Uitslag

Gele kamer, 2011, bewerkte foto

2011_de gele kamer_bf

Rijkelijk geel

Iemand had zijn kamer geel geschilderd. Hij had genoeg moed
en lust. Wel moest hij van zijn vrouw eerst een slikmeter pas-
sen en meten, dat zou haar gemoedsrust ten goede komen.
Nadat het waagstuk was voltooid schroefde hij de meter nog
wat vaster aan, je weet tenslotte maar nooit, vrouwen blijven
vreemde wezens. Op zijn neus plaatste hij een blauwe knijper,
voor de zelfreiniging en het paste ook mooi in de totale compo-
sitie in het grote geel.
Helaas kreeg hij kort daarna, tijdens het uitrusten, een enorme
uitslag. Het was echt ontzaglijk. Geen gezicht, wel gevoel, jezus
wat een jeuk.
Zijn vrouw vond het wel sneu, maar was niet echt onder de
indruk. Zij was ondertussen met heel andere dingen bezig.
Bovendien zou het wel weer over gaan na drie dagen als hij
weer wat rustiger van binnen was geworden. Ze had al zo vaak
met dat bijltje gehakt.
Hij wist dit keer wel beter. Na zeven zilveren snikken knapte
de slikmeter spontaan af en genas hij zienderogen. Zelfs zijn eetlust
kwam voor het grootste deel terug. Hij kreeg een beter aanzien.
Je snapt het al, hij was zo weer zichzelf en kon daarna zijn zuivere
ik gewoon weer volgen.
Ondertussen ging zijn vrouw er met een ander vandoor. Die
had een wit huis en veel geld (en mot met zijn vrouw).

Oude glans

Schemering, 2014, bewerkte foto

2014_schemering_bf

Schimmig

Aan de oppervlakte van mijn herinnering drijft iets van de gouden
glans, die op het water ligt wanneer de laatste zonnestralen erop
schijnen. Ik zie mij als het meer dat ik heb bedacht en wat ik in dat
meer zie ben ik zelf. Ik weet niet hoe ik dat beeld of symbool moet
uitleggen. Wel weet ik dat het ergens met mijn grootvader te maken
heeft. Dat voel ik zo.
Misschien hoort het denken van zoiets wel bij de kwalijke dingen van
het denken. Wie met zijn verstand denkt is verstrooid, wie met zijn
gevoel denkt slaapt, wie met zijn wil denkt is dood, las ik een keer.
Ik denk met alleen mijn verbeelding, dus dat zit vast goed.
Hoewel mijn grootvader in hetzelfde jaar stierf dat ik werd geboren,
heb ik toch een beeld van hem. Hij komt regelmatig rondspoken,
meestal zie ik alleen zijn bleke hoofd. Dat zal ook wel met dat denken
te maken hebben. Heel enkel is hij slechts een schimmige schaduw of
een donkerbruine weerkaatsing in het water waaruit algen opstijgen.
Als ik dan stil sta en kijk, gaat het water als vanzelf rimpelen en omdat
ik dan ga nadenken trekt de zon zich snel terug.
De natuur heeft zo zijn eigen eigenaardigheden.
Van alles wat gezegd of gezien wordt, blijft slechts de donkere nacht
over, vol van de dode glans van de meren in een kale, vloeiende, natte
en sinistere vlakte zonder wilde eenden.
Dit heb ik zo beschreven, maar niet gezegd, op 23 januari 2011.
Ik kwam het weer tegen.

Schuld

Een zeker gevoel, 1985, acryl 80 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Ernstige gevolgen

Midden in de nacht werd ik wakker door een bulderend graas buiten.
Of was het toch binnen? In een steegje riepen mensen iets in een
voor mij vreemde taal. Ik hoorde dat de buren ook begonnen te
praten, zij schreeuwden om water.
Er bleek brand nabij te zijn. Heel nabij.
Ik sprong uit mijn bed, in mijn onderbroek en rende op blote voeten
naar de plek. Het vuur verlichtte de hemel mooi, ze begon rood te
kleuren. Ik beleefde het eerst als een film, zat op de eerste rij, maar
in werkelijkheid zat ik op de koude grond, was er veel rook rondom.
De hete lucht had de geur van vuur, hooi en de geur van verschroeid
vlees.
Mijn ouders kregen me in de gaten en haalden me vol verwijten en
verwensingen naar binnen. Weer thuis kreeg ik soep, midden in de
nacht. Ik zag de ogen van moeder glinsteren, zij had gehuild van
woede en angst. Ik gaf geen kik, in de stilte voelde ik mij man, geen
kind.
Mijn vader praatte op mij in, ik liet de bui over me heen komen.
Nadat hij was uitgepraat zei mijn moeder: Hoe moet dat nu verder
met die jongen?
Ineens kwam het besef bij me binnen dat ze dachten dat ik het vuur
had aangestoken. Ik trok me terug in mijzelf, hoe konden ze mij zo
vals beschuldigen?
Voortaan liet ik mijzelf niet meer zien aan mijn ouders, ik speelde het
gewenste kind.

