Schimmen

Handberg, 2008. tekening, A4

2008_handberg_k

De dichter leeft dichter (opnieuw)

wat ook maar leeft is helder
de duisternis laat schimmen dolen
een dichter denkt niet, voelt

pendelend tussen mens en schimmen
één met al zijn scheppingsdrift
verheft de taal hem o zo hoog
de sleutel is snel omgedraaid
en beschermd een handvol kleur
dat moet genoeg zijn

wat je ook maar dicht is helder
het hele jaar wordt niets gesnoeid
een dichter denkt niet, doet

sterren spatten wit en geel gemengd
de mooiste bloemen ruiken sierlijk schoon
mijn kippenvel verandert in schubben
mijn neus is te koud voor eeuwig leven
zelf in de brander voel ik geen warmte meer
hoe dikwijls ik ook in het vuurtje por

wat je soms in je vingers voelt
is niets meer dan verbrand houtskool

een dichter is soms iets, is soms alles

Wendbaar

Some Day, 2001, schets

2001_some day_k

Het lege midden

Ongekende schoonheid zie je niet.
Soms als je je ogen, je oren en je hart opent ervaar je iets in
die richting. Als vrije kunstenaar verwerk ik de vluchtige wereld.
Ik zoek naar de ziel der dingen met een groot oog voor het ter
loopse toeval.
Dan bereikt ik soms heel eventjes de korte troost. Dan loopt de
drijfveer met de bestemming mee. Het is een patroon van wend-
baarheid (bestaande uit vele meanders). En dan, als de schets van
gedachten zich hecht aan zijn drager, dan bestaat het vastgelegde
moment tot de vernietiging volgt.

Bovenstaande schreef ik in een prelude voor het boek Tekentapijt
wat ik rond 2005 samenstelde.
Op een vel of doek kan alles gebeuren, zou ik nu schrijven. Als je
voorbij het lege midden bent ben je al een heel eind.
Wat ook mooi is, is dat altijd na de herinnering de tijd van nu komt.
Nadat je je gedachten hebt gekorfd, doet je losse pols de rest.
Je bent even tijdelijk elders.

Afgebroken tijd

Open deur, 2011, voorstudie

2011_open deur_schets_k

Andere ruimte

De ruimte had een vaal en groezelig geel licht gekregen. Het voelde
wat overdreven die slappe, gelige kleur. Bovendien werd ruimte tus-
sen de dingen daardoor groter en klonken de geluiden gescheiden
op de één of andere manier. Alles wat je hoorde hield abrupt op
omdat ondertussen de tijd werd afgebroken.
Toen kwamen zij en alles werd warmer, terwijl de hitte zelf koud leek.
Ik stond op een kier afstand, in de andere kamer, en zag hun hoop-
volle houding. Terwijl zij zo aanwezig schreeuwden, had ik mij meer
als bloemblaadjes in de kelk gesloten en trok me terug in verreweg
de verste hoek.
In de ontstane compositie van de ruimte kwam een ander verband
dan iets als platte vlakken. Je zag dat de felle kleuren alles braken.
Daarna deed ik de vensterluiken dicht en was de rust weer gekeerd.
Een grijnslach verdween en droogde op als het levenloze slijm van
een naaktslak. Het glinsterende snot van het subject stelde niks voor.

Geen hoogte

Beschaafd, 2014, bewerkte foto

2014_beschaafd_bf

Afdruk

Er was iets met hem. Je zag dat hij iets verloren had.
Het werd voor het eerst zichtbaar bij de lijn van zijn kaak.
Zijn kaak reikte verder dan ooit. Iedereen zag het, hij niet.
Als je het zou zeggen zou hij daar niets mee kunnen. Hij zou
verstrooid en glazig kijken, iets warrigs zeggen als: als je
horloge maar tikt onder de mouw van je jasje.
Je kreeg nooit echt antwoord of hoogte van hem. Hij was te
beschaafd.

Nu ik naar al mijn herinneringen zoek weet ik dat alles eigenlijk
vreemd is. Zeker achteraf. Pas in het donker krijgen ze kleur, dan
word ik niet meer afgeleid. Alle herinneringen worden dan ook
losser, alsof ik ze tijdelijk droom.
Misschien is dat ook wel zo. Of ik wil het zo.
Hoe dan ook, als ik me iets moois herinner dan zijn mijn stappen
zo licht dat ze nauwelijks een afdruk maken. Net genoeg om een
spoor achter te laten. Altijd met de zon mee.
Dan is alles zo mooi. Dan liggen de  schaduwen als splinters tussen
je tenen. Je zou er over kunnen struikelen als je niet oppast.
En nu draai ik me om zonder verder te kijken, zonder verder te
weten.

Doof hoofd

Blinde vlek, 2014, computertekening

2014_blinde vlek_ct

Weerspiegeling

Soms ben een woord, dan ben ik buitenissig.
Dan doop ik mijn dove hoofd in mijn buik en stoot mij uit. Het gat
wat daardoor ontstaat is als een lichtvlek in de ruimte. Een vlek die
alles zegt waaruit ik ben geboren. Tja, en dan zit je met een aan-
dachtig gezicht te kijken naar de vlechten van mijn wierook, dat
snap ik. Kijk, als dichter dring ik graag door tot de aarde.
Tot in de binnenstad van een salon ben ik meer dan een vol café,
waar het kaarsvet vol langs de tafel druipt.
In mijn onderaardse jaaggangen ben ik zeker buitenissig. Als mijn
besuikerde ezel als een tijdelijke maagd stil en stoer staat te staren,
dan ben ik het woord.
De lome oren luisteren graag naar mijn orakel gekakel. Zelfs de
betraande bomen van buiten wiebelen zachtjes mee. Ze herkennen
mijn wilde natuur.
Soms ben ik een woord, dan ben ik de navelbodem van de beeldenaar.
Verder rammel ik graag wat aan de zakken van de lasthebbers.

Wangblos

Slaap, 2014, computertekening2014_slaap_ct

Over slaap

grenzeloos
mooiste ogenblik
jij, constant
openbarstende bloem
jij, volslagen
tijdloze droom
het roodste rood
van je wangen
kijkt alles na
bloost zich een weg
jij, mens en lijf
bent ineens beperkt
en helemaal niets
hoe knullig
is je nieuwste vorm
een biggentraan
troost de tuin
vogels gaan zingen
zij hebben hun
mooie ogenblikken