Gestalte

Eiland, 2012, bewerkte foto

Verschijning

Wij hebben een verschijning. Zij ligt ergens in de wereld, in een lege zee.
Het vreemde is dat die verschijning rond middernacht duidelijker wordt, ze
kan zelfs doorschijnend worden, die verschijning. Dan pas zie je ook dat
ergens in het midden een kop verscholen zit. Daaronder vermoed je een
groot gestalte.
Iedereen kan het waarnemen, je hoeft niet eerst uit je graf op te staan.
Ik moet trouwens bekennen dat ik met haar omga. Ik behang haar, want
het is duidelijk een haar, met attributen en overlaad haar met troetelwoord-
jes. Ze lust er wel pap van, ze gaat wild schuimen van plezier.
Als ik de verschijning aanroep komt ze nooit direct, zij schrijdt over de bodem
van de zee en dat gaat niet snel. Daarna doet ze eerst alsof ze me niet kent,
maar daar trap ik niet in, ik ken haar onderliggende honger, laat haar ogen
snel schitteren. De zee wil dan nog wel eens gaan fosfor-oplichten.
Dat zijn de mooiste momenten, ik zie het als een groot compliment: ik wordt
gehoord.
Laatst hoorde ik haar duidelijk zeggen: P.S. I love you…..
Ze houdt kennelijk van jazz.
Ik ook.

Student

In de nacht, 2011, bewerkte foto

Studievraag

In een mail schrijft ze me: “Ik ben gericht op de grafische aspecten van
de nacht”.
Vorm, kleur en compositie van het zwart, daar ging het haar om.
Elk beeld was een constructie. De nieuwe, nieuwere negatieve ruimte was
ingeruild voor een bijna muzikale abstractie. Allemaal heel speels.
Zelf vond ik haar voorstelling nogal vederlicht, maar door haar helderheid
ging ik toch maar op haar idee in en adviseerde haar vooral naar foto’s van
Man Ray te gaan zien. Zijn echo’s van schoonheid zouden haar vast bevallen
Allemaal heel geraffineerd en niet gedateerd.
Kort daarna werd ik twee weken erg chagrijnig.
“Dat ben je altijd” constateerde mijn omgeving ongevraagd.
“Als of dat iets uitmaakt……!” brulde ik terug.
“Ik dacht dat je het leuk zou vinden” was dan het excuus.
“Ik vind het ook leuk. Alleen niet zo leuk dat ik er om moet lachen”.

Je moet weten dat ik lachen eigenlijk iets ongepast vind, ik houd niet zo van
dat pretje-gedoe. Het doet me denken aan een verkeerd T-shirt bij een bepaalde
stemming. Dat is alleen iets voor giechelpubers, die nog in het grote verderf
zitten. Het zelfde verval zag je bij de Hippie-uithangers, die trokken zich ook
nergens een reet van aan.
En nu mag ik me druk maken over de grafische aspecten van de nacht.
Ik ga maar gauw naar bed en zet mijn handtekening in eigen warmte.
Gelukkig is het donker.

Denker

Jongen met wolk, 2011, bewerkte foto

Het schaduwkind

Ergens was hij meer een denker dan een doener, het werd hem vaak verweten.
Alsof je een keus hebt! Hierbij stilstaan hielp niets. Het was en bleef een feit.
Zo bleef hij dus mooi zitten waar hij zat: op de bank voor het huis, in de pret-
tige schaduw van de lindenbomen.
Hij was kind, enig kind en dat heeft zo zijn gevolgen. Als eigen speelkameraad
blijf je altijd thuis. Zitten en stevig doordromen is dan niet zo’n rare oplossing.
Vaak is hij ontroert door zijn alter-ego. Hij kon niet anders zeggen dat hij het
erg met zichzelf had getroffen. Deze trouwe metgezel was het bovendien altijd
met hem eens. Ruzie was iets voor de domme laag.

Later, inmiddels een groot schrijver, portretteert hij zichzelf graag als drop-out
en zijn winkel als een ’plek waar hij zich op zijn gemak voelt’. Hij is de man
van veeleisende literatuur, die vele blikken opent met de ruwste vorm van
denken. Zijn kindertijd bracht hem daar.
Lezers werden alleen maar beter door zijn vernuft. Grote politieke wijsheden
als altijd zijn er de enen / en altijd de anderen, en altijd / leidt dat tot moord
werden vaak van stal gehaald omdat het zo waar was als een zoet suiker-
klontje. Voorts vielen de thema’s wroeging (weer verzuimd tante Cor in het
rusthuis te bezoeken), geloof en dood op (inmiddels was tante al overleden).
Je kreeg geen prettig leven idee bij deze schrijver. Hij had het zwaar.

