Hart

Androgyne man, 2016, schets

2016_androgyne-man_s

Beschaving

Vreemd: van mijn ogen zeiden ze dat het mijn ogen waren.
Ik werd eraan herkend. Kun je dan de ogen van een ander
hebben? Is er een ruilbeurs?
Moet je je ergeren aan zo’n opmerking?
Ik denk het niet, men is alleen wat verdwaald in het zwarte
vlak. Men staart naar een eigen voet waarin net is geschoten.
Het pijnlijk dolen wordt beleefd van regel tot regel. Je bent of
man of vrouw. De ontsnapping is ver weg. Laat staan de zelf-
verdwijning, die wordt gewurgd door het dichterlijk spreken.

Te dichterlijk was het woord wat ik sprak en werd daardoor niet
gesnapt.
Elk woord wat ik er nu aan besteed is alleen aan mij besteed.
Voor een ander blijft het vage fictie. Mijn ik lijkt ontvreemd
te werken vermoed ik. Misschien moet ik een gedicht gaan
schrijven met de titel:
aan mijn vrienden die ik niet wil vernoemen…
Dat is net zoiets als van mijn ogen zei men dat het mijn ogen
waren. Zelfs de spiegel van de ziel kan hier niets mee. Het
voelt kaal en anoniem.
We moeten dus maar tasttenderwijs bestaan.
Wachten in de ruimte, die misschien het hart mag heten.
Het hart heeft tenslotte zijn eigen taal. Het hart is zichzelf.
Zij spreekt scheppend.

Ach en och

Nachtzicht, 2016, boek 115, pagina 44

2016_b115_p44_nachtzicht

Loergat

Iedereen weet:
Zoals de avond valt zo zal zij de volgende ochtend weer opstaan.
Denk daar maar eens aan als je s’ ochtends zuchtend opstaat.
Je moet wel een hele grote zwartkijker zijn om dan de dag
donker te beginnen.
Koud is de kracht van sommige mensen, als water staan zij
tegenover de boze wereld. Zij bouwen niets op, zij breken af.

Haar oude hoofd zit vol vuur. Zelfs op het late uur. Helaas blijft ze
steken in haar ijlen. In die hoogte is geen enkele man. Ze blijft
alleen en kan alleen nog maar wat spannend nachtspieden door
het gat. Niet dat het genoeg is om te leven, maar ieder loergat is
beter dan niets.
Achter de boom mompelt ze een zacht ach, wat ach…..Het klinkt
teder. De boom zou zo wat ik al dacht terug kunnen zeggen,
maar zwijgt verstandig, het is een oude boom.
Bergen rimpels wist ze ondertussen weg. Haar eens stralend
huis lijkt meer op een zwetende kuil. Rovers hebben hier niets
te zoeken, zij ook niet. Snel gaat ze op zoek naar haar wuivende
geest en merkt dat haar hart niets verbiedt. Haar lippen klemmen
lippen.
Later, met het geluk nog op het gezicht, schudt ze haar kruis uit.
Men zegt dat er dauw over het veld hangt. Dat is grootdenken.
Och, geef haar alle ruimte, haar verval is al begonnen. Geef haar
lucht en vul haar gulzigheid. Zing tenslotte vanuit de lucht.

