Reiziger

Repeating, 2015, bewerkte foto

2015_repeating_bf

Kunstenaar

Doe toch die bloemen weg en laat mij zien.
Maak mij los van het behang, van deze stoel.
Roep mijn naam, fluister niet. Kijk me aan, dit moet je zien.
Dat ik van grote diepte ben is bekend, dat heb je al gezien.
Ik penseelde al mijn mooiheid bij herhaling. Een schilderij kan
niet leeg zijn, ik ook niet.
Nu je luistert, noem mijn naam, ik ben nooit weggeweest.
Ik ben er altijd geweest om op te dringen. Ik woonde overal al
voordat ik geboren was.
Ik sla het blad weer om, voor mij is hij verloren. Ik wil nieuws.
Koortsig dwaal ik in mijn straat. De toekomst fluit.
Ik zit in het rosarium in overgave. Het kleinste blaadje, straks
vergeeld, is mijn gretige getuige.
Als een vrouw gilt: Jan! Achter je! Hoor ik dat niet.
Of dit een film is of gewoon maar echt, vraagt niemand.
Ik stof alles af en herschep. Alles ruikt nieuw.
De toekomst is voorbij of constant blijvend.
Ik ben opgeleid om mijn leven de ruimte te geven.
Ik ben geen uitgebrande zwaan die ’s nachts door de straten glijdt.
De verbazing blijft.
Kunst blijkt waar te zijn.
Kijk, ik kijk op! Recht in je gezicht!
Klaar om in details te treden.
En jij bent de reiziger die losjes door mijn tekeningen praat.

Slaap

New Ground, 2015, boek 113, pagina 30

2015_new ground_b113_p30k

De plek

Ik wou dat het dunne jaar voorbij was. Het was niet eens zo’n slecht
gevoel. Ik zou zeggen dat het beter is geweest dan enig ander jaar,
maar het kan nog beter, al ben ik zelfs gelukkig geworden.
Misschien is het te danken aan het feit dat ik begin dit jaar heel moe
ben geweest, dat ik gewoon te veel sliep daardoor en niet in de gaten
had wat er aan de hand was. Misschien.
Misschien was er wat anders, want echt weten doe je maar weinig.
Ik werk me te pletter, de hele dag en ook ’s avonds omdat het goed is,
om later vermoeid te zijn, zo vermoeid dat ik veel slaap. Heel veel,
zodat ik op een dag zonder onderbreking kan slapen (en de tweede
dag ook nog eens). Het is alsof ik zei: nadat ik sterf, slaap ik lange
slapen.
En toen kwam de dichter in mij naar me toe en zei:

sta op
zoon van je vader
ga juist nu op weg
naar dat wat je drijft
ga en help jezelf te tillen
je ligt al drie dagen zonder adem
de nacht is voorbij
sta op
er is nieuwe grond

Stilte

Duizelig, 2015, boek 113, pagina 11

2015_duizelig_b113_p38k
Vreemd gevoel

ik heb geprobeerd te doen alsof
alsof het niet gebeurd is
luister en knik doen
ik hoorde dat het een grap was
en lachte alvast mee

ik kuste het koude glas
schrok eerst, walgde later
stilte is onbreekbaar
al kraken alle dakpannen
je muur schudt niet

ik buig voorover
de stilte rekt zich languit
cirkelende punten gieren rond
het hart verdooft alle gevoel
ik ga bijna kopje onder
de rode gloed drijft in mij

de grote stilte is een monster
soms wil het even niets
soms plaagt het onontsloten
soms tol ik van je
ben ik onzichtbaar zoek
vind mijn nieuwe ik

Bed

Luid stil, 2015, boek 113, pagina 21

2015_luid stil_b113_p21k

Leeg en vol

Zijn kop zat vol bloed. Een beek vol donker bloed. Sinds jaar en
dag bedekt hij  het aangezicht met stro en bladeren, zodat de buren
het niet te weten komen. Zijn vader deed het vroeger ook al, het is
traditie. Binnenkort zal de zoon het op zijn beurt gaan doen. Het is
niet goed dat de buren weten dat het bloed daar stroomt.
En nu is het lente. We ploegen en zaaien, zodat het lijkt dat we in
de pas lopen met iedereen, zodat we niet lijken op de rest, zodat het
niet in de gaten loopt dat we in feite niets anders doen dan wachten,
dan loeren wie er aan de beurt is. Eén van ons is zeker aan de beurt.
Hij bracht zijn dag door met haten van diegene die zal ontsnappen,
hoewel diegene die ontsnapt enkel ontsnapt voor de volgende keer.
Ondertussen stroomt het bloed streng.
Jaren later:
Hij woont in zijn bed naast het raam en lacht niet meer naar de
buren. Zij hebben het ontdekt van het bloed en gingen wijzen. De
buren wonen in de tegenovergestelde hoek.
Alles verloopt langzaam. Hij gaat van het ene bed naar het andere.
Het volgende bed is het winnende bed. Dan, na een lang lijf aan lijf
gevecht, na een felle strijd, ziet hij iedereen weer in de ogen. Niets
is meer onaangenaam. Donkere hoeken bestaan slechts in een oude
geest. Ieder moment blijkt de dag intenser te worden.

