Sterren

Doof, 2014, bewerkte foto

x-2014_doof_bf

Eindpunt

Aan het einde van het land met de klinkende dag klimt de nacht
op vederlichte wolken en speelt  boven de opspringende akkers
met wat losse gedachten van de mensen.
Het gezaaide zaad wordt steeds doffer en verdwijnt tenslotte in
het diepe zwart. Bij dit donker blijven de dorpsdeuren dicht, een
onmetelijke zware lucht leunt op de aarde.
Dan is het goudtijd voor de bleekste sterrenjongen.
Hij laat zich fel beschijnen door de zwangere maan en neuriet
daarbij graag een dronken danklied. Alle welriekende putten van
verzet geven het snel op.
Dorre schimmen schieten door de gang, nadat ze hun hete koffie,
cafeïnevrij, hadden opgedronken. Zij zoeken hun ijskoude bedden
op, zij houden niet van de nacht, zij willen zien hoe een ander bang
wordt.
Het mooie maangezicht van de sterrenjongen kan nooit slordig zijn.
Zijn rossige sproeten verkleuren in de nacht hemelsblauw, lijken wel
rebusbeelden.
Pas veel later, als de theegeur door de bleke hotelkamers geurt,
sluipen de sterren op zijn gezicht weer weg. Op de grond liggen dan
pure hoopjes stof. De dienstmeid zal het op gaan ruimen zodra ze tijd
heeft, zodra mijnheer haar loslaat.
Daarna schrijft ze een klaagbrief aan een familielid.
Die reageren nooit, ze zijn doof.

Bewust

Fingerspitzen, 2016, bewerkte foto

x-2016_fingerspitzen_bf

Over het denken

Niemand kende me onder het masker der gelijkheid, en niemand
wist dat het een masker was, want niemand wist dat er in deze
wereld gemaskerden waren. Niemand vermoedde dat naast mij
een ander stond die uiteindelijk ik was. F. Pessoa

Het geschenk dat hij ons geeft is de ontsluiting in de ruimte van
de wereld. Een oneindige interval van waaruit aanwezigheid is.
Aanwezig, afwezig, daar gaat het om. Vreemde aanwezigheid is
dan alles op zijn mooist.
Gewone dingen worden vreemd, vreemde dingen worden gewoon.
Verborgen aanwezigheid, daar heb je niks aan.
En dan?
Er bestaat misschien ergens een theorie van de afwezigheid. Die
zal dan vast gebruik maken van de logica van de leegte. Die ligt
ten slotte overal en eeuwig op de loer.
Niets is wat het is.
Geen mens of ding valt samen met zichzelf.
Alles is min of meer voorwaardelijk. Het bestaat alleen omdat er
niets anders is.
Om helemaal niets te zijn is dus heel knap. Misschien bevindt je
je dan in een stukje oponthoud.
Zou je dan jezelf terug kunnen winnen? Waar moet je dan beginnen?
Waarschijnlijk moet je jezelf dan heel langzaam ontmoeten, zodat
je bewustzijn geen enkele kans krijgt.
Je bewustzijn aan banden leggen kan trouwens nooit geen kwaad.
In die uitgewiste toestand word je volkomen blootgesteld.
Anderen zien dat. Hopelijk.

Tinten

Mist, 2016, computertekening

x-2016_mist_ctk

Vage nostalgie

Soms:
Ik beland per toeval zoal niet per ongeluk in een vrolijke, zoal niet
manische bui. Meestal heeft het met iets uit mijn bodemloze jeugd
te maken. In die staat voel ik me vaak gelukkig.
Regelmatig denk ik terug aan de zee, het strand. Daar woonde de
grote wereld en als die er even niet was kon je die wereld gewoon
gaan scheppen. Letterlijk!
Toen:
De zee is nog naamloos blauw en video bestaat nog niet, dus
is alles volkomen vrij. De dagen beginnen pas. Vervolgens schijnt
de zon altijd. Mijn herinneringen zijn mede daardoor nogal zonnig.
In die tijd verzamel ik vooral tinten. Het ene is het andere niet,
is al tot mij doorgedrongen. Schaduwen lijken nog verwisselbaar.
Zeker in mijn dromen. Je voelt je veilig, omdat de werkster altijd
lief naar je wuift. Ze kent je geheimen.
De vloedlijn brengt de verrassing terug. Geen dag is hetzelfde.
Het nieuws spoelt aan, losse woorden blijven achteloos liggen.
De zon is zo warm als een meloen. We sterven niet van de honger,
omdat we al tevreden met weinig zijn.
Geleid door de geur van mijn ouders vind ik de mist terug.
Zij kijken enigszins verstrooid, drukken mij een stuk koek in de
hand. Eet!
Ik hoor mijn bonkend hart dwars door mijn pols kloppen en zink
weg in de aarde. Opgeslokt!
Later bleek dat ik een zonnesteek had opgelopen.
(ik dacht toen nog dat het een heet hoedje van papier was)
Nu weet ik beter en bescherm mijn hoofd met Panama.