Stip

Lick my lips, 2016, boek 115, pagina 44

2016_b115_p54_lick-my-lips

In de benen

In de wereld van de hedendaagse beeldende kunst is de stip
rond. Rond en hopelijk rood is verkocht, dus een de belofte stijgt.
Nog harder werken. Misschien eeuwigheid krijgen.
Opvallend is dat dat nooit klopt. Het koopgedrag is even grillig
als het weer: onvoorspelbaar als het er op aan komt.
Het beste kun je naar de ateliers van de kunstenaars gaan en
de handelaren omzeilen. Dat scheelt niet alleen in de prijs,
maar je krijgt ook een veel scherper inzicht in het werk van
de kunstenaar.
Ga dus die ruimtes in afgekeurde scholen bezoeken.
De potkachels zullen je verwelkomen. De grote, ronde Gispen
lampen zullen je belichten. Houd er even rekening mee dat
je eerst tien minuten op de stoep staat te wachten voordat
de kunstenaar de deur heeft bereikt. De school, nu atelier, is
groot.
Hij zal je hartelijk ontvangen, misschien wat argwanend in het
begin. Het gesprek is vaak wat ongelukkig bij de start, maar
als je even doorzet komt er veel informatie in vriendelijke en
begripvolle woorden.
Kunstenaars zijn altijd op hun hoede voor afwijzing. Ze hebben
er veel ervaring in. Je moet wel super optimistisch zijn om het
beroep vol te houden. Maar goed, de kunstenaar heeft nu een
strak ingerichte ruimte, een lange wand, een tafel voorzien
van een mooie Mac. De geur van olieverf is allang verdwenen,
pixels bepalen steeds vaker de sfeer.
Die sfeer is eerder afwachtend dan uitnodigend. Alles in vleugjes.
Hoogstens humorvol, zelfbewust.
Hij zal je vragen voor zijn mailinglist en je zal ja zeggen, want
je wilt ook rustig thuis kunnen genieten. Alles is dan binnen
handbereik.
Misschien ontdek je dan dat kunst geen wedstrijd is, maar een
houding. Kunst moet je los zien van de hectische kunstmarkt.
Kijk dus vooral voorbij de stip.

Aftreksel

First Love, 2002, acryl, 180 x 100 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Mooie woorden

Hoe oud moet je zijn om jong te blijven?
Waarschijnlijk moet je dan eerst het wanhopig verlangen uitzetten
dat taal en geloof belangrijk is. Pas in die wrange machteloosheid
levert je geest een bundel aangrijpende kunst. En de kunst hoort
jong te zijn, jong van idee, niet van uitvoering.
Een niet uitgesproken conclusie is meestal van grote waarde.
Het zgn. modernisme moet worden achterhaald. Kunst is zoiets als
verhemelte in de mond. Door die nadrukkelijke vorm kunnen we
de woorden zo uitspreken als we willen. Het is een akoestische
werkelijkheid, geen corruptie van het woord.
Een kunstwerk in de mond vertoont iets wat tegelijkertijd gesproken
wordt, het is erg tijdelijk en tegelijk een zeer groot monument.
Anderen spreken natuurlijk van droomprojecties, slappe aftreksels
van het woord.
En graaf/draaf zo maar verder.
Als de lippen leeggeroofd zijn is het stil. Heel stil.
Daarna kan het jongetje in je spreken.

Onrust

Ego, 2005, boek 87, pagina 87

2005_ego__b87-p-87

Schuld

Stel je voor dat je in een sprookje opgroeit. Van hoe er iemand
was die het belangrijkste was. Iemand die voor je zorgde en jouw
schulden op zich nam. Je zou eeuwig geluk hebben en je geen
enkele zorg maken over je laatste toekomst.
Stel je voor dat je dat zou doen, dan was je gelovig. Je zou er niet
op kunnen komen dat het een leugen was, dat sprookje. Je zou
daarvoor beslist gestraft worden. Die iemand was niet gek. Het
geloof houdt niet van neezeggers. De hoofdman wijst alleen af, je
moet hem volgen.
Hij had er last van, het symbolische denken was bij hem binnen
geslopen en wilde niet meer weg. Bij elke uitspraak op het nee-
gebied kreeg hij buikpijn. Hij zat daardoor vol lichte gemoeds-
onrust.
Dus schoof hij Het Boek netjes terug in de kast. Voorzichtig, rustig,
om de woorden niet wakker te maken. Hij maakte zichzelf wijs dat
het maar iets tijdelijks was. Niet definitief. Hij moest niet afwijzen,
afwijzen is erkennen dat je niet van goede wil bent en afwijzen is
zwak.
Men zegt dat gelovigen, die van hun geloof vallen dat ze er altijd
veel moeite mee hebben. Men blijft er nog lang mee bezig. Het is
net zoiets als een alcoholist die zegt van de drank af te zijn, maar
zich bij de AA toch terecht een alcoholist blijft noemen. Je blijft
ergens altijd trillen.
Dat doet de aangeprate, diep geëtste schuld.

