Mogelijk

Open deur, 2010, acryl, 150 x 95 cm

2011_open deur_k_150x95

Wie is wie?

Een weg loopt niet. Jij loopt.
Niemand ziet mij, behalve een schurftige hond misschien.
Dan komt de wegloper thuis en krijgt zijn vragen.
Ben je trots op je werken?
Je zegt dat je alleen een beetje verbaasd bent, dat je het allemaal
hebt mogen realiseren. Maar jij was het wel die dat deed zonder er
mee bezig te zijn. Het is een lange weg, die nu ook kort lijkt te zijn.
Zijn kunstenaars onderling vrienden?
Kunstenaars zijn daar niet mee bezig, zij werken.
Vrienden zijn grote schilders, maar voelen ouderwets aan. (lacht)
Ze weten ook dat ik er zo over denk en ik vind het ook leuk hen
te choqueren. Ze willen voor hun inspiratie niet meer putten bij
mensen die beïnvloed zijn door onze cultuur, want dat geeft oorlog.
Liever lenen ze van kinderen en geesteszieken, omdat die nog zuiver
en eerlijk zijn, niet beïnvloed door onze massacultuur.
Dat heet inspiratie. Heel fris.
Therapie?
In zekere zin, het is maar net hoe je het bekijkt of wil bekijken.
Eigenlijk zou ik onder ieder werk moeten zetten: ik heb dit voor
u mogelijk gemaakt. Dan zou het pas af zijn.
Uiteindelijk heb je dan alles bereikt en dan?
Ach, oh, dat is niet altijd zo. Je begint met iets en het schilderij
zegt uit dwarsigheid je om dat anders te doen. Je doet een actie
en dan word je verplicht dat erbij te voegen en dat erbij te doen
en zo gaat dat dan verder. Dat is de praktische taal. En als zo’n
werk lukt, dan zeg je: Heel goed gedaan! (lacht).
Ben je een gelukkige man?
Ja, ik ben gelukkig omdat ik dat allemaal heb kunnen realiseren.
Maar ik ben ook wel een verbaasd man dat ik dat allemaal héb
gerealiseerd. Als ik verbaasd blijf dan is het goed. Ik geloof in
diesterke geest.
Is er muziek als je werkt?
Altijd!
Laten we daarom in stilte eindigen.

Stem

Stam/afstam, 2013, boek 109, pagina 74

2013_b109_p74_stam-afstam_k

Voorts

Wees steeds geduldig en tevree, niet goedgelovig en gedwee, zei
mijn grootmoeder al en ooit. En dat doe ik dan maar en steeds.
Ik vraag niet naar de dingen die bestaan, liever heb ik het schijnsel
van de liefde. Daar kan je je goed aan verwarmen.
Soms zijn de woorden zo fluisterzacht dat het lijkt of een klein
vogeltje vanaf je tong spreekt. Het zijn vaak lieve, tedere woordjes.
Ongevaarlijk in de taal van de vloeiende straat, waar geen doden
wonen, waar de levenden onschuldig het leven prijzen.
Iemand zei eens tegen mij dat de tong een schiereiland was. Dat
vond ik mooi gevonden. Ik probeerde hem te overtreffen met ja,
en de mond is een openzwaai-deur. Plus: mijn neus is een steunbeer
voor mijn aangezicht.
Het was en bleef een grappig gesprek. Hij vervolgde: en mijn ogen
zijn schemerlampen als ik ze half dicht doe.
Toen pakten we onze doordeweekse agenda’s en schreven van alles
op. Tijd en taak werd genoteerd. Zo brokkelde de week af.
Een diepe, innerlijke stem maakte mij wakker en bewust. Mijn hoop-
vol hoofd bleek geen zenuwpees, maar een weltevreden, suizebollende
villa met veel licht uit grote ramen. Mijn hart is een vuurspuwende
haard, altijd op zoek naar brandstof.
Ik bedoel maar, ik ben geen ding.
Anderen zeggen dat ik mij vul met ingewaaide woorden.
Ook dat is waar in alle bescheidenheid.
Je kunt beter een snotneus blijven dan er eentje hebben.
Woorden hebben onzelfstandige grenzen en zijn daarom lastig te
bewaken. Voor je het weet floept er zo eentje uit.

