Geen keuze

Het ene na het andere jaar, 1991, A4, tekening

1991_ein jahr ums andere

Stoffig praatje

Hij leefde als een roos van voorwerpen, als stof. Stof is een on-
zichtbaar persoon, het wandelt rond alsof het doof, stom en achter-
lijk is en als het daalt, landt verdeelt het zich weer in je hoofd.
Stof is overal, dat is de mooie kant ervan. Wat je ook bent, op een
dag zul je tot stof wederkeren, dat is zo beslist, je hebt geen keuze.
Als je een laagje oppakt en bestudeert in de palm van je hand, dan
is het eigenlijk niet veel zaaks. Zodra iets stof is geworden, maakt het
niet meer uit of het mooi of lelijk is. Stof is stof en voor stof zijn alle
mensen gelijk. Kijkend naar mijn handen, zie ik de stof van de toekomst.
Stof houdt mij vast en geeft me tijd op alles.
Omdat niets is uitgezonderd hoeven we daar niet verdrietig over te
zijn. Stof laat zich door de wind vervoeren naar de juiste plek. Stof
is altijd zichzelf en vraagt nergens om. In ieder dialect klinkt stof het
zelfde, dat kan toch geen toeval zijn?
Nu nog even vergaan…ik bedoel verder gaan.

Doorlatend

Tiny Heaven, 1998, acryl, 80 x 100 cm

1998_tiny heaven_k

Losse gedachten

Ik kijk naar een leeg doek en vraag: Wie ben jij? Daarna pas vraag ik:
Wie ben ik? Ik schrijf het woord voor woord op voor jou, lezer, en ook
voor mezelf. Van dit vragen en schrijven word ik heel gelukkig, zo ge-
lukkig als van een spelletje. Jij bent op zoek naar mij en ik ben op zoek
naar jou en mij. Eigenlijk zoek je mij omdat je op zoek bent naar jezelf.
En zo begint het spel en breken we onze tongen.
We hebben één doek samen. Dat is het speelveld waarbij we elkaar
zoeken en ontwijken.
Meestal beginnen we thuis.
Zelfs kinderen weten wat een huis is, hun huis en dat van de anderen.
Thuis is eeuwenoud en als we ouder worden begrijpen we dat een
huis in de eerste plaats een kamer is. Een kamer opgebouwd uit muren,
deuren, ramen. We bakenen af, onderscheiden binnen buiten. Wie naar
buiten gaat kan ook weer binnen komen en andersom. De kamers van
een huis zijn afgesloten maar wel licht- en luchtdoorlatend.
En soms ook mensdoorlatend.

Potten

Vlak voor een idee, 2008, A4, tekening

2009_vlak voor het idee_k

Ideeën zaaien

Dit jaar heb ik twee potten met blanco ideeën gezaaid. Die potten
heb ik Amsterdam gevonden, ze waren vanbinnen en vanbuiten vol-
ledig bedekt met groen mos en al zeker vijftig, zestig jaar oud.
Een goede pot, goede aarde, goed water en een goede blanco zaden,
dat zouden toch een magisch effect moeten geven.
Tot mijn verbazing komen de stelen op, krijgen ze mooie bladeren
en bloeien ze uiteindelijk! Eén pot geeft normaal zeven ideeën, alle-
maal goede. Sommige ideeën kleuren richting rood, daar moet je
mee uitkijken, die kunnen zomaar ontploffen als je even niet oplet.
Je krijgt er helemaal zin in en wil spontaan gaan dichten. Maar wat?
Waarover?
Laat ik het er maar niet over hebben. Het handjevol woorden blijkt
niet genoeg. Pas toen ik er echt over nadacht werd het helder: ik
moet mijn binnenste gebruiken! Alleen het binnenste is zacht genoeg
om te dichten, de harde buitenkant moet je niet gebruiken.
Ik dicht:

zie

talloze mannen
gesmoord gehuil
in de nachturen

volgzame woorden
vrouwen rondom
krankzinnige tijd

een hongerige hond
jaagt gestaard

in gedachten
beleef ik

Daarna ga ik de deur uit. Ik heb de werkelijke stilte gevoeld.
Even maar.

