Jaloezie

Denise, 2010, penseeltekening, A4

Op de grond

Kijk zij heeft gehuild, zegt de dichter. En die kan het weten, die heeft oog en oor
voor alles. Ze had inderdaad een schitterende wimpering rond de ogen, het leek
wel wat op een uitgelopen feestelijke etalage (beslagen ramen, condens-vocht).
En toen werd ze door een ander levend oog bewogen. Opgetogen sloeg ze
denkbeeldig een bladzijde om en verbleef met veel dank lang bij haar nieuwe
minnaar. Haar stank van zonet sloeg verbluffend om in een overheerlijke parfum.
De geur was zo adembenemend dat de maan er doorlatend van werd.
Kijk, zei zij, mijn schatkamer laat geen blinden wachten en is niet afgesloten voor
overgrote macht. Mijn schoonheid mag naakt zijn.
En ze gaf zich aan hem, hij raakte haar bestaan.
Met een totale glimlach om de nieuwe zekerheden omarmde ze haar mondige
lover, die haar kamer vol lust ging bewonen. Even leek het eeuwig zomer. De
verveling lag nergens op de loer of liet het lijden op zijn beloop, verwatering kreeg
geen enkele kans omdat de waakhonden als handdoeken werden uitgewrongen.
Dit alles gebeurde op de grond, een plek waar menigeen uiteindelijk beland.
Tenslotte regende het uitmuntende wit op de buik van de waarheid.
De dichter was allang afgehaakt.
Zijn gevleugelde woorden bleken jaloers.

Portret

Studio Bruno, 2003, acryl, 40 x 30 cm

De plek

Het opgeborgen hoofd is niet te luchten. Het lijkt wel of het dag en nacht in een
lade ligt te versloffen. Waar het ook gaat of staat, het stinkt in huis en straat.
Kwade tongen roepen dat de geur nog het meest weg heeft van een vergeten
kaas met maden.
Allemaal onzin natuurlijk. We hebben hier met een ongewoon en gevoelig hoofd
te maken. Jarenlang bang misschien, maar nu is hij buiten eigen mist en je kan dus
maar beter al je vooroordelen door je vervuilde gootsteen wegspoelen.
Als brood wordt het hoofd gekneed. Het golvende meel dampt in nieuw licht.
Ja, het hoofd gist, vergroot.
In woede laat hij zijn sporen zien, hij vergroot zonder het hoofd op te blazen.
Het mooie is dat je je geordende weg naar je hoofdzetel helemaal kwijt raakt als
je gewoon je gang gaat. Juist niet denken, niet stil staan. Laat het geweten
spinnen van plezier. Geef je onontwarbaar bed een flinke schop.
Je zult zien dat het gelaat dat zichtbaar waardeert. Je bent een zonnige kroon in
een menigte van bloemen.
Je blijdschap geurt en die geur is ongekend heerlijk. Het geurt als een maaltijd
voor geliefde gasten, die met jou de eeuwigheid willen inbedden. Het is een heer-
lijk gevoel geen monster te zijn. Alle stinkende stank heeft zichzelf kapot gerot.
Nog één vraagje: waarom hield je toen je thuiskwam de deur op slot?

René D.

 

Donkere materie, 2012, acryl, 30 x 30 cm

Het verhaal (over René Daniëls)

Het verhaal eindigt bijna op een vreemde manier, ongeveer zoals het begonnen is.
Misschien is dat altijd wel zo: het is vanzelfsprekend dat het klimaat waarin
je woont en werkt sterk bepaald wordt door je omgeving. Daarnaast sta je altijd
open voor alles en nog wat, maar het moet je wel kunnen boeien. Op die manier
heeft ieder begin ook onsmakelijk het eind in zich.
Over zichzelf zegt hij altijd: ik leef uitvoerig. En daarmee bedoelt hij dat hij
een harde werker is, iemand die niet stil kan zitten. Zijn tekeningen en schilderijen
treffen altijd of vrij onmiddellijk doel. En als hij even niet tekent of schildert dan
vliegen de woorden je om de oren. Alles moet en zal benoemd worden. Het is een gemeend doordacht spel.
Zoals er altijd achter een horizon een nieuwe horizon zit, zo is er meer achter zijn
vlies. Een vlies achter een vlies. Zijn werk heeft nooit op het schilderkunstige
gelegen. Hij is geen schilder van gebaar en materie. Het is meer een soort
schilderkunst tegen wil en dank. Je krijgt het er gratis bij. Schetsen en meningen,
geen statements, is een betere omschrijving van zijn werk.
Voorzichtig en toch vrij benadert hij zijn onderwerpen. Met die aarzelende manier van
werken kan hij eindeloos zichzelf amenderen en zo voortdurend blijven meanderen.
Waar het geloof ik om draait is dat er altijd wel iets anders is als je denkt.
Alles is min of meer bijvoorbeeld. Tenminste twee betekenislagen, ogenschijnlijke
anekdotes, strijden om een diepere laag. Het verkeerde been moet onderuit gehaald
worden. Er bestaan geen neutrale afbeeldingen. Zodra je denkt ergens houvast te hebben
wordt het gras voor je voeten weggemaaid en wordt alles weer gerelativeerd. Niets blijft
en is zoals het was.
Dat is het mooie van zijn kunst: niets is zeker, niets is zoals het lijkt.
Daar wordt je gelukkig van.

