Droomzeilen

Vlotte boy, 2002, computergrafiek, A4

Jaloezie

Zeker, het was op een ander tijdstip en op een andere dag.
Dat is wat hij zich herinnert. Zijn woordacrobatiek lag alles
te sussen. Bestaande bomen fluisterden ruimschoots en ook
heel verschillend. Prettige kleuren stelden zich bij en aan.
In de jaren vijftig vervingen bloemen en bomen nog schoon-
heid. Zijn spontane manier van kijken, een innerlijke visie,
weet dat nog.
Toen liet hij het landschap ook al rustig op zich inwerken. Hij
deed alsof het muziek was en kreeg zo mijn droommoment.
Een merkwaardige en zeker moeilijk bereikbare triomf bracht
me daarna in extase. Vreemde gekleurde belletjes rolden
daarbij voortdurend van de derde dimensie.
De werkelijkheid scheen jaloers te worden, maar dit ter zijde.
Op het moment dat rook en stof ergens ver weg over de grond
sleepte kon hij tevreden glimlachen.
Maar daar wou hij het niet over hebben. Aan droomzeilen heb
je niks! Kon hij maar weer kind worden. Een kind weet dat zijn
auto niet echt is maar behandelt hem wel als echt. Tutuutje
doen! Kinderen kunnen iets onwerkelijks werkelijk maken. Dat
is een kunst! Als je tinnen soldaatjes op hun kop zet stroomt
het bloed naar beneden en gaan ze dood. Zo win of verlies je
een veldslag.
De hartstocht, woede, haat, liefde is misschien dan nog een
zinloos iets. Net zo is glas hetzelfde als goud.
Misschien is God in de ogen van een kind een heel groot kind.
Alles is onecht, alles kan.
Gooi de jaloezie maar hoog in de lucht. Later zal het dan aan
je voeten uiteen vallen. Dat zijn de scherven van mysterie.

Nieuwe mensen

Sloot bij Duurswoude, 1974, 80 x 80 x 80 cm, olieverf

Vroeger is toen

In de schaduw aan de bosrand stond een groot huis. Er waren
nieuwe mensen gekomen en alle grauwheid was volkomen ver-
dwenen. Dat kwam omdat die mensen behept waren met een
zekere leerlust. In het bos hoorde je nu geen enkele knieval
meer. Een eenvoudige houthakker had alles al zwaar bonkend
weggeslagen. Dieren gaven hem een warm applaus.
Wat eens onder oude lagen stof lag kwam al poetsend als
blinkend goud helder te voorschijn. Met de kracht van een
magneet van een bezetene, die zich maestro noemde, sloeg
de nieuwe man elke papzak aan flarden. Er zaten veel losse
elementen. Alles werd met overleg verwijderd en hard aange-
pakt. Een nieuwe, zonnige wereld verscheen.
Vlinders ontwaakten weer. Eenzame beenbleke bloemen kre-
gen hun kleur terug. Het verloren zaad rekte zich zo lang
mogelijk uit en liet zien wat echte natuur was. Hier was zeker
sprake van een groot geluk en rust.
Toen dat geluk het oude had weggestroomd kon de meester in
stilte verder dromen. Achter de oranje en bruine kozijnen was
de wereld één groot en mooi gebaar. Hij telde de talrijke spin-
nen voordat ze de vrijheid kregen. Heel de omgeving werd
losgezongen van vroeger. Alleen de naam van het huis bleef
nog bestaan, als anker en hommage voor de postbode.
Geen dag was meer hetzelfde, de dagen waren juist aange-
naam wisselvallig. Feiten overtroefden oude fouten. Niemand
raakte overwerkt.
Totdat het lot op een slecht moment het geluk in gekte liet
vallen. Toen spoelde alles blindelings weg. Eerst langzaam,
daarna sneller dan het leven. Niet meer bij te houden.
De weerstanden waren opgestaan, deden hun werk.

Nu is alles opnieuw zielloos en verlaten.
Soms hoor je daar nog een lauwe, jammerlijke klarinet in de
sloot bij het huis schrijven.

