in.
Hoe kon hij dan toch zo kil zijn, vraag je je misschien af. Dat lag
aan de ouders, uiteraard. Die hadden geen idee van liefde en troost
lag dus ook op sterven.
Op die eenzelvige manier verveelde hij zich niet. Hij was grotkoning
in eigen heelal. Zoals blinden in het licht aftasten zo graasde hij alle
woorden af en kwam heel veel verder dan alleen maar blablabla.
De meeste gedichten gingen over zijn zere hoofd. Heel overdreven
sprak hij van een wind die zijn ogen verfde. Ook gaf hij zijn hoofd
graag over aan de grote verre wolken. In die wolken zat al het ge-
miste moois, plus een aantal zonzieke poezen.
Terwijl zijn ouders kei en kiezel slikten als krenten, proefde hij zijn
zachtste bleke kruisbessen en viel tenslotte in zijn zacht bedje van
terloops.

 

Eens

Soms nacht, soms dag, 1999, tekening, 65 x 95 cm

1999_ soms nacht- soms dag_65-95_k

Voorbij verleden

Zijn verleden drijft op duizenden kurken, niet op rooksignalen
uit honderden asbakken. Men zegt dat hij twee linkerhanden
aan elke arm heeft, maar als hij ter plekke om zou vallen zou
hij waarschijnlijk niets breken.
Zijn dagdromen zouden beloond moeten worden, tenminste
met alle dagen mooi weer, bloemencorso, filmmuziek. Er zou
constant veel confetti moeten vallen, met op de achtergrond
groot applaus.
Zijn linkerhanden vonden te veel flessen in zijn vaders kelder.
Het roesdromen is toen begonnen. De stapels ongelezen boeken
naast de open haard raakten op. Het vuur verslond ze met rode
gloed. Bedachtzaam drinken was er niet meer bij.

Later:
In een rechte streep naar het X verdwijnpunt, waar alle lijnen
samenkomen, leeft zijn gewiste geheugen, losgekoppeld, zelfstandig.
Hij lijkt nog het meest op een luie geest. Luie geesten begrijpen
niets, alles gaat te snel of te traag.
Met een weemoedig gebaar maakt hij een slecht kort bevestigend
O.K. teken. Dat moet het maar zijn. Ieder woord is volledig klaar
of dichtgespijkerd en komt er niet meer zelfstandig uit.
En nu?
Nu groeit en gloeit het steentje weer mooi in de vijver. Welcome
in Nowhere. Hij werkt weer ondanks de dubbel linkse handen en
dat werd tijd.
Noodklokken worden anders te hard, zij moeten geregeld worden
ontlast om scheuren te voorkomen. Hij maakt weer boeken vol met
woorden, cijfers, beelden. Er klinkt muziek in huis.
Hij wil weer buiten de perken gaan, ver het verleden voorbij.
Waanzin kruist vaak zijn pad en zo ontstaat het ene mooie met het
andere nog mooiere. Aan zijn wereld kleeft het verborgene. Er is
van alles, niets is op zijn plaats, dus is er van alles altijd te weinig
of te veel.
Zoek het maar zelf uit lijkt hij te denken.
Wij hoeven het alleen maar te plukken.

Nare man

Omzien (zijn verdiende loop), 2005, boek 87, pagina 70

2005_b87_p70_omzien_k

Los hoofd of schaamkop

Iemand gedroeg zich als een spotlijster achter een paniekkat
aan. Niet heel lang, maar lang genoeg om heftig hanig en pret
pesterig het leven van een ander flink zuur te maken.
Wat de ander ook deed om er onderuit te komen, niets hielp.
Woorden werden niet verstaan of naar willekeur omgedraaid.
Er werd met veel modder gegooid.
Maar op een dag, een zwarte dag voor deze moderne modder-
man, kwam uit het niets iemand anders op het idee hem eens
flink een lesje te leren. Hij had een nog grotere mond en veel
scherpe tanden, dus beet hij hem diep in zijn nekvel. Doordat
hij vergat om te kijken had de spotter het niet zien aankomen
en was het volgende moment levend willoos. Hij probeerde zich
nog hulpeloos los te rukken, maar dat deed alleen meer pijn.
Beschreven levens zijn vele malen interessanter dan levende
lijven, siste de aanvaller en beet de spotter daarna dood.