Stilte

Monet aan zee, 1980, acryl, 80 x 240 cm

1980_monet aan zee_k

Natuur

Ik heb het mooiste van de natuur ervaren. Ik zag een naakte vrouw
op het kabbelende water liggen, ze deed alsof ze sliep. Ik begreep wel
dat de kwaliteit van mijn fantasie meespeelde, maar ik zag dat vele
vissen aan haar bollend buikje zogen. Alles was in harmonie, vredig.
Wat ook een rol speelde was dat ik iedereen alle vrijheid van handelen
gunde. Niets was strafbaar, verboden. Er was balans.
Door het fikse zuigen kreeg de vrouw allerlei wondjes, die net zo snel
genazen als ze ontstonden. Heel wonderlijk, maar ook mooi om te
zien. Het was alsof het water, het was de zee, haar steeds toestopte.
Vanuit een ander hoek kwam een rechte stok aandrijven. Zij had nog
het geluid van de boom in zich en treurde wat zwaarmoedig, wat mij
weer inspireerde. Vol passie zoog ik het geluid van het moment op. In
mij wandelde het verder.
Zo komt het dat ik nog nooit de werkelijke stilte heb gehoord. Ik ben
kennelijk te lawaaierig van binnen. Uit welke gedachte ik ook ontwaak
er is altijd geluid, mijn borst zit vol kleine vogels, dat is mijn natuur.
Ik heb er vrede mee.

Droom

Boom van alle tijd, 1996, 50 x 65, tekening

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Harde tijd

ik zie
talloze minuten
gesmoorde tijd

talloze volgzamen
volgen verdwaasd
krankzinnige tijd

als natte mist troost
als een hongerige hond
dan is het bedeltijd

in gedachten
komen zij naar mij toe
ik knijp mij wakker
in harde tijd

Gebutst

Gedachtenvrouw, 2013, computertekening

2013_gedachtenvrouw_ct

Overdacht

We peilen het humeur van het weer aan de hand van hoe de lucht
eruit ziet. Als de lucht grauwer wordt, weten we wat eraan zit te
komen. We hebben dan ook de neiging, bewust en onbewust, om
ons eigen humeur af te laten hangen van de lucht. Dit geeft de
kunst een enorme troef in handen, namelijk invloed op de toe-
schouwer door uitbeelding van de lucht.
Je ziet veel lucht bij kunst. Vaak extra gebakken.
Zo kan je denken.
Of:
Mijn vader is dood. Na ons afscheid voelde mijn lichaam gebutst
alsof ik iets gebroken had. Twee dagen daarna werd ik aangereden
op mijn fiets en viel daarbij zo knalhard op de stoeprand dat ik lang
met een bont en blauwe heup en licht ontwrichte schouder en enkel strompelde.
Het was alsof het gebutste gevoel van daarvoor even werkelijk aan-
toonbaar moest worden. Iedereen moest zien dat mijn vader dood
was. Het wilde gewoon nog niet helemaal tot me doordringen, maar
nu ik hier in zijn stad rondloop weet ik het zeker.  Ik krijg ik hem
tijdelijk terug.
Zo kan je ook denken, maar dit is klare fantasie.

Inzicht

Big hole in the day, 2014, bewerkte foto

2014_Big hole in the day_bf

Het lege midden

Ongekende schoonheid zie je niet.
Soms als je je ogen, je oren en je hart opent ervaar je iets in
die richting. Als een vrije kunstenaar een vluchtige wereld
verwerkt werkt hij zich een slag in de rondte. Hij zoekt naar
de ziel der dingen met een groot oog voor het terloopse toeval.
Dan bereikt hij heel eventjes de korte troost. De drijfveer loopt
met de bestemming mee.
Het is een patroon van wendbaarheid bestaande uit vele
meanders. En dan, als de schets van gedachten zich hecht aan
zijn drager, dan bestaat het vastgelegde moment van de vernie-
tiging.