Geen wonder dus dat hij in zijn latere jaren sterk verbitterd was. Hij werd
zijn eigen haatproducent, reageerde zich fel af op dichters die zich schuldig
maakten aan kleinburgerlijkheid. Laat de bijl dansen boven hun hersenloze
koppen – was één van zijn vastgeroeste uitdrukkingen en dan moest de bijl
ook nog eens gaan vallen op een onverwacht moment.
Toch mondde het uiteindelijk uit op een prachtige bundel Woede en tijd,
waarin hij zijn woede kon reduceren tot gezonde haat en bloeddorst. Er
stonden mooie gedachten in waar vaak een vervelend grondje van waarheid
in zat. Er was geen speld tussen te krijgen, alles was waar.

Door dit utopisch moment van oprechtheid werd hij niet meer alleen gelezen
door de superrijken. Alles kreeg tenslotte zijn rust, zijn plaats.
Zijn leven was niet geheel voor niets geweest.
Soms werpt een eenzelvig kind zijn vruchten af. Het is niet goed om in je
jeugdpuin te blijven zitten.
We zullen de schrijver dus maar vergeven voor zijn vroege hekelboekje met
die beschamende titel: Een ijzersterke jeugd. Wat een bitter boek is dat!
Zijn duistere kant kennen we nu wel. Evenals het zichtbaar maken van zijn
eigen loodzwaar varken.

 

Vrije geest

Nieuw werk, 2011, bewerkte foto

Nieuwe kansen

Stel je voor dat je werk gewoon een lange reeks van zwarte woorden is.
Plotseling staat daar een woord rood gedrukt. Er is iets zo subtiel gewijzigd
dat je het eerst niet eens ziet.
Alles neemt een vreemde wending, je voelt bij jezelf een rare innerlijke
verandering. Vanaf dat moment ben je vervreemd van je ik.
Op dat moment is alles mogelijk, je geest is vrij (al moet je wel oppassen
dat die geest geen kolossale stok vindt om je op je kop te slaan). Met die
vrijheid verschijnen de woorden als dieren met boodschappen of misschien
als keien in je schoenen. Alles blijft, niets gaat verloren. Je steelt gewoon
bagage uit het alledaagse. Er is dus genoeg. Misschien zie je daarnaast nog
wat schimmen. Ook welkom, net als onmogelijke vouwen in lakens.
Kortom: de trillende lucht van je fantasie toont iets goddelijks wat je goed
kan gebruiken.
Anderen noemen dit inspiratie of inspi (afhangend van hun leeftijd).
Daar ligt dus het geheim. Gewoon wat bordjes verhangen en jezelf openen.
De nieuwe kansen komen dan vanzelf omdat het toegestaan is.
Beweeg je tong in de mond, de woorden liggen al klaar.

Dom

Mystica, 2011, bewerkte foto

Dove orakelman

Hij kiest zijn vrienden maar al te goed. Zijn koeien zijn voor altijd
gevoerd en gemolken, hun zwellende uiers worden zienderogen
wolkenkrabbers.
Soms heeft hij spijt van zijn kinderloos kraambed en krijst hij als
duizend ooievaars. Dit laatste altijd op slechte dagen, vooral als de
dag met een d begint is het vaak mis.
Die vroegere vrienden hebben een gat gehakt in de muur waar hij
binnenkort doorheen moet sluipen. Tegen heug en meug, zeiden ze
daarbij. Hij moet het zien als een uitdaging.
Maar hij wil niet. Hij blijft dansen en springen in verkozen stilte.
In het diepst van zijn zijn is hij doof en sprakeloos. Hij ziet het piep-
kleine vlekje van zijn ziel niet, want hij is blind en denkt dat hij nog
kan dansen op zijn vermorzelde, verpletterde knieschijven. Zelfs als
zijn karkas is uitgevaren en als de golven rondom schreeuwen hoort
hij helemaal niets.
Deze dove man zegt nooit foei, bah nee, hij fluit liever een dun deuntje
van Chopin. Hij is nu eenmaal van het uitstervende soort. Alles gutst
en raast door zijn vuile vingertoppen.
Zijn huis staat nu op instorten, door die hakkende vrienden. Zijn
hersenen draaien in een onontwarbare wereld. Hij stinkt. Zijn onder-
broek kleeft aan zijn billen. Hij is een veelvoud van vunzig.
Slecht een enkele druppel van een verre oceaan kan hem nog wat
hoop geven.
Hij zegt dat de wereld dom is geworden sinds de uitvinding van het
wiel.
Daar zit wat in.