Denkend licht

Steel als een artiest, 2012, boek 103, pagina 46

De artiest

Tot in de hammen en de spieren rukt de gevoeligheid van de
kunstenaar op en laat het daar flink broeien. De almachtige
eiken van het brein zijn dan allang verdwenen onder je eigen
steelpan. Het circuit is gesloten, niet meer ontvankelijk.
Op zo’n moment is er sprake van een soort leegte. Je leeft in
het land van IT = IT. Doordat de hand de hand van de liefde
begroef is er even niets. Het is zoals het is. Je voelt geen pijn,
alles is dof. Misschien is dit het moment om diep in je trui weg
te kruipen. Truiman, treurman.
De verwarring danst voor de ramen, roept in de straat. Hij die
de weg weet heeft het woord. Gaat ermee vandoor. Om jaloers
van te worden. Hij wel!
En zo groeit het groen van de slaap tot de zon van de vertede-
ring je wakker maakt. Meestal gevolgd door het licht strelen
van een warme wind.
Als artiest speel je vaak met de elementen. Het maakt dat je
ogen en je stem gaan spelen. Vruchten schieten zomaar uit
de grond. Dat heet kunst. Je bent doorschijnend scheppend.
Blij. Je hebt met gejubel het gejammer verdreven.
Ondertussen springen alle leeglopers weg. Het uitzicht is weer
fraai. Je hebt een hoofd vol denkend licht. De geest heeft zich
overgegeven en pakt alle verborgen bronnen. Slangen sissen
niet meer, ze zingen. De klimop is van de ogen gevallen en de
kamer zit vol goud.
Iedere kunstenaar is zijn eigen spook.

Eigen echo

Ronde maan, 2012, boek 103, pagina 49

Gezin gezien

Midden in de stille nacht lag hij op bed met zijn ogen dicht,
zonder dat hij de slaap kon vatten. Hij wou te graag en dat
moet helemaal niet. Het was helemaal onzin te bedenken
dat hij zichzelf met grote wil in slaap kon toveren. Dus daar
lag hij dan in halve toestand tussen waken en slapen .
Hij hoorde de echo van alles.
Het meeste kwam voort uit de rest van die dag. Hij had echt
nog meer moeten zeggen op bepaalde  momenten. Gewoon
de wind van voren laten blazen. Maar ja, je mocht je er dan
ineens niet meer mee bemoeien, je moest je mening dus voor
je houden.
Inwendig kookte het. Vader en zoon zaten de hele dag al te
bakkeleien. Vooral de zoon ging luidruchtig te keer en dan
kon hij natuurlijk niet achterblijven. Ze waren te veel gelijk,
kennelijk.
Moeder bleef dus muisstil en liet de boel lekker vastlopen,
waarop ze prompt alles over zich heen kreeg van beide. Het
was ineens allemaal haar schuld. De derde persoon is helaas
vaak de pineut.
Uiteindelijk kwam het er op neer dat iedereen apart ging sla-
pen, al of niet met een kwaaie kop. Moeder viel pas in slaap
toen zij bedacht dat haar man een dik, bevend rietje was in
plaats van een vlijmscherp mes. En vooral: morgen is er
weer een schone dag waarop iedereen weer weet en doet.
Bovendien scheen de maan nog altijd even rond.
Toch waren deze mensen erg aan elkaar verknocht.
Wie voor het huis langsliep hoorde altijd een vrolijk praten
en lachen, of anders wel een mooi dromerig muziekje.
Niemand heeft ze ooit horen ruzie maken.
Nee, ruzie dat woord kenden ze daar niet, hoogstens wat
verdriet.

Genot

Vlinderlikken, 2012, boek 103, pagina 7

Tijdgeest

De weelde van de koele razernij dreef bedachtzame mensen
dichter bij elkaar. Zij toosten op de harde macht. Eigenlijk
was hier sprake van gespeelde emotie. Het rondvliegend
spektakel van dialoog en spetters deed heel wat stof op-
waaien.
Tot ver in de portiek vochten ze hun schaduwgevechten uit.
Het publiek keek toe, genotzuchtigen tellen voor twee.
Het grote vlinderlikken was begonnen.
Men gunde elkaar het licht niet in de ogen. Op zijn hoogst
misschien wat weinig licht, als het moest. Als dobbelstenen
in de duisternis werden plannen steeds herschikt of omge-
gooid. Je zou er uitslag van kunnen krijgen als zenuwlijder.
Sommigen vergeleken een bepaald persoon met een van
insecten bezeten sneeuwvlokje, die op alle wanden van de
wereld nieuwe Eskimo’s weigerde en vervloekte.
Dat was niet erg fraai, maar wel vermakelijk. De persoon had
het er dan ook naar gemaakt, hij had zijn grenzen moeten
weten.
Nu is het zo dat alles er binnen anders uitziet dan buiten. Het
doornen doolhof van de regering is daar een voorbeeld van.
Zij lopen tegen beter weten in nog met gemak op drijfijs. Waar
een ander kruipend op uitglijdt verdraaien zij Gods hand met
kinderlijk gemak.
De licht bevonden schapen laten heel het land branden.
Zij kunnen en willen niet anders.
Zij leggen uit dat ze vuurvaste handen hebben.
Zij kunnen mist in wijn veranderen.

