Nu

Zogenaamd wild, 2009, bewerkte foto

2009_zogenaamd wild_bfk

De kamer

Ziehier een man. Ziehier een verlaten ziel, als een ieder.
Het zeldzaam goede van dit moment blijft onopgemerkt, ondanks
iedere opmerkzaamheid.
Wat hier gebeurt is heel duurzaam en raakt nooit uitgedoofd.
Misschien is dat vrij staren in de verte wel het mooiste nul-moment
van je leven. Misschien is dat het moment dat je hersens zich gaan
hergroeperen, dan wordt alles wat niet meer van toepassing is
voor altijd verwijderd. Niet meer bereikbaar, ergens diep en te ver
weggestopt voor bangere dagen, zal het je niet langer meer plagen.
Deze man heeft even geen wolfshonger, hij strijkt zijn geschapen
lichaam glibberig glad. Een miezerig bootje voert al zijn gedachten
weg in een wellustige oceaan en alles komt goed!
De vlezige kleur van de hemel maakt alvast de nomade van de
liefde wakker.
Ziehier een starende man. Hij is getuige van het onverholene.
Later zal hij er over vertellen. Niet nu. Zijn stem is niet levend.
Nu blijft nog even nu. Daarna is alles zogenaamd wild.

Terugkeer

Zitleunend figuur, 2014, bewerkte foto

2014_zitleunend figuur_bf

Half droom, half waak

iemand slaapt zich in een lichaam
en droomt dat het een lust  wordt om te zien

(uit het gedicht: De terugkeer van het lichaam, Van Batelaeres)

Dit klinkt wat sneu of te serieus. Het heeft iets van een vallende
vlinder. Er is iets weggeglipt. De totale macht is tijdelijk verdwenen.
Dat is waarschijnlijk ook het goede eraan.
Hij droomde vast van een vrije vlinder, maar werd al fladderend
voortvluchtig. Sneu als het zo hoopvol begint. En dan weet je bij
het wakker worden even niet of jij nu de mens was die zich als
vlinder had gedroomd, of een vlinder die zich als mens droomde.
Van die dingen, je kent het wel.
Ergens tussenbeide ligt waarschijnlijk de waarheid.
De metamorfose is dat wat de scheidslijn overschrijdt.
En voor wie niet meteen gelooft dat hier vlinders in het spel zijn,
zij gezegd dat zij het hele gedicht maar moeten lezen. Dan zien ze
gelijk al in de opening  de verwijzingen naar een bloemenwei en een
boomgaard. Daar is het goed vertoeven. Volop bloei.
Dus het valt ergens ook best mee met dat sneue gevoel.
’t Is maar net waar je je op richt in je droom of waak.

Loopje

Verkeerd moment, 2008, tekening, A4

2008_verkeerd moment_k

Vreemde wandeling

Hij bladerde wat in een zwart gekartonneerd schrift met linnen rug.
In stijve, keurige blokletters stond op het gelinieerd papier:

staand lopen
met gesloten ogen
het strottenhoofd stamelt
bewegingloos
vluchtende vliegen vonken
het bos brandt
alle kleur is weg
de natuur hoort zwart-wit te zijn
totdat de wekker rinkelt
de ware werkelijkheid
is halleluja anders

Sinds zijn tiende schreef hij alle dromen al op. Het was zijn tweede
ik geworden. Zonder dromen viel er niet te leven.
Hij tuurde net iets te lang in de spiegel. Zijn zware wenkbrauwen
gingen ervan omhoog. Wederom dacht hij aan zijn mooiste kinder-
tijd, toen alle woorden nog nieuw waren. Je legde daardoor de
vreemdste verbanden.
Zo had hij wenkbrauwen altijd als wekbrauwen verstaan. Die waren
er om je na de slaap wakker te maken, ze wekten je brauwen. Geen
idee wat die brauwen eigenlijk waren. Vast iets heel nuttigs.
Morgenavond droom ik weer verder – zei hij hard op in de spiegel.
Hij kon zichzelf flink overtuigen en verheugde zich nu al op zijn zwart
wit loopje.