Softy

Innerlijke vader, 2011, bewerkte foto

Na de droom

Zij droomde dat ze begon te ontkiemen als een rijpe sojaboon.
Het geluid van de donkere wolken klonk ver weg, als een diepe
zucht. Zij was ergens nergens.
Als sterren steeds oplichten en weer uitdoven weet je dat je in
droomland bent. Uit iedere hoek roepen ze je naam.
Maar zoals dat in dromen gaat: er is vaak geen enkele samenhang.
Wat moet je met een mens met twee gezichten en drie messen?
Een dode ziel spookt zomaar in het lijk van een ander.
Je IQ daalt per seconde en de fonkelfee houdt de nachtmerrie
mooi in de lucht. In die rottige nacht is je hele toekomst ineens
weg, er is nergens meer liefde. De eenzaamheid wil de baas spelen
en doet.
Dan wordt het tijd om in te grijpen!
Pak je grauwste sluier en maak de macht onmachtig!
Leve je onsterfelijk gevoel voor zelfrespect.
Gister was je nog een boekenwurm, vandaag ben je het ruige
meisje wat iedereen wil. En morgen, morgen ben je verandert
in een filosofe en is het leven weer helemaal fris.
Hoe echt kan het leven zijn?
Weg met het vergeten! Weg met het verscheuren!
En vooral weg met de angst. Nooit meer piepen.
Zing een Coca-Cola-lied voor roestige spijkers.
Denk aan iets leuks, maak het innerlijk.
Daar knap je van op.

Opgeblazen

Zwaaiman op geel vlak, 2011, bewerkte foto

De zwaaier

Culturen bestaan bij de gratie van kopiëren. Het begrip originaliteit
brengt kunstenaars in een bijna schizofrene situatie. Nieuw bestaat
niet, is een adagium. Men beweert maar wat voor het goede gevoel.
Niemand kan uit het niets, als van God gegeven, artistiek werk te
voorschijn toveren. En omdat het niet kan, liegen we er maar wat op
los en doen we alsof er een nieuwe waarheid in het spel is.
De meeste kunstenaars vergaren wat ze op hun weg vinden. Dat
kan van alles zijn, in allerlei stijlen.
Vreemd genoeg zijn zij verbaasd als een ander dat weer met hun
werk doet. Dan vinden ze het ineens niet erg origineel. Die andere
kunstenaar is dan niet oorspronkelijk. Het woord diefstal valt snel.
Natuurlijk is het begrip ‘origineel’ al lang verdampt, tegelijk ooit met
het berenvel.

Kunstenaars zijn altijd grote uitwisselaars geweest, het zijn artistieke
piraten. Ze voegen veel of weinig toe. Meer niet.
Dit proces is niet meer te stoppen, je kunt het niet eens overzien,
het is allang te groot geworden.
Toch moet je niet denken dat dat roven verre van creatief is. Ook
hier is veel onderscheid. Alle letterlijke rovers vallen gelijk door de
mand, zij doen niets met het roofgoed, worden sneue kopiisten. Zij
hebben geen respect voor anderen, hun ziel is dood.
Het moet op zijn best lijken op het imitatiegedrag van een prille pas
geborene, die zich door ontwikkelt. De ziel blijft dan in zijn kern.
Echt en onecht valt voor de goede verstaander altijd te herkennen.
Uiteindelijk is er niets nieuws onder de horizon te beleven. In iedere
eeuw, vanaf de grotschilders, maken kunstenaars zich druk om
exclusiviteit. Stammenstrijd, apenrots. De liedjes van gister worden
vandaag even iets anders gezongen.

Veel erger zijn de culturele industrieën, de promotiekanalen, die
maken het voor de individuele kunstenaars anno nu bijna onmogelijk
is om toegang tot de markt te krijgen. Zij domineren, doordat hun
oren plat zijn gaan hangen: kunst is alleen maar omzet, geld.
Hier is kunst een kunstje geworden.
En zo doet een flits van onkunde de gevestigde orde wankelen en
dat is niet zo verkeerd als het eerst lijkt. Kunst kan namelijk heel
goed drijven.