Zomerzon

Late zomeravond, 2001, acryl, 70 x 70 cm

2001_late zomerwoorden_k

Lege dag

Er zijn van die zomerse dagen dat je niet weet dat je leeft. Zelfs
de natuur is bewegingsloos, lijkt stil te staan. Je geest is loom
en volmaakt gesloten, geen enkele vinger wil nog iets.
Op dat moment is het mooi te bedenken dat de poëzie lippen van
bloed heeft die van mijn mond naar jouw mond leven. Zij spreken
van wat niet spreken mag. Het liefst in schuin gezette letters.
In de zomer weet je het weer zeker: de minnaar blijft bij zijn meis-
je, hij houdt haar warm. Zelfs in de ijle leegte. Bukkend van geluk
omhelst hij het verse vers en prijst de pijn die hij daarbij voelt.
Vol spitse woorden kan een mens veelzijdig zingen. Ook als de zon
wil spelbreken door zijn felle stralen. Verblind bewaakt het verse
wit een zeldzame zomer en glimlacht alvast.
Hebzucht hoort niet bij zomer, wel lege spiegels in zonnige ruimten.
In het licht van het menselijke niets is alles schotvrij stil. Pas veel-
zijdig later komt in alle helderheid de wellust schateren. Onze ogen
zullen dan gaan uitpuilen. Onze huid zal worden bevrucht met de
koude rillingen van de voorbije tijd.
Op dat moment is goed mogelijk dat het brein een boek ontvouwt.

Dit was zomaar een idee op een lege zomerdag.
Je hoeft er niets mee te doen.

Melodie

Als ik vleugels had, 1980, bewerkte foto

1980_als ik vleugels had_bf

Muziek zat

Het wonderlijke van muziek is dat zij muziek zat heeft.
Van de natuurlijke dingen op aarde vind ik de meanderende muziek
nog het meest geslaagd. Uit al haar armen brandt de rivier onder
de rotsen los, zoekt zijn vallende weg. Zonder water is er niets. Een
rivier is een soort natte tong van de aarde.
De mens doet zijn best om die wereld klein te krijgen. Soms fraai,
maar meestal lelijk. Vooral daar waar mensen te veel op een kluitje
wonen is het zichtbaar mis. De weegschaal snel overbelast en moe.
Een versnipperde aarde zonder melodie.
Geef mij daarom maar de muziek, die zal de mens wel leren. Daar
stottert ieder vuur van. Als de dauw de bloemen laat rinkelen en
alle luie larven zuchtend hurken onder oude stenen, dan hoor je
mij fluiten, dan heb ik mijn vlezige stad verlaten, dan ben ik het
meest gelukkig.
Soms, traag in de ochtend, zie ik het haastig trillen van de lucht.
Dat zijn de stille snaren van de natuur. Ik zie het als ik mijn
venster open doe. Dan weet ik iedere cel van mijn lichaam helder
te vinden. Dan zie ik dat planten en wolken bij elkaar horen en
is mijn geduld ook ongeduld.
Als wind en aarde om de zon roteren hoef je alleen maar te zijn.
Net als de meanderende muziek, zoek je je weg van de dag. Er is
ruimte zat. Alle geleidelijke ogenblikken gaan van A naar B, met
zijn ah en oh en zijn ja en nee.
Onder mijn eigen zomer blaast de wind door mijn dunne haar.
Ergens staan drie vazen van de keuze, maar ik vind een vierde
vaas en ontdek stil iets wat even vergeten was. Uiteindelijk is
er niet zoveel echt nieuws. We vliegen maar wat tussen het waken
en slapen door. We zijn liefhebbers van muziek.