Dood

Omzien (EGO), 2005, boek 87, pagina 87

2005_omzien_87_ego_k

Kijken wat jullie dan zeggen

Iemand ging vijf jaar geleden zomaar dood. Nou ja, zomaar is niet
juist: hij kreeg een gevaarlijke ziekte en stierf vrij kort daarna.
Hij heeft zich niet meer verzet in dat laatste licht van de schemering.
Volgens eigen zeggen was het de wil van God. Klaar!
Toen de dag neerdaalde over de dag van gisteren werd hij een vage
schemering in onze herinnering.
Iedere morgen kwam hem voortaan onbekend voor. Hij was vanuit
het leven legende geworden. Zijn leven zag er nu iedere dag steeds
hetzelfde uit en het mooie was dat hij zich ongemerkt kon verplaat-
sen. Hij sprong van hoofd tot hoofd. Voerde zachte gesprekken.
En als je je dan beklaagde over het geluid, dat het nog steeds te
zacht was om te verstaan en hoe kan dat? zei hij gewoon dat het
aan de verbinding lag. Harder praten was geen optie. Het lag aan
jou.
Zelf heb ik die schemering een aantal keren van dichtbij meege-
maakt. Mijn ogen konden het niet vatten, dat laatste licht, dus
vocht ik terug. Liever bepaal ik zelf het moment van gaan en dat
is niet nu.
Later, na 2041, heb ik er misschien de tijd voor.
Nu wil ik eerst nog een aantal keren vurig vlammen.

Vuur

Roepende (in het bos), 1996, tekening, A4

1996_roepende_k

Elke dag is nieuw

Elke dag breken harten.
Elke dag komt de zon op.
Daar zou je een goed gevoel van kunnen krijgen, maar als je mobiel
geen bereik heeft piep je wel anders. Dan komt de toekomst niet
meer vooruit. Schijnt.
Mensen die daar last van hebben heb ik al eerder gezien, die zagen
het vuur ook niet vanzelf branden. Het vuur belichtte een andere
tijd. Het slikte met zijn vurige, hongerige tong alles in van wat we
net hadden opgeschreven.
Als ronde wereldburger is mijn honger niet te stillen.
Ik blijf maar creëren om de as van de eeuwigheid.
Dat vuur wil niet doven maar zaaien. Dat vuur is vuur.
Dat vuur is een werk zonder titel, het duwt je omhoog om je daarna
weer naar beneden te laten rollen.
Elke dag opnieuw.

Lief

Belicht doek, 2014, bewerkte foto

2014_belicht doek_bf

Hoe een donkere kamer licht werd

In de donkere kamer van het Morgenland leek het net alsof je met
je lippen de lucht kon vernielen als je lachte. Dat had ik nog nooit
van je gezien. Het ontroerde me.
Ook dat je daarna met je glanzende lichaam alles weer dansend
opbouwde. Geweldig! Het maakte het huis als een tastbare gelijke-
nis met kathedrale orgels. Iedere stoel bezat fluitende pijpen. Alles
borrelde uit de vette vloer. De melodie ging veel verder dan een
grote, gore wind.
Jij stofte mijn huis af zoals het regelmatig moet, zoals het ook hier
en daar moet blijven tochten voor verse frommel fraaiigheid.
Je nam achteloos mijn benauwende dwanggedachten mee, die ik
eigenlijk zelf had moeten opruimen voor je kwam. Ik hoefde je niet
eens te smeken. Je bent lief.
En nu denk ik dat de boze Beethovenblik van mijn gezicht af is.
Hoe kreeg je dat toch voor elkaar? Heb je een geel doekje voor die
pruillip?
Hoe dan ook, ik ben je dankbaar dat ik nu niet langdurig naar een
sanatorium hoef en dat mijn lijf niet meer in de achteruitstand staat.
Een klein hart heeft veel vrees en hoort in een klein lijf. Jij wist dat
mijn hart van een onmetelijke stad houdt en niet bang is voor het
bibberend gepeupel. Jij maakte mij weer geschikt voor de wereld.
Als een architect zonder planvrees laat ik nu de dromer hardop mee-
denken in een begrijpbare logica. Heimelijke wensen bestaan niet
meer. Alles is toelaatbaar in de bundels van het nieuwe licht.

