Gouden regen

Tranen van de zon, 2013, boek 109, pagina 41

2013_b109_p41_tranen vd zon_k

Geen zon

De zon is moe, ze zegt: ’s avonds huil ik mezelf in slaap.
Zo is gouden regen ontstaan.
Een andere keer, bij weer en wind, is ze weerbaarder en zegt:
Raak me niet aan idioot, zie je niet dat ik dans. Ze schopt haar
stralen uit. Zoekt haar onzichtbare as.
Er is geen as.
Ze zoekt niet meer.
Er is geen grens.
De zon doet aan toneel. Ze wil grote en kleine rollen. Ze wil
stralen en applaus. Haar hakken zijn hoog, ze zingt dun.
Ik geef haar de ruimte, ze maakt me warm.
Ze loopt de hemel langs, de dansvloer op. Een strijkje zeurt na.
Zolang ze loopt is er licht. Ik sta klaar en vang haar op.
Ze maakt mijn ogen tot een dichte streep.
Soms denk ik dat de zon rookt en dat dat dan de wolken zijn.
Ik denk niet dat dat klopt. Het is eerder haar hete adem die
weelderig wasemt.
Misschien zoekt de zon de hele dag een hoofd voorbij de spiegel.
Hoe dan ook, de zon brengt je tot leven.
Ik luister, ik ben geen tafel.
Ik ben opgestaan en vang haar tranen.

Bevlekt

Zwaaiman, 2013, schets

2013_zwaaiman_k

Beslissende man

Hij besluit dat hij onbevlekt ontvangen is. Dat heeft hij zo besloten.
Het is belangrijk. Hij is het helemaal met zichzelf eens.
In deze tijd van onverwacht knikkebollen en voorzichtig in slaap
vallen is het lastig volwassen te blijven als je geen uitleg weet hoe
de wereld is.
Door een sterke windvlaag laat hij zich nog wel eens meevoeren
naar een andere stad, maar ach, hij komt nooit echt los.
Hij duizelt snel, zet de wijn en het eten op een vaste plaats, nodigt
mensen uit. Hij heeft ze zonder afscheid lief. Bemoeit zich niet met
de details van hun leven, hij deelt anders. Hij hangt als een stuk
touw,met een knoop erin voor vergeetachtigheid, in een pot honing.
Passief zijn is te laag. Als je niet spreekt komt nergens beweging in.
Iedere klank rimpelt zich traag een weg, eeuwenlang dobberen daar
grijsgroene algen. Het is een glibberweg.
Iemand moet haar eens flink bewasemen, beslist hij, dan zal ze
ontdooien tot zichzelf komen.
Natuurlijk waren er andere woorden, maar die hebben vergeefs
gewacht: bevlekte woorden zijn te aanhalig.

Vriend

Romance in Holland, 1995, tekening, 50 x 65 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Schepping

Inmiddels had ik besloten een nieuw verhaal te vertellen, maar er
waren wel een paar vragen waar ik eerst een antwoord op moest
vinden. Dat verstoorde het proces. En van uitstel kwam afstel.
Mijn vriend, mijn allerbeste bron, was een kenner, die soms he-
laas ook nogal kon opscheppen. Dat is een eigenschap die ons
van huis uit direct is afgeleerd. Doe maar gewoon, dat is al gek
genoeg, zeiden ze daar. Opscheppen en wat erbij liegen waren dus
vervelende trekjes van hem. Ik twijfelde daarom of ik hem wel iets
moest vragen waar ik mee zat. Misschien zou ik later spijt krijgen
als ik hem iets te persoonlijks had verteld.
Kortom ik vertelde hem mijn ding. Mijn liefde is te groot.
Het eerste wat hij er over zei verbaasde me. Ik snapte niet hoe hij
het zo zag. Aan de andere kant was ik ook wel nieuwsgierig.