Heel de buurt was blij met deze daad en men vertelde het
toch wel wrede verhaal nog jaren lang door. Minutieus werd
beschreven hoe die nare man met één enkele doodbeet aan
zijn einde was gekomen.
Vertel me alles van het begin tot het eind, langzaam en met
alle details nog een keer, zei men dan. Het was heel opwindend
ondanks de bekende, lugubere afloop.
Voortaan heerste er een vredige rust in de wijk.
Vreemd genoeg hunkerde men af en toe stil en stiekem naar
de verdwenen, dode treiterkop. Soms denkt men in een wolk
het gezicht van de plaaggeest nog te zien. Dat is zijn stille
wraak.
Daarna gaat het heel vaak zo hard regenen, dat het lijkt alsof
de hemel brekend leegloopt. Putten stromen over.
Hij kan nog steeds geluk is onmogelijk doen.

Val

Een reizende haast zich nooit, 2000, acryl, 30 x 40 cm

2000_de reizende haast zich nooit_k_ 30x40

Voettocht

Wandeling.
Het wankel evenwicht dat de voeten opvoeren wordt met keel en
tong aangevuurd. Men zingt het hart uit de keel, vergeet het leed
en pakt de lust. De natuur volgt.
Hier en daar kleeft de echo van een leeg leven nog. Niet naar
luisteren. geen aandacht geven. Eén zijn met het bovenaardse.
En als het applaus aanzwelt en sommigen buitensporigheden
gaan gooien, weet men nog van de duizend duizelige voetpassen.
Moe.
Alle tenen zijn weggedacht uit het voetpaleis, de drager is geplet
plat. Puur uit speelse mateloosheid! Het wordt nu tijd om draaiende
wielen te zoeken.
Als het glas moe is en de stoelen gekromd achter blijven, dan is
het druk bij de spiegels. Elke spiegel heeft zijn eigen portret.
Gordijnen zakken plotseling ineen. Een verdwaalde dolk kan zo nu
en dan in een net passerende rug vallen. Even opletten!
Even later is de borst te benauwd om aan te horen, het lijkt wel of
een lege peperzakje is opgeblazen.
Val.
Bij het vallen blijkt de hardste hardstenen trap net iets te hard.
Langs de onstandvastige zekerheid is ineens het einde daar.
Iemand trok zijn vest even recht. Wel zo netjes.

Vet oog

Zwijgman, 2012-2015, bewerkte foto

2009-2015_zwijgman_bfk

Voor niets

Wat woorden werden onder elkaar gezet en verdraaid. Ze leken
te dichten in een zeepfabriek. Goed getimed ongemak rijmt snel.
Ook lyriek en liefde slaat gemakkelijk aan. Zijn puffende penis
deed de rest. Plof poëzie en klaar.
Later bleek alles geland op drijfijs wat nog niet goed was ontdooid.
Echt eng. Wie  niet gevoelig is voor dit doodfluitend gevaar merkt
niets. Alles gaat gewoon door en dan is het te laat.
En zo ging het.
Alles was lekker, verwarmend, overtollig misschien.
Daarna sliepen de tien tenen samen een gat in de dag. Alleen de
regen deed verward, sloeg groen uit omdat het verhaal verteld
werd in een verkeerde taal.
Toen kwam een zogenaamde wijsneus, die beet de vrouw op een
gevoelige plaats. Dat werd verschrikkelijk verkeerd begrepen, hij
moest weg, werd vieze vlek.
Nu is het zo dat een vieze vlek zomaar een gezicht kan krijgen,
mits het vette oog goed verzorgd wordt. Dat spreekt voor zich.
Zo ontstond een slaperige, vijandige man, vlak voor een hongerige
afgrond. Hij was zijn eigen hersenvlek geworden.
Tegenwoordig wonen in die hersenvlek stille mensen, volledig stofvrij,
met hun ooit gesmaakte herinneringen. Het leek wel herfststamppot
van eigen kracht.
Deze droom ben ik dus niet.
Zodoende hoef ik niets uit te leggen.