Geen zin

Modderman, 1985, performance, Academie Minerva Groningen

1985_modderman

Opletten

Wij waren allemaal te laat natuurlijk. Het modder gooien was al
begonnen.
Niemand merkte wat. We waren allemaal net even weg, omdat je
altijd toch te laat bent en omdat altijd altijd is.
De modderman zonk dieper dan ooit. Toen zwaaide hij lachend om
vervolgens langs onze hoofden te schieten. In het einde vond hij
nog zijn verre verte. Hij voelde zich daar bijzonder gewenst.
Zou je de tijd hebben om alles te zien dan zou je zeker verwonderd
zijn. Als slapen ophoudt met slapen, dan zul je het gaan beleven.
De modderman is geduldig. Hij kan met getuite mond je laten horen
dat je niet alleen bent. Je moet ook niet treuren om het gebeurde
gebeuren. Dat is al geweest en keert niet meer terug. Geen zin.

Even opletten zeiden we tegen elkaar, maar het was toen al gebeurd.
Nu zijn we op zoek naar zijn afwezigheid.
We vinden niets van wat is achtergelaten.
Nu pas begrijpen we dat we hem nooit meer zullen zien.
En inderdaad, we zien hier niet meer dan iets menselijks.
Het spraakgebrek van de verbeelding stottert omdat wij zo ver weg
en onbereikbaar zijn.
Zo bestaan wij.
Zo bestaat modder niet.

Respect

Zwarte ma(a)n, 2012, acryl, 707 x 70 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Verloop

Onder de mensen die bereid zijn voor een ander te sterven, zijn
er ook die dat willen omdat ze zich teveel voelen, een last voor
hun omgeving.
Erg zeldzaam zijn die mensen niet, hun beweegredenen zijn vaak
tamelijk mager. Meestal roken ze zich met alle plezier kapot.
Kapot door genot is een heel oud verlangen.
Het mooie aan dit alles is dat niemand na het heengaan hoeft te
treuren. Als zo’n bedlegerig iemand nog helder van geest is zal
het probleem van eigen last en overbodigheid geregeld opspelen.
Gewoon niets van aantrekken.
Als je respect toont helpt het jezelf misschien een beetje, maar er
komt geen weerstand meer en dan is het snel klaar en zomaar
gebeurd. In een emmer zonder bodem blijft immers niets achter.
Mensen die niet willen leven moet je niet in verlegenheid brengen.
Laat ze gerust hun gang gaan.
Het gif heeft de aderen al langzaam gevuld en daarna sluit hun web.
Punt zonder komma.
Einde verhaal.

Vluchtig

Jodelman, 2016, schets

2016_s_jodelman

Geile schreeuwer

Die dag begon hij rond te slobberen, het leek hem leuk.
Vooral de verbaasde reacties van anderen deed hem goed.
Als hij vlak voor iemand stond deed hij met een grote zwaai zijn
jas open en zei:
Kijk, de werkelijkheid kent geen schaarste, om snel te vervolgen
met: gulzig is mijn hoorbare jodel. Men deinde vol ontzag terug.
Ware schoonheid liegt niet en hoe mooi kan dat gezang zijn!
De slobberman, driedubbel dik en goed geschoren, genoot van
hun al of niet gespeelde bewondering. Tot de nederlaag van het
avondrood bleef de stakker zich herhalen. Floeps jasje open,
floeps jasje dicht.
Steeds bleker werd hij door zijn afdekking, tot al het geel totaal
verdwenen was en hij zo wit werd als een pasgeborene.
Albinowit is erg kwetsbaar.
Ik ben slechts vluchtig aanwezig, wilde hij ook nog wel eens zeggen.
Dat gold niet voor zijn jodel, zijn bezem, nee zijn manlijke plumeau,
die moest regelmatig luchten, die moest het felle schaamrood op
andermans kaken brengen. Het stralend laten schrikken was zijn
grootste ding. Hij trok er veel tijd voor uit.
Kortom, de slobberman woonde in zijn eigen verwaande hut en
wenste dat zijn kwaal nooit over zou gaan. Eerlijk gezegd hoopte
hij nog eens een maagd te zien wegsmelten om hem te bevrijden.
Dan pas zou hij echt gelukkig zijn en voor altijd verdwijnen.
Jodelend sterven in een geopende jas, daar hunkerde hij naar.
Daarna mocht hij wel groen als een mooie alpenwei worden.