Zwijgen

Linear Life, 2016, schets

2016_linear-life_s_k

Iets

Vroeger.
Alles was geweest.
Niets was gebeurd.
Langzaam verscheurde hij zijn volgetekende vellen. Het scherpe
scheurlawaai boorde diep in zijn oren, plantte zich oppervlakkig
voort in een soort kippenvel.
Misschien…..misschien zou ik mezelf ook moeten schrappen – zei zij
om zo voor altijd te verdwijnen in het niets of moet ik even geen ja
of nee meer zeggen…….of……gewoon voor altijd doof zijn…
De snippers vielen stijf in de rieten prullenmand, daalden diep.
Zal ik een andere naam nemen? – vroeg zij zich af.
Zij ging voor de grote spiegel staan, maar die had geen last van een
loskomende tong en zweeg in alle talen.
Terugkomend op haar stoffig eiland, haar meest eigen jungle, zag zij een
afgebladderde tuin. Zij hoorde de kosmische muziek met ingeklopte hoop
en blatende beklemming: Goed – we wisten niet.

Nu weet zij misschien, of denkt dat gewoon dat alles niet anders, niet
nieuw, niet vers is. De ongekende betekenis leeft voort zoals het hoort.
Hergebruik laat zich voortdurend schaamteloos aanpassen. Utopisch en
toch niet ideaal.
Goed: we weten het en we laten ons bij de neus nemen.
Eindeloos, vandaar al het stof en al de rimpels.
Had zij maar een schaar of een wolkje.
Was zij maar een lange schaduw van een stoel.
Haar doofheid begint te komen.

Kind

Indiaan, 1950, kleutertekening, 10 x 13 cm

1950_indiaan_k

Jonge werkelijkheid

Als vijfjarige had ik al een groot gevoel voor een mooie, diagonale
compositie, het was met de geboorte van top tot teen meegegaan.
Het is de keel van de grote zanger. Alles is gebekt is zoals het
zingt. Geen enkele dag is lichter dan mijn last. Mijn verpakking
belooft veel, mijn lust is groot.

Ooit in die tijd, toen ik dit Groot Opperhoofd tekende, was er nog
veel schaarste; er was nog veel op de bon. Papier was te duur of
was er niet, men koos voor oude rollen behang om op te werken.
Dat vond ik rampzalig, maar had geen keus.
Was ik toen een kleine brulaap met hoge koorts in die tijd?
Welnee, ik had de rechterhand goed op het hart, deed de duim af
en toe flink omhoog , gevolgd door een kleine knipoog en koos mijn
kinderlijke vormen en kleuren uit het schaarse materiaal op tafel.
Toen zat mijn hoofd niet vol turf, mijn oren waren goed schoon, mijn
kin was fraai gebogen, mijn neus stevig aangenaaid, het mooiste
weer was altijd in de zomer. Wat wil een kind dan nog meer?
Een kind wil altijd meer!! Bijvoorbeeld de glimmende lippen van de
huishoudster kussen of spugen in de open haard.
Het verlangen naar meer groeit bij de dag. Nog steeds.