De herder denkt:
Een ondoordringbaar woud bestaat uit veel schaduw en veel
hout dat vlug ontvlamt. Het verdrijft de zwijnen naar alle
kanten.

Eigen collectie

Draagboek, 2012, boek 103, pagina 38

Portret van een dikke duim

Als hij ’s morgens verschijnt, glanst hij vrolijk. Het is geen
act. Voor je het beseft staat hij omhoog gericht.
Huizen zijn meestal mooie maskers, dicht hij. Hij bezit een
huis dat hij voortdurend klein houdt. Of houdt juist het huis
hem wel klein. Ergens heeft hij het al jaren verlaten terwijl
hij er nog steeds woont. Hij leeft in dat dorre bosje en gooit
met regelmaat een gloeiende steen in zijn literaire vijvertje.
Dan kan ie mooi groeien, zegt hij daarna.
Als je op de juiste momenten en tijden werkt en niet luiert
ontlast je jezelf. Zeker als je het glas leegdrinkt en het gras
aan de koeien teruggeeft.
Kijk, iets mooiers dan waanzin is er niet. Het moet je pad
flink doorkruisen. Zo ontstaat je eigen collectie. Doe er een
verbleekte zegel op of een kushand in het donker en de
wereld zal er aan gaan kleven.
De in niets oplosbare kleefstof is nooit wanhopig. Dat kan
hij/zij niet. Al het gepluk en getrek helpt niets. Ook alle
wegwerpbewegingen zijn volkomen vruchteloos.
Bedenk wel dat alles zijn prijs heeft.
Je leeft niet in de woestijn, maar in de straat. All wijsheid
kan zomaar verdwazen als je je gedrag wijzigt. De taal waar
je doorheen moet waden is wel degelijk zuivere mensentaal.
Eeuwenkunde zit meestal in de dikke duim. Dat mensen zo
slecht kunnen vertalen is heel iets anders. Bovendien bestaan
mensen korter dan wormen. Toen de mensen nog niet beston-
den, waren er al wormen om ze op te vreten.
Vergis je dus niet!
Er is van alles, alleen vaak niet op zijn plaats.

Luchtmens

Even a snowman, 2012, boek 103, pagina 47

   werktafel, 2012

Na de witte dagen

In oude tijden toen de vele vogels nog sneeuwden was er
altijd een leegte in de verste verte. Het was daar stil, want
zelfs de zuiverste lippen stonden zomaar stijf van de vorst.
Ruw en laag wandelde daarna de regen alles weer zacht.
Waarheen zijn die dagen toch gegaan?
Wolken bleven wit over. Alles leek stom en van steen.
Toen kwam ineens het lied met het geluid van het eeuwig
leven. Eerst buigend en bevend, daarna vol van lip.
Het weinige van de werkelijkheid werd steeds meer en meer.
Vleugelslagen werden voetstappen. Het gezicht van de stilte
had te veel adem en maakte er steeds wat moois van. Men
sprak nu glimlachend over de leegte. Mensen kregen een
warme gloed van de aardgeest op de wangen. Ze zongen
naakt en darteldansten vrolijk in de diepe avonddalen.
Koude sneeuwmannen smolten, raakten in snelle ontbinding.
Wat achterbleef waren de zwarte kooltjes, nu losgelaten van
hun vriespunt. Die vruchtbare ogen gingen voortaan vuur-
waarts in glimmende haarden om tenslotte te eindigen in de
altijd ontvangende aslade.
Kortom ieder mens was nu een echt luchtmens zoals het
hoort na de warrige witte dagen. Zij waren voor altijd ver-
bonden met een goed  evenwicht.
Allemaal heel innig dus.