Aan tafel

What to say?, 2011, bewerkte foto

Tafelgesprek

Ik zal door niets te vragen je begrijpen.
Ik zal geen vage buitenstaander zijn. Uit jouw gedachte regels lees
ik veel groot verlangen.
Vele die-en-die’s hebben je verlaten. Die teleurstelling moet je mooi
bij die die-en-die’s laten als het even kan. Vrienden die niet komen
zijn immers geen vrienden.
Bij het volle maanlicht daal ik als eerste af. Je zult me zien.
Je hoeft niet verder te turen, de kou verdraagt het niet.
Frustratie is zo zinloos. Alles loopt dan mis en is zo tevergeefs dat
er geen echte woorden voor bestaan. En als je die onbeduidende
woorden toch zou vinden zou je je gewoon schamen bij het hardop
zeggen!
Kijk, ik heb groot respect voor je, zoals je vermoedt.
Jouw zelfonderzoek zet anderen aan het denken.
Jouw terughoudendheid, jouw voorzichtige strategie, is het beste wat
me ooit overkwam.
Het maakt me blij omdat het altijd positief en betrouwbaar is.
Je bespeelde mijn verdorde geest goed. Je liet mij in mij groeien.
Maar goed, op deze donkere dagen denk ik niet zo.
Mijn twee grote liefdes zijn nu: lang slapen en eindeloos geduld hebben.
Daar kan je lang mee doen. Je schift niet. Het leven blijft aardig.
Alles is uiteindelijk een kwestie van integriteit.

Zonder titel

Het binnenste, 2011, bewerkte foto

Dichteres

Doorgaans geeft zij zichzelf de schuld van al het smakeloze.
Al haar gedichten houdt ze in de vlammen. Niet goed genoeg!
Anderen mogen vreemd genoeg alles aanhalen. Anderen mogen
zoveel roven als ze willen. Het kan haar niet schelen. Zij zal het
nooit doen.
Alles valt bij haar onder de rubriek ZONDER TITEL, nooit z.t.
Zij is een dichteres van vroeger en draagt voor, leert de tekst nog
uit het hoofd. Zij gebruikt haar oor om te kijken, haar oog om te
citeren. Haar hoofdstemmetje zegt zuinig en vaak: beneden de maat!
De beste gedichten likken als vlammentongen. Vol vuur schreeuwt
het zich een rauwe weg. Daarom zijn de meeste half verbrand en
moet je later de rest maar raden. Je begrijpt het niet, het vuur heeft
al gegeten.
Haar uitgehongerde tong slikt alles in één oogwenk hongerig in. Haar
darmen doen de rest.
Zij blijft schrijven tot ze er bij neervalt.
Wordt opnieuw oplaaiend vuur.
Haar as van eeuwigheid roept mijn eigen honger.
Dat vuur heb ik al eerder gezien. Veel eerder, in andere levens.
Ik doe mijn best, maar dan MET TITEL, geen m.t.

Nachtwerk

Nachtboek, 2011, bewerkte foto

Nachtman

Hij had er veel tijd doorgebracht. Vroeg zich nooit af wat er nog verder
in het leven was, omdat hij nu eenmaal slecht kon kiezen tussen zijn
vele ikken.
Dus besloot hij zich op te delen en gesplitst te functioneren. Dat zouden
meer mensen moeten doen – vond hij.
Anderen vonden hem als een vreemde man met vele tongen. Hij had
altijd wel iets te zeggen had, gevraagd of ongevraagd.
Hij was een patserige poespasverteller.
Als iedereen weg was veegde de schrijver alle weggedichte ikken van de
tafel, voelde daarbij kort aan zijn strot, want daar zat zijn hart voor de
mond. Het was een tic geworden.
Opvallend genoeg trok hij hierbij zijn eigen gezicht. Heel even maar. Te
lang zou hem niet goed doen, hij zou niet meer kunnen dromen en dan
was zijn leven waardeloos geworden.
Flarden van een droom kunnen hardnekkig door je hoofd blijven spoken –
alsof je het allemaal echt hebt beleefd. Voor opheldering zou je dan je
hersenschroef tot het diepste moeten aandraaien.
En dan weet je nog niks zeker omdat je weet dat er nog meer kan zijn.
Hoe weet je de fantasie van de werkelijkheid te onderscheiden?
Die willen zich toch alleen maar vermengen!
Zo kan een charmant keffertje van een luchtbel altijd wel iets maken.
Hij doet dat expres, want hij is dol op goedkoop succes. Fortuinen worden
snel verdiend. Niemand neemt een speld om door te prikken.
Zo kan het gebeuren dat hij roem krijgt.
Omstreeks zijn dertigste is hij een auteur van naam, zij het dat die naam,
afgezien van zijn toneelwerk, op niet meer dan twee boeken is gebaseerd.
Hij: Nu wist ik op mijn vijfde al dat je een heel leven aan één of twee
werken kunt wijden….