Gatgeeuwen

Tweelicht, 2000, bewerkte foto

2000_Tweelicht_bf

Interieur

Naar de muren wordt altijd gekeken, daarom moet je er schilderijen
en andere decoraties aan hangen. Alles moet stijlvol van kleur en
goed van structuur zijn.
In een huis zien we nooit de grond, we zien alleen de vloer, bekleed
met tapijt of hout. Als we bij uitzondering de echte grond zien, de
aarde, dan hebben we met een purist te maken en dan moeten we
medelijden hebben met de eigenaar van zo’n huis.
Grond is wel erg belangrijk, zelfs het kleinste lapje grond maakt je
blij. Alles is tenslotte uit de grond voortgekomen. Het enige waar
een mens bang voor moet zijn is als de grond zich gaat vervelen,
dan gaat hij gatgeeuwen of zoiets, met alle gevolgen daarna.
Sommige mensen worden van een schoon huis erg onzeker. Het
geeft hun het gevoel of ze een groot toilet binnen komen, wat dan
ongevraagd een vervelend gevoel geeft.
Een schoon, fris huis geeft in het algemeen ruimte en kracht.
Thuis zijn alle dingen in hokjes verdeeld en als we moe zijn gaan
we op een stoel of bank zitten. Nog net niet naar bed.
We doen de luxaflex, een heleboel oogleden die open en dicht kun-
nen, dicht.
We sluiten ons af voor de donkere buitenwereld en de verhalen
komen binnen:
Zo was er iemand die een nieuw huis had gevonden. Hij ging het
opknappen, zet er netjes een nieuw slot in, alles loopt op rolletjes.
Buiten bekijkt hij in volle tevredenheid het knappe resultaat.
Onverwachts slaat een windvlaag de deur dicht. Nu weet hij pas
zeker dat dit slot het huis uitstekend afsluit, hij kan er niet meer in.

Nadorst

Patatje oorlog, 1998, bewerkte foto1998_patatje oorlog_bf

Theater

Even leek het er op dat hij onverschillig was voor vormen, maar
wij hoorden niets, omdat de wind zijn mond liet wegwaaien, zodat
ieder woord voortvluchtig werd.
Daar zit je dan als valse Pinokkio onder het jammerende geweld.
Uiteindelijk versnipperde de wind ook nog zijn schaduw, dus er
bleef niets over van deze charlatan. Hij hoefde nooit meer te wer-
ken voor de waarheid. Alles was gedaan. De lampen van de waar-
zegsters werden niet meer opgewreven voor een wensbare uitkomst.
Als taal niet meer taal is wat is er dan nog over?
Dan is het komen en gaan misschien ook niet meer van belang.
Dan kun je alle bloemen net zo goed  naar de maan gaan gooien,
dan hoef je niet meer te eten, alles gaat er toch weer uit.
Hij was afwisselend een trage of een driftige, die een mijlpaal zocht,
maar met zijn weke gulzigheid kwam hij nergens. Ooit leek de
toekomst nog lekker te smaken, maar nu is zijn gezicht al slappe pap.
Hinkend liep hij achter zijn vroegere salvo’s aan. Niemand vond het
vreemd dat smart een totaal theater was.
Je kreeg er flinke nadorst van.
Achteraf dan.