Boswandeling

Kind kind, man man, 1994, acryl, 100 x 80 cm

Vader, zoon

Toont dat je toont!
Naast al de verschillende houdingen die je toont hoe mensen
zich gedragen mag je toch de houding van het tonen niet ver-
geten.
Zoiets zei mijn vader tegen zijn zoon terwijl ze in het bos wan-
delden. Ik was toen nog te jong om alles te begrijpen en knik-
te alleen instemmend. Dat leek me althans het beste. Ik zou
voortaan altijd tonen wat ik te tonen had. Zeker ambachtelijk.
Wat je met veel inspanning levert is altijd de moeite waard
om naar te kijken. Het vergemakkelijkt het inzicht en inzicht
is of geeft handel.
Ik moest er aan denken door een werk wat ik zag op een ex-
positie. Daar wordt het tonen zeker getoond! En nog wel op
een bijzondere manier. Alle pronkstukken worden vergeleken
terwijl ze op zichzelf bestaan.

Gek

Gold touch, 2012, boek 103, pagina 40



Proces

Hij had het akelig vertrouwen mooi uitgelegd. Dat kon omdat
hij beschikte over waardevaste wilskracht. De mensen rilden
bij zijn verklanking van zijn walmend hart.
Zijn hondstrouwe mogelijkheden leken nog niet uitgeput, zelfs
niet in de huidige monocultuur. Hij leerde zijn hulpkrachten
zwijgen, zodat zijn zonnestralen meer effect hadden. Vleugjes
geduld maakten vrolijks dansjes en spoelden tenslotte van
zijn dij.
Omdat je nu eenmaal nooit zeker kan zijn van de mensen om
je heen kun je maar beter op je zelf zijn, scheen hij te denken.
Al hebben ze honderd keer gezegd dat ze van je houden, je
kunt er niet op rekenen. Op een volgend moment zullen ze
zich misschien weer bedenken als ze tijdelijk geprikkeld wor-
den door iets anders. Daarom maken we misschien ook afspra-
ken, tekenen we contracten, sluiten we huwelijken. En als het
dan toch mis gaat ligt het nooit aan jou. Ik heb geen fout be-
gaan, ik heb het goed begrepen, jij niet. Die houding.
Ik dwaal af, terwijl het zo mooi begon.
Hij was geen bitterman. Met vreugde getuigde hij zelfs een
soort waarheid:
Niets blijft ons bespaard. Alles wordt ons afgenomen.
Nergens is een veilig plekje. Iedereen is gek.
Breng daar maar eens iets tegen in.
Veel succes had zijn schrijverij trouwens niet. De laatste keer
dat hij iemand aan het huilen kreeg was niet met een gedicht
maar met een scherp gerecht. Te veel kerrie! Al na twee hap-
pen stroomden de tranen over de wangen.
Tussen twee happen door pufte het slachtoffer: het fijne bij
dit eten is dat je altijd zo opgelucht bent als het op is!
(gevolgd door een gesmoord snikken)

In broei

Dode dichter, 2012 boek 103, pagina 8

Gegeven

Als hij zong: hier ben jij niet, hier ben je niet, dan was hij er
juist wel. Waarschijnlijk net teruggekeerd uit de wolken van
eigen damp. Een ander woord wat aan hem kleefde was door-
bunkering, hij hield nooit op. Onverzadigbaar.
Sommige ervoeren deze man als een levende dode dichter. Ze
roddelden dat er niets meer uit zijn hand kwam en dat hij een
dode tak was geworden. En die is monddood.
Dat konden natuurlijk alleen maar oppervlakkige mensen zijn
die dat beweerden. Want in werkelijkheid was hij nog lang niet
dood of aan het verdwijnen. Hij was een zwemmer in een ver-
borgen zee, stagneerde hoogsten even en dat kan af en toe
juist heel gezond zijn. Zo verroest je niet.
Straks zal je zien dat hij met nog meer lef iets nieuws, iets fris
gaat lanceren. Nu staat hij in stand broei. Het bloed kruipt om
zichzelf in stand te houden.
Dan zal hij zeggen: ik ben een woord, ik ben buitennissig.
De dichter zal doordringen tot diep in de aarde. Men gaat met
aandachtige gezichten lezen, horen. Het oor zal nooit meer
loom zijn. De nieuwe uitgestoten woorden laten s’ avonds via
een maagd voor het raam haar licht vallen. Onder haar be-
sneeuwde toppen zal men in huilen uitbarsten, zodat de bo-
men beter kunnen drinken.
Het is een gegeven dat dichters gevoelige voeten hebben.
Zo houden ze goed contact met de aarde. De aarde weet
alles van ernst en ergernis, is er mee opgegroeid.
Ieder vermoeden is allang een eindeloze herhaling.