Oud werk

Dark, 1995, tekening, 50 x 50 cm

Spiegeling

In het niemandsland tussen de media van het beeld en die van het woord ligt zijn
geschiedenis. Waren Magritte en Broodthears de pionieren, dan was hij de gids.
Belangrijke invloeden laten altijd sporen na. Het schrift neemt zijn plaats in
het werk in de vorm van titels die in het beste geval meestal niet passen bij de
voorstelling. Met behulp van het woord of schrift wordt een schemergebied tussen
aanwezigheid en afwezigheid gecreëerd. Verbale misverstanden geven meerduidige
voorstellingen.
Is dat dan wartaal?
Welnee, meer plaats zonder plaats (de meeste schilderijen gaan over pas op de plaats).
Het werk is meer een werk over het werk waardoor het iconische teken steeds verschuift.
Ontwricht aanwezig zou een mooie omschrijving zijn.
Dit geldt niet voor het werk Dark (1995). Oud werk is niet altijd goed werk.
De schriftelijke verwijzing is te letterlijk. Alleen de sculpturale aanwezigheid klopt
hier. Zou er bijvoorbeeld het woord anker of kade staan kreeg je al veel meer denkruimte
toegemeten.
Een vriend zei hier over: Je had er beter met vette koeienletters Sorge wächst op kunnen
zetten. Zijn twinkelogen wilden de rest doen verbleken, een wenkbrauw werd daarbij speels opgetrokken, maar ik pareerde het speelse terug met ja, dat is ook een oude Wiederholung. Dus terug in de mand jij.
Kunst is geen amusement, maar kan wel lichtvoetig zijn. Dat bevrijdt het werk niet alleen
van zijn karakter (zonder de buitenwereld uit te bannen), maar het verlost ook het beel-
dende vlak. Er ontstaat een nieuw perspectief. De muze wordt met veel plezier uitgekleed
en ontmaskerd. Ze toont haar geniale zones.

Talent

Honolulu Hawaii, 2010, tekening, A4

Familietalent

Een vader zorgde goed voor zijn kinderen; hij las hen voor uit romans en de strips
uit de krant. Hij hield ervan de spanning op te voeren met legendes over heidense
goden. Lekker de stuipen op het lijf jagen met spookverhalen door rare stemmetjes
op te zetten was hem niet vreemd. Maar toen zijn vrouw Laura na zeven jaar huwelijk
stierf aan tuberculose, hij was toen vijf jaar oud, viel hij steeds vaker ten prooi
aan depressies.
Eigen schuld hoor ik je zeggen, God straft onherroepelijk al het kwade.
Dat hij haar niet kon redden ondanks zijn gave en vurige gebeden raakte hem diep.
Een oudste zus (K) van mijn moeder nam de meeste taken over. Zo ging dat vroeger.
Gelukkig bezat die nieuwe moeder artistieke talenten en moedigde de kinderen aan
in hun voorliefde voor tekenen. Hij had groot geluk.
Toch was hij geen wonderkind, pas later in mijn adolescentie kwam zijn buiten-
gewone gave aan het licht.
Hoe dan ook hij haalde vanaf het begin mijn thema’s als vanzelfsprekend uit zijn
onmiddellijke omgeving: de mensen en het interieur van mijn huis, nauwkeurige
studies van kopjes en sleutels, van apothekersflesjes en muntstukken, of zelfs
zijn eigen hand.
De plotselinge komst van K. als moederfiguur verzachtte de traumatische ervaring
van de dood van zijn moeder. Af en toe maakte hij er een werkje over en noemde
het Buiten de Poort.
Daarna hield hij zich bezig met de specifieke gelaatstrekken. Dankzij foto’s kon
hij veel vastleggen. Hij streefde niet naar gelijkenis. De emotie was hem liever,
weg met het realisme, daar heb je wel fotografen voor.
Technisch gezien waren de tekeningen goed of vrij goed. Mooi houtskoolwerk in snelle,
typisch vegende techniek, bewust of misschien wel het resultaat van een onvolledige
fixatie. De composities waren vanaf het begin al diagonaal.
Zijn zin om te experimenteren was onbeperkt. Wat hij toen al durfde! Hij zou zich nu
zeker drie keer gaan bedenken. Een onvolwassen hoofd kent vele grenzen.
Wat hij in die tijd ook ontdekte en wat hij nog steeds toepast is het alleen laten
van de leegte.
Het was niet ongewoon om grote oppervlakten ongebruikt te laten. Later begreep hij
dat het zelfs een voorwaarde was voor een goed werk.
Totale afwezigheid van de beschrijvende details bleken noodzakelijk te zijn.
Uiteindelijk zal een compleet leeg vlak alles zeggen.