Natuur

Dode plant, 2016, computertekening

x-2016_dode-plant_ct

Verval

grote haast
het gebeurt buiten zichzelf
is alles de tijd
of de noodzaak
de oude natuur
is niet besluiteloos
het gebeurt
uit gewoonte

geen enkel blad
weigert te vallen
blijven zitten
is geen optie
laat staan
de weg vragen
bladeren dwarrelen
in het late licht

aan de bosrand
verdwijnt ieder licht
zonder aarzeling
loopt het terug
naar ons toe
je moet luisteren
naar de natuur

Gezond

Mental Hospital, 2016, computertekening

x-2016_mental-hospital_ct

Elke dag is nieuw

Elke dag breken harten.
Elke dag komt de zon op.
Elke dag lopen we een stukje verder.
Daar zou je een goed gevoel van kunnen krijgen, maar als je mobiel
geen bereik heeft piep je wel anders. Dan komt de toekomst niet
meer vooruit. Schijnt.
Schijn bedriegt vaak.
Mensen die daar last van hebben heb ik al eerder gezien, die zagen
het vuur ook niet vanzelf branden.
Het vuur belichtte eerst een andere tijd. Het slikte met zijn vurige,
hongerige tong alles in van wat we net hadden opgeschreven.
Elke dag maak ik werk.
Als ronde stadsman is mijn honger niet te stillen.
Ik blijf maar creëren om de as van de eeuwigheid.
Dat vuur wil niet doven maar zaaien.
Dat vuur is een werk zonder titel, het duwt je omhoog.
Daarna rol je snel weer naar beneden.
Elke dag opnieuw.
Zo blijf je gezond.

Blad

Warme nacht, 2016, computertekening

x-2016_warme-nacht_ct

Nachtelijk bezoek

Otto ligt op zijn harde jongensbed en luistert naar de nacht-
geluiden. Als hij zijn oren spitst kan hij de bladeren horen krabben,
soms lijkt het zelfs alsof ze met zachte stemgeluidjes ademhalen.
Otto laat het raam altijd een eindje open staan, dan kiert de
nacht mooi binnen, zegt hij. Hij doet het raam nooit dicht, zelfs
niet als het regent. Hij wil de bladeren horen, hij wil ’s nachts overeind
kunnen springen als zijn blaadjes worden aangevallen.
Over inbrekers maakt hij zich geen zorgen, er is toch niks te halen.
Bovendien zullen de bladeren hem op tijd gaan waarschuwen.
Ook de dunne, ietwat vuile gordijntjes laat hij ’s nachts een beetje
open. Hij is niet bang, hij is Duitser. Door een spleetje houdt hij de
wolken in de gaten. Wolken vertellen veel aan goede oren. Als de
wolken haastig voorbij de maan vliegen, gelooft hij dat ze dode
mensen vervoeren naar verre, vreemde oorden. Ver hier vandaan
gebeurd iets wat alle aandacht en wijsheid opeist. Engelen weten de
weg, altijd. De lange, gladde, witte vlerken kunnen vliegen waarheen
ze willen. Otto wil later ook engel zijn. Of een blad.
Hij sluit zijn ogen en verbeeldt zich dat een stukje zachte witte wolk
in zijn vensteropening is komen vast te zitten.
Nu niets zeggen, niets doen.
Dit moet een verdwaalde jonge engel zijn.
Hij is niet bevreesd want hij is een brave jongen, hij doet alles wat
zijn vader wil.
Dan doet Pa de deur open.
Door de luchtdruk vliegt de witte vlok weg.
Buiten ritselen de bladeren heftig terwijl het windstil is.
Pa ziet dat zijn zoon slaapt, sluit de deur achter zich dicht.
Nu zachtjes.
De nacht is warm.

Zijn

Ongeduld van het moment, 1996, tekening, 50 x 65 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Ochtend

In het schaduwtheater van het huis is hij meer dan een schaduw.
Zijn zwarte macht maakt hem bijna onzichtbaar. De bewoners
raken bij het zien gelijk bind door het licht wat hij achter laat.
Vreemd verhaal, zul je zeggen, maar hij kon er niets aan doen.
Door zijn vele reizen en lust laaide het licht achter hem aan. Hij
creëerde zo zijn eigen dampkring. Kon nooit stikken.
Anderen beweerden dat hij de nacht had gestolen en dat hij daar
door half onzichtbaar was. Onzin, dat was natuurlijk pure afgunst,
blinde jaloezie.
Hij had gewoon een bijzondere gave en als je dat hebt ervaar je het
niet als iets bijzonders, integendeel, je bent gewoon jezelf en dat is
per definitie al goed. Je maakt je niet druk om niets.
Dus niet zeuren. Ook niet in de ochtend, als alles nog op gang moet
komen. Trouwens, niets is altijd hetzelfde bij de geweldigen.
Zij weten niet van grijze lippen op grijze lippen.
Zij kennen geen onochtend.
Zij zingen steeds een nieuw lied, omdat er altijd een engel in het
raam op het zuiden zit.
Zij leven niet dat leven dat snel verstrijkt tussen de voetzolen en
de parketstroken.
Zij sluiten zich niet op, vergrendelen geen deuren, schrikken niet
van gedachten, hebben geen huiver in de ogen.
Zij slaan gewoon de vleugels uit.
Zij zijn lenig, niet alleen.
Zij zijn.