Bovenstaande schreef ik in een prelude voor het boek Tekentapijt
wat ik in 2005 samenstelde.
Op een vel of doek kan alles gebeuren, zou ik nu schrijven. Als je
voorbij het lege midden bent ben je al een heel eind.
Wat ook mooi is dat altijd na de herinnering de tijd van nu komt.
Nadat je je gedachten hebt gekorfd, doet je losse pols de rest.
Je bent even tijdelijk elders.
Het lege midden blijkt bij nader inzien toch vol te zijn.

Praatjes

Zwarte man, 2014, computertekening

2014_zwarte man_ct

Gedachte uit een andere tijd

Hoe de dingen gaan is nu bekend, maar hoe ze moeten is heel iets
anders. Eerst zal er nog veel van het oude kapot moeten, voordat
het andere, het nieuwe, zich aandient.
Nodig mij daarom uit als de verandering aanvangt.
Ik zal er zijn en je niet teleurstellen.
Maar noem het geen kinderspel. Dit hakken is de ambacht van een
grote koning. Wat uit mijn mond komt volgt het diepste van mijn
gedachten. Aan korte liphangers heb je niks. Echt niet.
Ga dus op zoek naar tongen, lippen en landen om nieuwe zinnen
te maken. Het zal je rijkdom geven. Je zult sappig aan je eigen
vruchten kunnen zuigen. Je zult genieten zonder het zweet op je
voorhoofd weg te hoeven wissen.
Benoem je nieuwe woorden niet te nadrukkelijk.
Noem ze en denk aan de hand die werkt.
Werkende handen snuiten alles wat donker walmt.
Weet daarbij dat niets uit zichzelf zal gaan.
Verkoop je spierkracht niet zomaar, wees er zuinig op.
Pak de aangeschoven stoel, ga erop zitten en doe vooral nonchalant.
De zon zal de vlam aan de voorkant van iets nieuws laten branden.
En jij zult je je er opnieuw aan warmen.
Ja ja, je bent al goed, Alter Ego.

Ooit

Mogelijk leven, 1985, acryl, 80 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Stille tijd

Hij zag de schoonheid van het meisje, voelde de kracht van water
en aarde. Werd verliefd. Dat doen mannen. Hij spelde haar naam,
nam het hele alfabet. Mijn lichaam verdween daardoor, moest
ruimte maken, zelfs mijn ijle stem verstomde. Ik wist nu ben ik
haar verloren. Met mij is het afgedaan.
Dan ben je even woordeloos geboren. Of was ik nu in een stem
gestorven?
Wat wil ik hier zeggen?
Ik probeer poëtisch ruimte te geven aan een gevoel uit andere tijden,
toen ik van vloeibare engel een verlaten steen werd. Ik besefte dat
de kruimels op haar rok niet meer voor mij bedoeld waren. Het
maakte me zoals ze dat zeggen een tijdje deemoedig, niet wanhopig.
Daarom zocht ik de taal en haar schoonheid. Het spraakgebrek van
de schaduw was niet menselijk, was wreed. De schaduw had al het
licht gestolen, alleen van binnen was ik nog vol golven vuur.
Veel van steen was het enige wat ik uiterlijk voelde.
Ik weet niet wat steen werd, ik weet wel wat dood is, dichtte ik.
Maar toen ik weer wakker werd, kon ik alles weer recht breien.
Zij was geroofd en ik zag weer licht.

Bloedeloos

Witte zool, boek 112, pagina 53

2013_b112_p53_witte zool_k

Geen stem

Kijk, daar loopt hij. Hij gaat water halen. In de hitte van het zuiden.
Met een mond vol spooksel sjokt hij richting horizon. Zijn bevliegde
lippen barsten open. Een droge pijn hangt aan zijn gelijnd gezicht.
Hij schudt het hoofd als een gekraagd roofdier. En verder weer. Hij
rinkelde en rimpelde zichzelf traag voort. Luister, ik kom er aan!
De avond valt en het wordt kouder en kouder. Hij mompelt in het
diepe donker. Het water wil niet komen. Zijn bloed trommelt dof, de
marsmuziek in hem is allang verdwenen.
Kijk, daar loopt hij. Goed gekromd in eigen popenpak. Hij voelt de
wormen al kronkelen als hij zijn bijna dode hoofd opheft. Kennelijk
is hij de weg kwijt of gewoon iets vergeten. Denkend sleept hij zich
verder naar de poort van de geboorte. Dat wil hij: opnieuw geboren
worden. Met een beetje mazzel moet dat nu gaan lukken.
Geen huis, geen steen, geen stem…
Hij valt om. Woordeloos.
De wind en een verdwaalde zeemeermin gaan voor hem zingen.