(De mensen die mij kennen weten dat dit verhaal soms waar is)
(Je gelooft alleen dat wat je wilt geloven)

Vergeten oog

Boy, 2010, tekening, A4

Denkjoch

Omdat ik geen derde oog bezit teken ik alles plat.
Het gemiste oog ligt ongetwijfeld ergens in een kraag, blijft ongeweten. Van
daaruit gezien ben ik zeker tevreden met mijn opwellingen. Het tekenen is een
grenzeloze lust.
Kijk, de aarde heeft mij gemaakt en schenkt me een flinke poos (dat hebben we zo
afgesproken). Mijn beelden zijn mijn vruchten, ik geef ze terug met toekomstig
zaad. Andere mensen bewaren mijn wereld, noemen zich kopers, alles is  stof.
Alle dingen die je vloeibaar maakt geven je een vluchtig gezicht. Je hart, je harde
hart, wordt kwetsbaar en verraad je raadsels.
Geen beeld weegt meer zwaar in je hoofd als je het vertekent, het geeft geen
pootjes meer. De stortvloed heeft vele kleuren.

Zoiets dacht ik in mijn puberteit, toen mijn bloed zo heftig stroomde dat ik er
soms wanhopig van werd. Ik begon me netjes te scheren en te kleden als een
zwarte Sartre. Dacht dat de zon vooral voor mij opkwam.
De lokkende klok maakte iedere belevenis kort en lang tegelijk. Soms vond ik me
zelf een geweldig, ietwat gevaarlijk dier. Ik kon de haren van mijn tong blazen en
dacht vooral niet aan morgen. Elk nieuw beeld maakte ik met opgeheven hand.
Klaar voor de aanval.
En na ieder denkbeeld was er mijn thuiskomst. Zoiets als een nieuwe vriend, die
na een lange reis glimlachend stopt om  vertrouwd te raken met het nieuwe huis.
Zo ontstonden vele mooie werkjes. Iedereen mag het namaken. Ik ben niet bang
voor echowerk, rijk rekbaar materiaal aan.

In de tent van oneindigheid moet de vlakte vallen en straal van hoop worden.
Kunst is zoiets: opgewekt, uitgezonden, aangehoord.

Hersenwerk

Nachtneger, 1997, tekening, 50 x 65 cm

Die nacht, die droom

Als het brein pudding is en hersenwerk een vlek, dan zal je merken dat er geen
grenzen meer zijn. Het is dan stil. Alle aardverschuivingen in je bovenkamer doen
geen dienst meer. Je bent je eigen bastaard.
Vieze vlekken kunnen best een mooi gezicht opleveren. Tussen het vlekkenwater
en het radeergum zie je helder met je vette ogen. Niets is beter dan een vlek te
zijn. De verknipte verwarring bouwt rustig voort zonder door te denken. Wie weet
maakt hij van je hart een sappige karbonade.
Het mooie van dit alles is dat je niet meer hoeft te weten waar je aan toe bent en
voel je als berenkind de geheimzinnige bossen, terwijl de witte muizen oplichten
in de diepe nacht.
En als je je gouden tanden op het hoofdkussen legt ben je helemaal sprakeloos. Zo
sprakeloos dat je uitgelaten staat te zwijgen tegen de blinde muur.
Grappige dingen worden niet meer gemist, het kan zelfs niet klaaglijk bitter zijn.
Ik droom, dus ik ben niet, net als de neger in de nacht.
Ik droom voor de grap over iets dat niets is, omdat ik weet dat je er van houdt.
Ik droom dat ik eet en drink zonder voedsel.
Ik droom dat ik niet ben, maar weet wel beter.