2 Liefdes

Boze man, 2014, computertekening

2014_boze man_ct

Koud

Hij dichtte:

de kou verdragend
stop ik met eten
en wacht op je komst

wijn, wijn
zonder stoflaag
het vuur
is as geworden

middernacht,
ik ga naar buiten
voor verdertuur
en
daal als eerste
in het maanlicht
van het hoge af

Dat klinkt nogal gefrustreerd, mogelijk kwam degene die hij ver-
wachtte niet. Veel blijft hier onbesproken, misschien is er iemand
gestorven en is de schrijver zoekende/dolende.
Van de schrijver weten we dat hij twee grote liefdes had: lang
slapen en eindeloos gedichten declameren. Zijn contacten met
vrienden waren daar ook op gericht. Geen onaardig leven!
Dat de dichter, die zijn werk niet schiftte en sorteerde, zo weinig
schreef, is uiteindelijk gewoon een kwestie van integriteit.
Weten we dat ook weer.

Taalkwaal

Zaterdagavond, 1998, bewerkte foto

1998_zaterdagavond_bf

Blije ergernis

Als allereerste nemen wij afscheid van de groene boomtoppen.
Als de vleugels het laatste uit de lucht verzamelen en wij varen in
de beschutting van onze jeugd, dan draaien we als de dood aan
het kompas in ons hart.
Waarom bedenk ik dit nu? Wat wilde ik zeggen? Ben ik jaloers?
Ik denk dat ik wat duizelig werd van de vingerafdrukken van het
licht. Zo werd ik een tiran van de herinnerde klok.

Kijk, de hemel likt zijn wonden graag in de vijver.
Sterren reserveren de nacht voor hun theater, de bergpas gaat de
maan tegemoet…..
Maar wat moet ik met die wetenschap?
Als ik weet dat de zon haar oogverblindend scherm kan trekken,
wat moet ik dan nog? Alles is daarna blind, verlies, niks, nada.
Ik ben een bewegende vreemdeling op een kale weg. Meer niet.
Nu is het wel zo dat iedere brug een gat in de lucht springt en dat
bouwterreinen verdampen door het zinderend bouwlicht, maar dat
maakt alles niet echt gemakkelijker. Dan begint het pas!
De taaie taalkwaal van een volwassene wappert jammerlijk op de
blindheid van de jeugd. Op de hoogte van de jaren, bij het eindpunt
van je vader, loop je met grote passen door de velden van je voort-
hobbelend verleden.
Daar kan ik me dus vreselijk blij aan ergeren. Heel tegenstrijdig.
Waarom doe ik dat? Het is zinloos.

Zwakte

Projectie, 1984, bewerkte foto1986_projectie_bfk

Dwaas licht

Hij zit in periodes dat alles laag en vuig is en periodes van
wanorde kent, waarin alles te hoog verheven is. Best vervelend.
Meestal omschrijft hij het als een kortstondige bloei van tijdelijke,
geestelijke zwakte. Het mag vreemd klinken, maar het is zo.
En als hij dan helemaal in grote verwarring van zijn onzeker lot zit
weet hij nog net dat er tussen goden en mensen geen verschil is.
Dat stelt hem gerust, alle goden en mensen trekken voorbij, één voor
één, in een soort machtige, stille mars.
In een optocht van dwaling naar de illusie slepen ze zich als luie
herfstbladeren in het eenzame duister voort.

Later, als hij weer meer bij zinnen is, begint hij te regeren.
Hij begint bij zichzelf. In alle reële oprechtheid straalt hij een
enorme kracht uit. Jezelf goed kunnen bedriegen is zijn eerste doel
en eigenschap. Men luistert dan met ontzag. Men schiet vol.
Hij is een sterke verlichter, weet hij. Alleen filosofen en dichters
kunnen de wereld praktisch bekijken, omdat ze de enigen zijn die
zonder illusies leven. Helder zien betekent dan niet-handelen.
Kort daarna schudt hij opnieuw heftig met zijn hoofd. Het is alsof
hij constant een luid NEE wil zeggen, maar er komt niets uit zijn
mond. Hij blijft muisstil.
Alles lijkt in hem naamloos gebroken. Niets past meer in zijn leven.
Zijn tederheid is te groot uitgeslagen, waardoor zijn ziel alles
verklapt.
Notitie:
In werkelijkheid heeft hij alleen maar wat last van nadorst na net
iets te veel gouddrank.