Gedachte

Winterzon, 2013, schets, A4

2013_winterzon_schets_k

Laat in de middag

is verlatenheid een
onaangedane spiegel?

het zeldzame
dat me gebeurt
is langzaam
onopgemerkt
duurt uitgedoofd
ziehier een man
als een ieder
met zijn wolven honger
strijkt hij langs zijn lichaam
de liefde nomade
wordt wakker
als de zon ondergaat
een miezerige boot
drijft wellustig
op het soppige water
vermoeide schaduwen
in stoffig licht
zoeken laatste warmte

nu nog ronddolen
in eigen verwarring

Ooit

Roepende in het bos, 1995, tekening, 110 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Ander tijdelijk

Het pad leek nog het meest op een lichtrivier, het bos raakt in het
lichte weg. Hier – zei ik – hier wil ik sterven en liep die kant op.
Het voelde alsof ik geboren werd in het hoofd. Ik trok mijn ogen uit
het vitrage, gooide mijn hoed af en zag dat jij daar ook was, teugel-
loos.
Je praatte wat in jezelf, je had het over een nieuwer huis. Ik begreep
het niet. Je raakte gelovend onderweg, zei je. Nog zoiets. Het klonk
heel slim, maar wat betekende het? Je zag mijn vraagtekenhoofd en
maakt een gebaar wat nog het meest leek op draaikonten met de
handen. Eigenlijk zei je: ik leg geschaafde hoofd, of was het be-
schaafde hoofd, in je schoot, dan zullen we zien.
Het wonderlijk bos met de wonderlijke paden lichten nogmaals op
en je klom op mijn rug. Het paadje werd een paardje.
Onderweg:
Hoe heerlijk en verslavend kan de geur van een bos zijn. Alles gra-
zend bij elkaar eten maakt de dag compleet. Op zo’n moment wil je
niet meer naar achteren leven, niet meer naar voren denken.
Intussen rijdt het paardje hem het donker door, het stadse licht
verschijnt al aan de horizon. Na aankomst wist de stad het bos uit,
als het antwoordapparaat van een dichter die wil slapen.

Stof

Real, 2013, boek 111, pagina 27

2013_b111_p27_real_k

Denkproces

de locatie is bekend
het smachtend hoofd
is voorbij eenzaamheid
zegt niets te weten

je afwezigheid
voelt als volle boel
een innerlijke sterrenhemel
zoekt het zonbestoven land

als tussenstandsjongen
met goede manieren
scoort het terloopse
de aandrift van het lot

het grote geheim
neuriet zacht geurend
uit je ooghoeken
een stofdoek moedert

de bittere geraniums
bloeien bij ouders
de krul van gister
verzekert de kinderjaren

het hoofd trilt
wordt vliegwiel
dat ben jij
in het witste licht

Heimwee

Poem, 2013, tekening, A4

2013_poem_A4k

Die dag

De hele dag was nog intact, de wereld vol landschap.
Ik zag haar zo plotseling dat ik alles vergat waar ik mee…
Ze heeft me neergezet waar ik moest doorlopen tussen het steen
en het gras. De tijd heeft zich verder aan mij voortgezet. Zelfs
een wonderlijk waaiende wind kreeg mij niet om.
Wie ben ik als ik straks vertrokken ben?
Haar boezem stroomt, ik bedel. Ik raak ingepolderd en lig nu op
mijn kant. De wereld lijkt open. De kop die ik krab lijkt steeds te
willen zingen. Voor een antwoord wijkt hij uit, de droom moet nog
even voortduren. Het stuifmeel hecht zich aan mijn oog, verzet
zich later. Het woord is te laat. Wat onbenoemd blijft groeit.
Ik dicht in eigen warmte:

verteert van binnen
kwam alles buiten
vouw mijn lichaam dubbel
ik wil onthullen
zoek diepe nacht
zoek diep bed
scherpe begeerte
slaat op hol
hemel en aarde
smeken schrijlings
op elkaar
het bloed bloedt
wil weerzien
eeuwig handwerk
starende blik
naakte gebaren
laten aarde bewegen
mijn bloem is mijn bloem

Daarna stap ik uit mijn droom.