Kleurig

Influistering, 2009, bewerkte foto

2009_influistering_bfk
Amor Fati

Hij is zijn smaak nooit verloren, is ongemerkt speciaal geworden.
Sensationele wisselingen van licht en donker hebben hem zo
gemaakt. Hij kan heel mooi aangloeien en uitdoven. Uniek.
Hij laat zich graag ontroeren door grote muggenzwermen.
Het rondzoemen maakt hem rustig. Soms zo rustig dat hij in slaap
valt. Vogels schuilen daarbij dan snel onder zijn grote, donkere jas.
Deze dierenvriend is een ontzettend verre neef van Noach, dat zie
je zo. De natuur verbeeldt zich wonderbaarlijk in zijn omgeving.
Bloemen fluisterden uit bescheidenheid dat ze niets anders zijn
dan een niets betekenend schrift. Bloemen willen niet benoemen,
zij geuren al genoeg.
De horizon trekt op zijn beurt grillige, rode kronkellijnen, waardoor
het oude hout weer veel mooier uitkomt. Als je dichterbij staat
geniet je nog meer van de kleurige kakofonie.
Tenslotte wordt alles verzwolgen door een wakker geworden lijf.
Alles stijgt op, komt spontaan de mond uit, waarop de zon alles
weer verbleekt.
Zoals gewoonlijk wiegt de wind het totaal weer weg en heeft hij
even niets meer te zeggen.
Terug bij af is het mooiste begin.

Ontwricht

Problema, 2015, computertekening

K…RNER2

Spiegeling

In het niemandsland tussen de media van het beeld en die van het
woord ligt zijn geschiedenis. Waren Magritte en Broodthears de
pionieren, dan ben ik de gids. Belangrijke invloeden laten altijd
sporen na.
Het schrift neemt zijn plaats in het werk in de vorm van titels die in
het beste geval meestal niet passen bij de voorstelling. Met behulp
van het woord of schrift wordt een schemergebied tussen aanwezig-
heid en afwezigheid gecreëerd. Verbale misverstanden geven meer-
duidige voorstellingen.
Is dat dan wartaal?
Welnee, meer plaats zonder plaats (de meeste schilderijen gaan over
pas op de plaats). Het werk is meer een werk over het werk waardoor
het iconische teken steeds verschuift. Ontwricht aanwezig zou een
mooie omschrijving zijn.
Dit geldt niet voor het werk Dark (1995, niet afgebeeld). Oud werk
is niet altijd goed werk. De schriftelijke verwijzing is te letterlijk.
Alleen de sculpturale aanwezigheid klopt hier. Zou er bijvoorbeeld
het woord anker of kade staan kreeg je al veel meer denkruimte
toegemeten.
Een vroegere vriend zei hier over:
Je had er beter met vette koeienletters Sorge wächst op kunnen zetten.
Zijn twinkelogen wilden de rest doen verbleken, een wenkbrauw werd
daarbij speels opgetrokken, maar ik pareerde nog speelser terug met
ja, dat is ook een oude Wiederholung. Dus terug in de mand jij.
Kunst is geen amusement, maar kan wel lichtvoetig zijn. Dat bevrijdt
het werk niet alleen van zijn karakter, maar het verlost ook het beel-
dende vlak. Er ontstaat een nieuw, groot perspectief. De muze wordt
met veel plezier uitgekleed en ontmaskerd. Ze toont haar geniale zones.