Gele muur

Maankus, 2013, bewerkte foto

2013_maankus_bf

Tijdsprong

Zonder ervaring is ze dol geworden, terwijl ze juist een kruisje sloeg.
Nu begint het te dagen, dat zij hem nooit heeft gekend.
Niet echt tenminste.

En nu wacht zij geduldig op een aanwijzing van boven om de klok
en de onmogelijke liefde te begrijpen. Het spoor ratelt maar door
richting bijster. Kleine ogenblikken lijken direct al overspannen.
Het is niet overdreven te veronderstellen dat ze een sprong heeft
gemaakt. In haar eentje in het duister.
In dit nieuwe land zitten veel spionnen. Dat weet ze zeker en die
willen al haar geld. Het maakt haar onzeker.

En waar is hij nu?
De losse schemer valt. Haar stem breekt bijna, ze doet de lamp
aan, wil zicht.
Hij zit op de rand van het bed en glimlacht bijna uitnodigend.
Eén ding wil hij wel kwijt. Zijn lach, bij volle maan.
De lach in zijn leven klinkt even aanstekelijk als eigenzinnig.
Er is wel degelijk echte humor, al is het nooit vet schaterend.

Kortom: de schalkse schrijver kreeg evenveel vrienden als verhou-
dingen. Hij werkte zich uit de naad, voelde zich meer dan wie dan
ook en had bovendien bij zijn geboorte een beetje zicht verloren,
waardoor hij veel langer kon leven.
Volgens de overlevering kreeg God hoofdpijn van hem.
Terug naar haar:
Een oude emotie verplaatste zich van de ene naar de andere kant,
met de bedoeling het onderwerp te veranderen van verleden naar
toekomst.
Het lukte in een tijdsprong. Twee manen kusten elkaar.
Missie geslaagd.

Geest

Dragend blauw, 2015, bewerkte foto

2015_dragend blauw_bfk

Bijzonder geval

Als kind had hij er al last van, hij werd geplaagd door een rond-
zwervende geest. Het was bovendien ook nog eens een trage,
afgedankte en blauw. De geest omhulde alle diepere ruimtes en
reflecteerde daardoor een nog grotere spirituele ruimte. De evolutie
van het menselijk lichaam leek nog lang niet uitgewoed.
O nee!
Zodoende kwam hij in een nieuwe fase terecht. Hij kon alle pro-
ducten van eigen geest van te voren al aanschouwen en hoefde
daarop alleen nog maar te reageren. Dat scheelde tijd!
Hij doorbloeide tot een super volwassene, werd nooit weggeduwd
of veroordeeld. In tegendeel, men vond hem een Orakel Nuova.
Zijn virtuele ruimte bood kans om het lichaam te verplaatsen.
Met een beetje wil was dat zo gepiept. Zo was je hier, zo was je
daar. In een nieuw veld van avonturen was de reis altijd aange-
naam. Het reizen door de Neo Natuur was in feite een reis door
het Zelf.
Bij hem was dus geen scheiding tussen lichaam en geest, nee,
hij had slechts last van een uitdijen spectrum van levensenergie.
Voorbij was het trage leven. Bruggen werden niet allen bedacht,
maar ook nog eens geslagen. Kortom: één en al invullende ver-
vulling!
Vervulling kent geen verveling. Zijn constant dromende geest
ontvouwde zich her en der. Hij was een mens die zich bewust was
van zijn mooi vermogen en noemde het liefkozend zijn natuurlijke
ziel, wat ergens te aards was voor die gave.
Geen misbruik maken van de aarde, de meest oorspronkelijke
natuur, stond hoog in zijn vaandel. Je moest de natuur gewoon
met rust laten. Afblijven! De aarde is goed! Punt uit.
Er zijn nu nog enkele mensen die deze levensenergie bezitten,
zij leven in tijd en ruimte, hebben kracht, geen macht.