Leperd

Kleurman, 2010, tekening, A4

Kleurleperd

Deze leperd woont in een enorme regenjas. Alleen zijn hoofd steekt er bovenuit
en knalt alle kanten op. Het hoofd is zijn zondvloed.
Ooit was hij van hartenlust een bangerd, die maar wat weg dobberde in een lege
fles. Nu is er de moderne tijd die anders blaft.
Zijn zelfstandige toon houdt hij mooi binnen in de mond, geen kleffe, toevallige
microfoon pakt hem spontaan. Hij is te dol op zichzelf, danst zijn eigen dansje.
Eigen houtje eerst!
Maar dan de vlinders! Die blijven wakker in de overduidelijke zon. Hoog in de
keiharde lucht vallen ze te pletter, ze verflodderen en dwarrelen verflenst weer
terug op de aarde. Als dat niet romantisch is!
Hoe verrukkelijk dan ook toegepast, de lepe kleurman kameleont zijn glimlach en
wint het publiek. Even danst hij als een snel leeglopend ballon tussen de tijd door
en hijgt daarna lui zwetend uit als hij uit het zicht is. Dorre schimmen nemen
daarna bovenwinds een bad.
Aan het eind van dit lied boort de zon zich snel in zijn schip, laat alle uitgevonden
kleuren subiet afscheid nemen. Het wassende dorp wast ineens de nacht.
Zo zie je maar, kleur is ook niet altijd alles. Kleur is soms een steenkoud bed,
waaronder miljoenen pissebedden lang vergaderen(*.
(* het kan ook zijn dat ze lange brieven schrijven aan verre familieleden)

Jaloezie

Atelier B, 1968, olieverf, 80 x 80 cm

De vloer aanvegen

Als ik het goed onthouden heb, want de naar het hoofd stijgende zomer
maakt alles anders, voelde ik hier op deze plek, in dit huis, voor het eerst
mijn grote talent. Het kwam eigenlijk zomaar aanwaaien of was er altijd
al. Eerst had ik alleen maar talent, maar nu zat ik aan de top.
Het maakte me blij en groot. Voortaan was ik werelds en zou ik invloed
hebben op anderen in plaats van andersom. Mijn vloer was stevig en flink
bezaaid met kleurige kunstspatten en streepvegen. Ik kon altijd werken.
Er was geen gesuis of geruis. Onnodig geluidsrumoer kan veel bederven,
zoals je weet. Kortom: ik zat goed in mijn vel en tijd.
Dan maak je een werk van je werkplek, je atelier. Daar is immers je basis.
Dan mag je je vloer roze schilderen terwijl het geel is. Jij bent de grote baas.
Jou geluid is overweldigend, klinkt uit alle orgelpijpen tegelijk. Forte forte.

Op dat moment zei iemand tegen me dat ik niet zo goed bezig was.
Schrik.
Daarna verzet.
Mijn reactie toen: ach je bent jaloers!
Hij kleineerde me onaangenaam, de vloer werd zwart, maar het werkte.
Voortaan was alles niet meer absoluut! Alles werd bijvoorbeeld of o.a.
En nog belangrijker, de slordigheden in mijn hoofd maakten geen enkele
kans meer. Mijn talent kon weer doorgroeien. Eigen dogma’s zijn dodelijk
en laten diepe sporen van al je onzekerheden na.
Nooit werkte ik voortaan alleen nog maar in het atelier, ik was het atelier.
Nu, bijna een halve eeuw later, vragen mensen die bij mij thuis komen
vaak naar mijn atelier. Als ik dan zeg dat ze daar al zijn ontmoet ik grote
verbaasde ogen. Ze kunnen het niet geloven, het is te netjes, te veel orde.
Kennelijk moet het zo zijn zoals ik het ooit in 1968 afbeeldde.
Soms heb je het geluk iemand te ontmoeten die je wilt laten groeien zonder
daar zelf belang bij te hebben.
Met mijn meest opgeruimde gezicht begin ik aan de nieuwe dag.

Grijze engel

Als ik vleugels had, 1980, betekende foto, A4

Ontstijging

Het gat gaapt hem aan.
Niet naar kijken.
Gaten zitten vol ongeloof, ze maken samen één boos gezicht.
Blijf weg!
Met de blik vooruit, de ogen nog doof brokkelt het gat vanzelf af.
Kijk, de onderlaag glimt al en verschuift moeiteloos alle donkere luchten
zonder je blote handen. Dit is een beter gezicht!
Nu krijg je langzaam het gevoel terug dat muggen eerder dood gaan voor
dat ze kunnen steken. Je bent nog wijzer dan de oudste eik. Met praatjes
hoeft niemand nu aan te komen. God is een mietje.
Nu kun je echt omzien in verwondering en daarna de Blues spelen.
Zolang je speelt denk je weg. In die vorm van iele ijdelheid speel je zelf
de hoogste hoofdrol. En als de herkenning driedubbel terugkijkt is alles
nog anders ook. Geweldig!
Je gaat in trance door.
Langgerekte noten kaatsen spiegelbeelden van de ziel genadeloos terug.
Je weet niet of het kunst of echt is, maar zeker tijdelijk.
Je ontstijgt voor een mooi moment jezelf.
Anderen zien jou, zonder dat gapend gat.