Oude tekening

Do it yourself, 2013, boek 111, pagina 18

2013_b111_p18_do it yourself_k

Vormfantasie

Het is vaak schone schijn. Het is niet wat het lijkt. Het eerste gezicht
is vaak een vals gezicht. Bovendien moet je te veel raden, er is
bewust wat weggelaten, waardoor je fantasie snel op hol slaat.
Waarom liet de kunstenaar de borsten en billen partij blanco? Of
was het op die plekken te vaak betast misschien? We zullen het niet
weten, deze tekening werd bij toeval in een nalatenschap gevonden.
De maker was of gefrustreerd of liet de ruimte aan de kijker, we weten
het niet. Bij nadere inspectie is haar liefelijk gezicht ook onaf. Haar
mond spreekt niet, zal nooit spreken. Ze bewaart een geheim, zij leeft
in herinneringen, raapt haar verdriet bijeen.
Kijk, ze komt uit de hemel zweven, op blote voeten, zo licht als zwa-
nendons. Haar schamelhuid is blank. Ze komt op je passantenpad.
Nu even niet spreken, ze geeft toch geen antwoord. En als ze zou
spreken was het vast in orakeltaal. Ze zou beweren dat de vrouw van
bijenwas was en de man van lood. En dat kousen vol geblaf zaten,
ook als ze scheefgetrokken aan zaten. En dat mensen dode lucht aten.
En dat zij een prikkelplaatje was.
Alleen dat laatste was te snappen en waar.
Als kunstkenner denk ik dat het een oude tekening is van Urs Lüthi,
ergens uit 1981, “Something like the blinking of your eyes”.
Het maakt mij gelukkig.

Horloge tijd

De vrouw van de architect, 2014, tekening, A4

2014_de vrouw vd architect_k

Vormvast

vaarwel hemd van venus
wij zijn uitgeteld
liggen als dood
het nachtkleed deed
ons dalend stromen
horloge-tijd is pas morgenvroeg

vaarwel weelde, wellust
wij zijn uitgeteld
hijgen nog wat na
het  nachtkleed deed
ons open sluiten
warm en koud was één woord

Schijn

Phantom, 2010, tekening, A4

2010_phantom_k

De korte kant

Het was niet meer zoals vroeger, toen mijn mond nog een klein
bed was. Ik leefde nog in mijn eigen, kleine theater. In dat theater
zijn schaduwen zwarte macht. Het licht heeft nog geen bereik.
Daarna kwam de dampkring en de reislust.
Die reislust redde mij, ik stikte niet in opbloei.
Hoe vaak ben ik niet uitgevaren, hoe vaak liet ik mijn loodzware,
hese hartstreek niet achter. Hoe vaak at ik mijn zeebuik weer vol.
Je zult zeggen dat ik op een rare fantoom lijk, maar schijn bedriegt
wel vaker: ik lijk er niet op, ik ben het. Het is goed je eigen fantoom
te zijn. Het geeft je enorm veel ruimte.
Soms krijg je er de haastige hik van. Dan deed je van één ding twee
tegelijk. Je moet je beter concentreren, alhoewel alles hetzelfde is
bij de geweldigen. De hik is een waarschuwing, als je het negeert
krijg je grijze lippen en grijze lippen zingen te zacht voor de buiten-
wereld. Dan zul je sterven als een levende steen.
Eerst woonde ik in een poppenhuis van littekens, mijn twee karakters
brachten me elders. Zonder schuldgevoel, mijn toekomst is niet wetend,
zing ik vol verlangen. Zo is het vreemde begonnen. Zo wandelen mijn
ogen van daar naar daar. Mijn warmte is een balsem, men lust er wel
pap van, is mij verteld.

