Meten is weten

Het foute bericht, 2012, boek 101, pagina 6

Kantoor

Zijn hoofd lijkt nog het meest op een oud kantoorpand, waar
de minderheid present is, maar te groot  is om te regeren.
Per opbod worden zijn gedachten verkocht. Dat is ook werk.
De eerste opdracht die hij binnenkrijgt is het scheppen van
rustige grenzen, een hele klus! Hij moet veel mensen in gaan
huren om duurzame dingen uit te kunnen voeren.
Je voelt het al aankomen, conflicten verschijnen bij zoveel on-
gewisheid. Er zijn al grote uithalen hoorbaar. Vaak voor het ge-
mak en de vorm seksistisch.
Vrouwen gaan elkaar tellen. Taken worden weggegrist, rokken
worden iets opgetrokken. Dit heet een meeting.
Dan komt een ingehuurd persoon zonder geweten. Hij dele-
geert als een opmaat gesneden pak, dat wel. Hij oordeelt
met verstopte oren. Er moet bloed gedronken worden om de
sfeer beter te maken.
Maar het wordt macaber door die aap.
Er vallen koppen. Niemand raapt ze op. Tijdens de afvalrace
kijkt men alleen naar elkaars schoenen. Vooral omdat die
schoenen niet opzienbarend zijn.

Nachtman

Nocturne, 2012, bewerkte foto

Nog steeds

Ik ben hier. Ik zeg het steeds opnieuw. Ik ben nog steeds
niet in bed. Mijn hoofd, steeds boven de wolken, is mooi op
gang, nog lang niet kalm of rustig. Mijn benzine raakt niet op.
De rook van mijn hoofd stijgt op met bedrijvigheid. Geesten
scheren zich weg, zij zijn te ouderwets. Ik ben nu hier, dat
telt.
Ik heb so wie so liever het midden van de donkere nacht dan
een heldere ochtend. Dit is prima. Alles lijkt zo stil en schoon.
Kom hierheen, zeggen mijn gedachten en een idee is gelijk
geboren. En als er nu een wolk voor de maan schuift is het
nog mooier. De mogelijkheden zwemmen om me heen. Ik kan
ze bij wijze van spreken horen, ze ritselen graag. Met gemak
pak ik eentje bij de lurven en slinger het op het papier. De
witte spanning is voorbij, de eerste haal bepaalt de rest.
Ergens in de verte neemt een stem een vorm aan. Het is zo
dichtbij dat ik bijna met mijn hand langs het onderschrift kan
voelen. Ik moet verder.
De dag breekt alles, echt.
Er zitten allerlei vlekken op de vloer. Een titel komt zomaar
als slotakkoord. Altijd achteraf, vooraf zou alleen maar het
proces gaan belemmeren. Het voelt als een vrouw, die ik de
hele nacht bemind heb, haar naam komt bovendrijven. Ik en
de vrouw hebben oren. Oren om gerust te stellen.
Dit gaat door tot de laatste adem, maar daar hebben we het
nu niet over.

Bevroren bloed

Winterman, 2012, bewerkte foto

Vreemde dag

Dat er een Roswita bestond met wie ik wel eens kuste, had
ik haar wel eens verteld.  Ze had het leuk voor me gevonden,
maar je kon zo zien dat ze loog.
Ze wilde er eigenlijk niets van weten bleek. Mijn eerlijke op-
biechtingen hielden haar in een verstikkende greep. Een re-
latie met een ander, hoe dan ook, werd vroeg of laat een echt
breekijzer. Nou ja, als ik nu een kind bij een ander had…
Neem haar eens mee, piepte ze nog en dat vond ik een uit-
stekend idee. Dan kon ze zien dat het geen zomer of lente
meer was tussen Roswita en mij, het was al lang diep winter.
Ik was een andere weg ingeslagen, ik koos niet meer voor
haar. Ik had nu een ander, zij had niemand, wou niemand.

We kozen er voor om haar niet thuis te laten komen, dat was
misschien iets te veel van het goede, maar we zochten haar
op haar oude, bekende  adres op.
Mijn liefje en ik belden en klopten wel een kwartier lang aan
haar deur. Er werd niet open gedaan. Toen besloot ik toch
maar de huissleutel te gebruiken, die nog steeds aan mijn
bos hing. Het leverde even een geërgerde blik op, maar we
waren binnen.
Ze bleek niet thuis te zijn, maar in de hoek van de kamer
stond wel een draaiende camera op statief. Je zag het rode
opnameknopje van ver af ongeduldig knipperen.
Alles werd keurig opgenomen, voorzien van een fraaie titel-
pagina. ‘Mijn bloed dat door jou is bevroren – een film van
Roswita F.’
Mijn liefje zette de camera snel stil, spoelde terug en ging
wild kijken. Ze werd bleek, ik rood, wat voor een winterman
een onopvallende kleur is.

Abstract grijs

Grauwe droom, 2012, computertekening

Schrale troost

De werkelijkheid kan hij niet meer beogen. Hij komt niet
meer van zijn dwingende volgorde af, projecteert zichzelf
voortdurend. Hij is dichter en lezer, nee nog erger: hij is een
dichte lezer.
En zo verloopt het ene proces na het andere voor elke lezer
anders. Voor elk moment dat je je openstelt krijg je poëzie
terug. Het is een vorm van aannemen en zien.
Alleen voor hem is alles een abstractie een soort misschien.
Alles is maar een wijze, een vergelijking op een bepaald mo-
ment. Je hebt er dus niets aan. Hij is op zoek naar het gelijk
van dingen, hij wil het met vele klemtonen laten spreken. Er
moet heel veel dynamiek in de woorden zitten, anders kan
de geest niet goed bewegen en valt hij in slaap.

Poëzie moet dus meer zijn dan noemen en benoemen, het is
een kwestie van zijn. Klank en geest zijn één. Als het niet te-
gelijk bewapend en ontwapend is stelt het niets voor.
De schrijver moet verwantschap voelen met elk woord, ook
met begrippen die hij in de verste verte niet kent. Hij moet
verlangen naar volledige intensiteit, anders verleent de taal
hem geen wederdienst en blijft alles een saaie illusie.
Met een scherpe blik en overdreven inzicht kom je dus een
heel eind. Het spel dat je speelt en nogmaals uitprobeert,
heeft de schijn van geen spel te zijn.
Dat alles zegt zijn integrale ik.