Dood

Spindroom, 2015, computertekening

2015_spindroom_ct

Laatste tocht

Haar mond lijkt droog van het jeuken van verlangen dat zich niet
ontlaadt. Het grijsgele gelaat staat strak, te strak voor haar ouder-
dom.
Ze wil dat ik al je oude glorie van haar ziel ga wassen, om het daarna
in een doosje te doen, maar ik weet dat ik te laat ben. Ze is onom-
keerbaar dood, opgedroogd, ik moet haar nu ongerept achter laten
om zelf verder te ontwaken.
Ze kwam tot mij in alle glorie, van aangezicht tot aangezicht, al keek
ze niet terug. Ze was te veel spin.
Daar ligt ze vol oud lef roerloos stil in haar strakke, bedauwd web en
laat anderen ultiem, ontvangend toe.
Elke porie heeft geleefd. Alles liet tenslotte los. Een laatste gevecht
is  geweest. De natuur neemt.
Deze tocht der tochten is als een vlammend en universeel gedicht,
waarvan ik de woorden niet weet maar wel voel.
Er is nu bijna stilte.
We zijn maar weggegaan.

Droom

Wandeling op nieuwe grond, 2015, boek 113, pagina 10

2015_n.boek_p10k

De wandeling

Bij iedere regendruppel huilt het mislukte leven in de natuur.
Je hoort de rusteloosheid in het afwisselend druppelen en gieten
waarmee de dag zijn treurnis uitstortte over de aarde. Zoveel re-
gen, zoveel zorgen. Het vlees lijkt vloeibaar te zijn geworden.
En zo strekken de grauwe uren zich uit in de vlakte van voorbije
tijd. Een rusteloze dag kent alleen maar koude handen.
Ineens beseft hij dat hij alleen maar droomt en dat hij het niet zelf is
die is zo treurt. Alhoewel, er blijft nog iets van die treurigheid in zijn
lijf zitten, want het is toch teleurstellend of afstotend dat je niet
de enige bent die zo droomt.
Het kenmerk van dromen is helaas dat iedereen ze heeft. Dat maakt
een droom bijna iets als een zomerse verveling op een doodstil
kantoor, wachten tot het over waait.
Hoe dan ook, hij besloot die dag een lange wandeling te maken
en niet langer na te denken over een voorbij leven. Je kon tenslot-
te beter naar de jagende wolken kijken. Tussen de samenhangende
bloemkolen is het blauw van de hemel bevuild met een uitdijend,
soms doorschijnend wit. ‘Zoiets heb ik nog maar één keer meege-
maakt’ zegt hij statisch hardop.
Met snel daarna: ‘O ruimte, je bent mijn huis!’.
Je ziet een wandeling maakt je zomaar gelukkig en geeft licht.

Natuur

Dunne lippen, 2013, boek 112, pagina 30

2013_b112_p30_dunne lippen_k

Proloog:

Mooier dan de oude leugen is een nieuw terloops.

Ik wandel schouderophalend, soms neuriënd, aan de voet van eigen
beschaving. Wat denkt een mens hier eigenlijk te doen?
Ondergaan in eigen temperament? Per ogenblikkelijk?
Ik dacht het niet, geen tijd voor.
Mijn natuur is te nieuwsgierig en kijkkleurig.
In mijn wereld vraag ik je met blote handen rozen te plukken.
Ter geruststelling: alles blijkt veel meer dan een illusie te zijn.
Kom manmoedig aan tafel zitten. Schuif niet te voorzichtig aan.
Steek bij wijze van creatieve daad je naakte voeten in mijn volle
soepkom.
Zwaai daarbij flink met een morsig servet.
Benieuwd wie straks de afwas gaat doen.

Kort

Noot, 1989, schets

1989_noot_k

Even is echt

Een levende geliefde maakte een mooi gedicht.
Het was zo onverholen mooi verteld dat ze nog wel een maand kon
teren op die verkregen heerlijkheid.
Kort daarvoor voelde ze zich nog een verlaten ziel, een onaangedane
spiegel. Ze was tijdelijk iemand die maar niet wakker wilde worden.
Maar nu, samen met deze heerlijke woordenman, glimlachte haar blos
zonder schaamte in de tedere lichtheid van het moment. Met grote
passen, meest de zijne, hield ze van hem. Vanuit de lucht hielden de
vogels hun in de gaten.
Ineens stond hij stil en maakte een grapje wat geen grapje was.
De melodie zweeg en lange rustmaten.
Hij groette beleefd en liep opgewekt fluitend van haar weg.
Zijn vlijmscherpe spot bekraste haar ziel.
De versteende, verliefde vrouw werd op slag blind.
Haar zoutbeslagen ogen lieten geen licht meer door.
De dag ging verder in eigen orde.
Het begon zo mooi. Even is net zo kort als het leven.