Laat ik het zo zeggen, hij verzweeg nooit iets voor me naar mijn
gevoel, maar hij fantaseerde wel veel door. Zo had hij ontdekt dat
toen God ooit de wereld schiep er eerst veel mislukte dieren rond
huppelden. De zogenaamde halfbeesten leefden eerst een tijdje,
maar door hun merkwaardige verschijning vielen ze te veel op en
werden door andere dieren opgegeten. Dieren kennen nu eenmaal
geen medelijden, ze vragen niet eerst waarom ben je zo anders.
Dieren doen.
Op die manier is de eerste twijfel ontstaan op aarde.
Die ontdekking van hem zette de bijbel op de kop. Verschillende
zwaar gelovigen stierven spontaan door die te zware schok.
Anderen zeiden dat dit typisch een samenzwering was bij volle maan
en dat die vriend van mij niet deugde.

Overbelichting

Absent, 2015, bewerkte foto

2015_absent_bf

Je weet het niet

In het stof, in het gouden licht, zag ik haar blauwend silhouet.
Ze was bezig zichzelf weg te schilderen, voor altijd te verdwijnen,
in de verte te vertederen, op te lossen in groot niets.
Ze wou in alle stilte wegvallen. Onzinnig dus, dat valt niet op, daar
merk je helemaal niets van. Dat is net zo onopvallend als lang uit
een raam staren.
Ze wou weg van de geraniums en thee. Het zonnescherm was al
neergelaten. De zomer raasde buiten. Alles gaat gewoon door.
Boven de stoelen speelden de vliegen tikkertje. Een bromvlieg
sloeg te pletter tegen het glas, ze tolde even na op de vlakke vloer.
Haar rechterhand was actief, schilderde door. De linkerhand hing
willoos onder de pols, slap langs haar vrouwelijk lijf.
Als het nu ging onweren zou het licht direct uitvallen. Overbelichting.
Zo schilder je jezelf dan weg, denk je.
Je weet het niet meer. Er was wat kortsluiting.
Later ging de telefoon.
Moeder, zei de verklikker.
Nu niet opnemen, gewoon doorschilderen. Het is nog niet af.

Geel

At home in the wilderness, 2015, bewerkte foto

2015_at home in the wilderness_bf

Alles blijft

alles wat hier is
blijft
de stof van geel
geurt
het bloemige verleden
ontkiemt

niets van wat hier is
ziet
het ooit zo frisse
verlept
het fleurige boeket
treurt

het vervoerend gedicht valt
stil
de immer goede god
verdween
alles rondom blijft
bestaan

Portier

Vase of Peonies, 2015, bewerkte foto

2015_Vase-of-Peonies_bf

Heroverd

Ooit vond ik wat oude glasnegatieven van mijn grootvader. Het
was moeilijk om te zien wat er op stond. Je moest er schuin langs
kijken bij een bepaald strijklicht, dan zag je enigszins de afbeelding.
Nu had ik in die tijd een vriend die fotograaf en artistiek was, een
zeldzame combinatie bij dat beroep. Hij wist er wel raad mee en
zou mij laten zien wat mijn grootvader ooit beroerde.
Een week later zag ik het resultaat en was ontroerd: het was een
halfprofiel van mijn grootvader (die in hetzelfde jaar stierf toen ik
werd geboren). Ik zag een sprekende gelijkenis, bijna eng. Het
negatief was door de tijd nogal beschadigd, waardoor het net leek
alsof het hoofd in een grote kool zat verstopt. Het was mooi om
even door de straten van hem te lopen. Zijn ijskoude slaap leek
gesmolten.
Later siste de opwinding in stilte weg en staarde ik verder dan
onze koppen. Een huis is zomaar vol. Mijn ruisende huig draagt
ver. Alle trilharen wuiven heftig in mijn steeds grotere oren.
Pas als de bron langzaam weg klapwiekt, zie ik ineens de vaas met
kop op tafel staan.
Ik laat mijn grootvader los. Snipper met mijn ogen. Zie een glim-
lach. Ik wil mijn lust lessen. Ik wil in eigen armen wiegen.
Zo kan ik bloemen van geluk rapen.
Ik open mij als een kabbelend boek. Ik wandel en wankel.
Wij veroveren elkaar. Ik lees mij als een boek van een ander.
Ik ben mijn eigen portier.