Weg

Na Praag, 1985, acryl, 80 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Oude afloop

nacht, je was zwart
als een voortzeggende echo
slapende vogels sliepen
geduldig boven de afgrond

de schietschijfmaan
verlichtte de herinnering
nachtelijke naaktheid
was gevangen in eigen leegte

ogelijk open plekken
zijn moord elementen
als jagers gaan geestbalken
met hun ijzeren geweren

als duistere sterren
niet meer aan duisternis hechten
komt het dromend gouden licht
minnaars en martelaars opgepast

straks knipt iemand
met zijn vuile vingers
dan dansen schaduwen
schichtig heen en weer

zij wachten niet af
leggen geen overmatig zout
op vette naaktslakken
hebben de sluipende tijd

en weg ben je

Toeter

Ice Cream, You Scream, 2010, acryl, 50 x 70 cm

2010_ice-cream_you-scream_50x70_k

Boekenschreeuw

Ik weet het. Ik heb het boek Psychologie van het Zand nooit uit
gelezen. Ik was vastberaden van plan het begin tot eind lezend
door te brengen, maar zag onderweg te veel zijpaden die ik in
kon slaan. Ook negeerde ik daarbij nog eens de richtingaanwijzers
net iets te vaak en begon bovendien zelf te schrijven, omdat ik
toch achter het bureau zat.
Het boek wilde mij niet en ging teleurgesteld dicht. Vervaagde.
Maar is dat zo erg?
Verdient een boek helemaal uitgelezen te worden? Altijd?
Ik vind van niet. Lees realistisch, desnoods lui.
Als liefhebber van woorden krab ik graag aan de bast van citaten,
cursiveringen, aanhalingstekens en vreemde verhalen.
Het liefst in alle stilte.
Woorden lenen en ze ergens anders neerzetten, dat is pas daad-
kracht.
Schreeuw schreeuw. Zo zo.
Soms kan iets ineens ook ronduit bezopen uit de hoek komen.
Neem nou zo’n zin als:
Zoete stroop verzoet roet aangenaam.
Dat kan je toch niet serieus nemen! Ik vind het meer dan slecht.
En waar moet dit dan over gaan? Over het pappen en nat houden
van gastarbeiders? Of is het een verkeerd onthouden of begrepen
tekst uit een oud sinterklaasliedje?
Het komt vast uit de koker van een betweterige rechts-conservatieve
Nederlander, die ineens op televisie is en niet weet wat hij zegt.
Toet toet.

Blind

Gewone dingen worden vreemd, 1993, acryl, 100 x 180 cm

1993-gewone-dingen-worden-vreemd_100x180

Buitengebied

In warme landen zie je de meest vreemde beelden.
Dat is mij niet alleen verteld, maar ook regelmatig overkomen.
Zo at ik een keer met L. in Italië in een stokoude stad. Toen zij
haar mond afveegde  met het damasten servet, dacht ik dat ik
blind werd. Echt, ik zag ineens niets meer. De weerkaatsing van
de zon is heftig in een vreemd land.
Gelukkig besefte ik dat je tegenwoordig heel wat aan blindheid
kunt doen. Even een reisje naar Amerika en je kunt zo weer zien,
zei men. Immers in dat land beschikken ze over alle denkbare
transplantaten. Je moet helaas wel over heel veel geld beschikken
of een ander lichaamsdeel achter laten. Amerikanen ruilen graag.

Mijn gevoelde blindheid kwam dus door de heftige weerkaatsing
van het withete zonlicht op haar hagelwitte servet.
Ik zag werkelijk een kwartier helemaal niets. Ik zat blijkbaar net
aan de verkeerde kant en was door de bliksem getroffen. Zoiets.

Vreemd hoe je dan toch nog rustig kunt blijven door te vertrouwen
op je fantasie. Ik stelde me tijdens die korte blindheid allerlei aan-
gename dingen voor, zoals het aaien van mijn hond of een mooie
decolleté. Je bedenkt dan maar wat. Alles is afleiding.
L. schrok wel even, maar zei toen heel flink dat ik mijn kin niet zo
op mijn borst moest laten zakken, dat leek dement en was geen
mooi gezicht op een zonnig, openbaar terras.
Snel likte ik haar hand, omdat ik kort daarvoor zo heftig aan mijn
hond had gedacht.
Daarna aten we weer rustig verder en babbelden we over een mooie
boom, die we die dag ergens hadden gezien.
Zo werd een boom een bos.