Mooi zo

Rode waas, rode vaas, 2013, acryl, 100 x 180 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Grotere ruimte

Kan een ruimte te groot voor je zijn?
Volgens mij nooit. Te klein is een heel ander verhaal. Ik leefde
meer dan vijfentwintig jaar op die manier. Als je te klein woont
bestaat te groot eigenlijk niet, het komt niet in je op.
Een ruimte kan ook nooit te hoog zijn. Te hoog voor wat?
Het bloed van de verbeelding kookt bij mij nog al snel, misschien zelfs
wel constant. Als een onzichtbare roman begint het elke dag aan
een eigen leven. De blijdschap in het hart laat merken dat het nog
meer dan echt is.
…O bloedende os van mijn verbeelding
   opgehangen tussen twee marmeren wolken
   je bloed druipt op alle dingen die ik aanraak
   of zie zie zo wordt de wereld van lieverlede
   geslacht gereinigd en gegeten…
schreef Lucebert in een gedicht voor zijn vriend Bert Schierbeek.
Het zou net zo goed ook op mij kunnen slaan, maar Lucebert
kende mij niet, alhoewel we elkaar ooit wel hebben ontmoet en
gesproken. We werkten ooit in dezelfde ruimte, aten aan dezelfde
tafel. Voor hem een incident, voor mij een levende droom.
Gedichten schrijven voor vrienden is mooier dan familie hebben.
Vrienden gaan nooit dood, familie wel. Tenminste zo ervaar ik het,
zonder dat verder te verklaren.
In mijn dromen is het begonnen, dat verlangen naar een grotere
ruimte. Veel uitslaande armen vragen er om. Aan een verloren
lichaam heb je niets, dat laat je achter. De vleugels van het hart
klapwieken je naar iets moois. Daar ben ik van overtuigd. Mijn
vruchtbaar leven kreunt en trilt van genoegen en verbrandt on-
dertussen het zwarte, ongeduldige beest in mij.
Note:
Ik kreeg mijn grotere ruimte wel degelijk.

Notitie

Gedachte, 1985, A4 tekening

1985_gedachte_k_A4

Zacht en eros

Op een zolder vindt ik een notitieboekje en stop het snel in mijn
zak. Notitieboekjes op zolder zijn cryptisch en bewaren geheimen.
Thuis lees ik:

Alles blijft, niets gaat verloren, denk je.
Alles is terug te vinden langs de wegen.
Je naait je een beschermend masker.
Je kleed je om onheil af te weren.
Je verzamelt dieren rond je huis.
Je noteert en registreert alle geluiden.
Je steelt alle bagage uit het alledaagse.

Daarna kwamen er nog een paar doorgehaalde zinnen. De persoon
die dit ooit heeft geschreven moet wel goed georganiseerd zijn. Hij
of zij zocht naar een geordend evenwicht, maar twijfelde ook aan
van alles. Dat zie je door de toevoeging in de eerste zin: denk je.
Er spreekt een zekere teleurstelling uit, misschien. Al doe je nog zo
je best, het zal nooit zo gaan als jij wilt, zoiets.
Al doorbladerend vond ik nog iets:

Er zijn problemen met het licht.
Soms verzwakt het licht in geringe mate.
Ik ben de enige die het merkt.
De laatste dagen wordt het erger.
Soms werkt het licht niet op de overloop.
Ik steek vooraf kaarsjes aan.
Zet die bij een foto van Suuz.

Vreemd om dat laatste erbij te noteren.
Vooral Suuz prikkelde mij. Wie is toch die Suuz? Een zus?
Ik voel aan dat het hier om een geliefde gaat. Een geheime liefde.
Een onontkoombare liefde van hetzelfde geslacht. Ik weet het nu
zeker. Niet dat ik dat erg vind. Integendeel, zo lang ik maar het
gevoel heb dat alles een belangrijke rol kan spelen in mijn fantasie
ga ik door met de spokende aanjagers, associatie sentimenten, pra-
tende monden, oude elementen. Zo maak ik mijn verhaal.
Even kijken of ik mezelf ergens heb tegengesproken.
Valt alleszins mee, zo te zien.