Rood

Rode waas, 2004, acryl, 110 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Plofkop

Hij vergeet. Hij is niet langer in de wereld. Zijn horloge staat stil.
Uren en minuten gaan stil voorbij. Hij wil vergeten, maar niet ver-
geten worden. Tegenstrijdige vluchten gillen door zijn kop. Het is
niet te stoppen, zijn hoofd loopt vol en staat op rood, wil ploffen.
Vervlogen zwervend speeksel maakt zijn mond droog.
Wie is deze man?
Zijn verloren hoofd is los van alles en staat boos. Overlappende
tekorten schieten wortel of flipperkasten ketsend heen en weer.
Hij maakt ruzie met iedereen.
Daarna lijkt hij weer rustig. De wietgeur verraad zijn angst. Kalm
gaat onze man de stad in om nieuwe rimpels te kopen, haar te
verliezen. Zijn opgeblazen kop proeft zout van de te veel uitgezette
visjes.
Hij is een rode pinguïn. Die houden niet van warmte. Warmte is
onzin. Liever wegvluchten van het vuur. Zijn hart is klein, te klein
voor liefde.
Maar dat wist je natuurlijk allang, omdat je een groot diploma hebt
voor waarheid. Jij hebt alles lief en omgekeerd heeft alles jou lief!
En als ik nu drie maal tegen de zijkant van mijn glas tik is dit verhaal
voorbij en allemaal onzin.

Maanman

Not the pale moon, 2000, acryl, 40 x 30 cm

2000_Not the pale moon_k

Bleke man

Een miserabel mannetje ziet zichzelf ontwaken.
Hij staat op met een verfrommeld gezicht, probeert rechtop te
staan. Zijn hoofd bonkt. Te veel gedronken gisteravond.
Pas als hij voorzichtig, in een traag tempo steunend zegt: Ik drink
niet weer, ik ga vroeg naar bed, zie je hem weer wat rustiger worden.
Natuurlijk gaat het hem niet lukken, dat weet hij zelf nu ook al.
Alles valt bij hem in het water. Hij is een waterman die drinkt.
Alles is de schuld van de bleke maan. De bleke maan maakt van hem
een bleke man.
Bleke maan, bleke man, man van niks.
Niemand zal zich om hem bekommeren.
Hij belt vaak ’s ochtends, dan is alles zo leeg rondom. Hij zou mooi
kunnen vertellen volgens eigen zeggen. En nog grappig ook.
Alleen belt hij niet echt iemand en niemand belt hem.
Alles is begonnen bij een kapotte liefde zegt hij ’s avonds in de kroeg.
Ze kennen hem, ze kennen zijn tranen en zwijgen of duiken op tijd
weg. Ze kennen het gevoel, maar willen er niet aan herinnerd worden.
Dan hadden ze net zo goed thuis kunnen blijven.
Hun ogen staan voor altijd op stille kerst.
Een vreemde, grauwe doodsheid hangt rondom.
Dit is de kroeg van de versteende vruchten.
Hier zingt man nachtelijke nozelliederen.
En de modder spat waar het wil.

Hand in hand

Negatief persoon, 2006, acryl, 100 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Vol grijs

Op een koude Februarimorgen heeft iedere eik behalve kou ook
verdriet. Uit alle richtingen waait de scherpe wind, je weet het
nog vanuit je kinderjaren.
In een pijnbos, in het noorden, rommelt de aarde dwingend.
Iedere boomstam zoekt het licht alsof het een drank is. Het is van
het duister zweept de wolven op, terwijl het hart zich grijs huilt.
Hoor je dat?
Mijn geliefde wil dat wij hand in hand oud worden, maar zo lang-
zamerhand gaan we gewoon de winterslaap in. De nieuw geweven
tijd laat zijn doodknoop voorzichtig zien. Straks zijn we als een on-
voltooid gedicht in plaats van een roos van tijd.
Hoe grijs kan een mens zijn, worden? Hoe word je lid van de club?
Als je ogen altijd op stille kerst staan, ben je dan volledig grijs?
Ook als de vreemde, grauwe dode geur al aan je hangt?
Kijk maar eens flink rond, je hebt er zo een aantal leden te pakken.
Gooi geen bloemen op hun graf, ze willen steeds meer aandacht,
ze zijn zo onverzadigbaar als zware alcoholisten.

Ineens schrik ik wakker door de gong uit het oosten. Ik ga open
en klink nieuw. In de spiegel is dit ogenblik eeuwig, omdat mijn
poort altijd open staat naar zee. De zee van tijd.