Drijven

Zeedenken, 2012, schets

Varen

mijn vriend zong
meesterlijke geluiden
van gevonden poelen
zingende mensen
zijn vlekkeloos

mijn vriend zong
als een wensster
terwijl zijn bootje wegdreef
zingende mensen
letten niet op

mijn vriend zong
zich stromend verder
snel leeglopend
tussen alle sterren
zingende mensen
wonen overal
overdrijven overal

Zwijgzaam

Leeg hoofd, 2012, computertekening

Neutrale man

Zoals de minnaar bij zijn meisje blijft zo blijft zijn gezicht
neutraal. Er valt niets te lezen. Ook niet als de reis vochtig is
en de coupé leeg.
Toch is zijn gezicht niet versleten. Hij heeft gewoon geen
gezicht. Zijn kop is schotvrij of wie weet te helder. In het
licht van de menselijke stilte val je niet zomaar op. Pas na
werkelijke wellust puilen de grote ogen uit en voeden de
nekharen gewillig iedere huivering.
Hij weet wat stil is. Zijn zwijgzame lippen vlammen niet.
Anderen doen welsprekende daden. Hij is meer een door de
zon gewonde steen. Alleen het vloeistoffijne meisje kan hem
laten zingen. Dan komt hij even uit zijn stoffige tombe. Dan
laat hij vogels los van zijn lippen, waarop de ogen gaan luiden.
Zijn dode deur heeft even geen kramp meer.
Lawaaierige wimpers gaan klinken als fluwelen harpen.
In de fontein van het voorjaar heeft ieder zijn nest.
Later, als de overhand heerst en de echo’s bomen vangen, is
het stokstijve leven weer begonnen.
Dan is zijn gezicht weer wenkwolk geworden.

Lokstem

Heavy hand, 2012, computertekening

Hoop

In het land van de doorgemergelde sterren viel hij nog al op.
De warmte van zijn danspas liet zichtbare sporen  na. Zijn
lippen verraden een laaiende lokstem.
Ooit kwelde hij iedereen met zijn helder licht, nu danst en
kruipt hij het liefst in het duister donker. Zoals herten zich
uitrekken boven het hout, zoals een havik de lucht vangt, zoals
het licht de vissen laat blinken, zo beweegt hij zich op aarde.
Het is een groot genot. Alleen de kikker schrikt in de bek van
een ander.
Deze dichter, nooit gesloten voor dromen, keert alles het liefst om.
Dan leeft hij pas. Zwijgen zou waakzaam zijn in de mond van de
zonderling. Helder en onbuigzaam is zijn geest. Hij breit langdurig
aan zijn eigen nachthemel. Zijn lust kent geen rust.
Kijk, zegt hij, stilte is een spatie tussen de mensen. Boos en wie
weet ook duizelig, weet men even niet wat te doen. Hij zal je niet
in stilte kunnen verlaten, zijn handige hand is daarvoor te warm.
Aan de andere kant: tussen lichaam en lichaam breekt en beeft
het leven.
Er blijkt altijd enige hoop te zijn. Die kruisdanst al langer dan
ieder leven. Zelfs als we even stil zitten. Hoop verlaat ons niet
in de stilte, het praat altijd in hongerige herinnering.

Zuiver ijs

Piëta, 2012, computertekening

Smart

Zij heeft een vuile blik op zuiver ijs, haar ogen staan op melk-
wit. Zij is half blind en kan prachtige verzen rijmen. De klinken-
kende zinnen dansen in het nachtlicht als motten voor de lamp.
Eens was zij het troeteldier van een dwerg, maar die vertrok
ineens. Ging de blote natuur in. Hij was uitgeraasd.
Vanuit de verte denkt ze nog wel eens aan hem. Meestal lelijk,
ruw. Ze wenst hem een erge etterende infectie, zodat hij dui-
zend doden sterft en uit smetvrees niet eens begraven wordt.
Ondertussen vonkt versleten band met hem nog uit haar vel-
gen, terwijl de uren voortrazen. Potscherven van oud geluk
klinken door de verlaten straat.
Pas als alle gedachten de streep van slaap hebben gekregen
is ze vrij. Geen zoeklicht zal haar nog kunnen vinden.
De vlekkeloze maan verschijnt door de morsige wolken.
De haard is gedoofd, de as uitgestrooid.
De tuin uitgeblust.
Ze slaapt de slaap van gemis.
Ze droomt dat ze niet weet waar ze moet staan. De groepsfoto
is al gemaakt. De vergane jaren komen niet tot bedaren. Ze is
weer een nette slet met als bruidsschat slechts een kleine
schaamlap. Ze voelt zich bekeken.
Hoe erg moet het worden, hoe ver moet het gaan?
Pas als de kraaien gaan fotograferen, foto’s van haar maken
voelt ze zich thuis. Tussen de krantenknipsels en vergeelde
brieven zit haar uitgebakken leven.

Had je maar naar je vader geluisterd.
Had je maar niet naar die dwerg gekeken.
Had hij je maar niet aangekeken.
Nu kan ze hem niet vergeten.