Groen

Lisa, 2010, tekening, A4

2010_lisa_k

De groene plek

Het ging haar zelden om de plek, veel vaker om het uitzicht.
Ze kon zich buiten de lijst van het landschap begeven zonder eerst
iets nieuw te hebben. Door gewoon in haar eigen wereld te blijven
was dat niet zo moeilijk. Haar wereld was haar alles.
Haar éénkleurigheid vervreemdde het vertrouwde. Ze sloeg groenig
uit, werd een soort sapgroene vrouw.
Zij sloeg haar platte ogen neer en zag alleen inwendig. Als zij wil
dan kan zij hem zomaar….
Maar zij wil helemaal niet, zij kan niets met de lekkende vlammen
van zijn open haard. Het spattende geknetter irriteerde haar buiten-
gewoon. Liever hoorde ze de dichtbije, kwakende kikkerkaken.
Haar innerlijke kalmte onderdrukte haar stijgende woede.
Pas toen zij het pullengroen van woede begon te ruiken deed ze de
deur totaal op slot en was ze voor niemand meer thuis.
Zij liet iedereen woelen en glibberen.
Zij is een algenvrouw.

Leven

Schrijver, 2002, acryl, 30 x 40 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

De dichter leeft dichter

wat ook maar leeft is helder
de duisternis laat schimmen dolen
een dichter denkt niet, voelt

pendelend tussen mens en schimmen
één met al zijn scheppingsdrift
verheft de taal hem of andersom
de sleutel is snel omgedraaid
zij beschermt een handvol water
dat moet genoeg zijn

wat je ook maar dicht is helder
het hele jaar wordt niets gesnoeid
een dichter denkt niet, doet
sterren spatten rood en geel gemengd
de mooiste bloemen ruiken sierlijk schoon
het kippenvel verandert in schubben

de neus is te koud voor eeuwig leven
zelf in de brander voelt hij geen warmte meer
hoe dikwijls hij ook in het vuurtje port

wat je soms in je vingers voelt
is niets meer dan verbrand houtskool
een dichter is soms iets, is soms alles

Italia

Gevecht om een punt, 2013, boek 111, pagina 12

2013_b111_p12_gevecht om een punt_k

Per Strada (onderweg)

Het mooie van onderweg zijn is misschien wel het onbestemde.
Je weet dat je dingen gaat beleven die voor de rest van je leven
onvergetelijk zijn. Echt, je denkt dat niet alleen, het staat vast!
Het gevoel dat je iets goeds voor jezelf doet stemt je ongekend
vrolijk. Je bent een reiziger in hart en ziel, die geen genoegen
neemt met de plaatselijke horizon!
Zoiets moet ik gevoeld hebben toen ik in 1991 met mijn busje
dwars door Italië reed. Anderen ervoeren mij in die tijd mis-
schien als een dwaalgeest, maar ik was niet dwalend en zeker
geen geest. Ik doolde niet, ik woonde niet in de wolken, ik had
een plan: ik wilde een mooier en vooral lichter leven.

Italië staat bekend om het mooie licht, dat is mij bekend. Met
dat licht in de ogen keer je dan na een lange tocht weer terug
om nooit meer te kunnen wennen.
In mijn begintoestand brak ik lichtelijk af wegens invallende
duisternis, geen enkele verbinding sloot nog aan.
Toch overleefde ik met gemak, schreef opgewekte brieven met
warme kusjes naar het thuisfront. Het richtingloze beviel me wel.
Ik raakte tot mijn eigen verbazing niet uitgeput, maar groeide in
iedere ruimte. Goedbedoelde ontmoetingen maakten zich gereed.
Ik kon me amper beheersen, wilde steeds meer van dat moois.
Tot mijn groot geluk leek geen enkel verhaal meer verzonnen.
Immers, zodra verhalen worden verteld, zijn ze waar.
Zo gaat dat ongeveer met kunst.

Fase

Geen zee te hoog, 1999, tekening, 50 x 65 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Ochtend

Bij hem wist je het zeker, die zit eeuwig tussen het wit van
de nacht en het zwart van de dag, die heeft nog nooit van
het welwillende ochtendblauw gehoord.
Hij ziet haar blauwe ondergoed, dat nergens verkrijgbaar is,
niet. Hij laat het wegwaaien door de wind. Sneue man.
Liever pakt hij de zwarte blokken van de melancholie.
Zijn ziel is vochtig genoeg, het zwart smelt op de tong om
daarna als een kip zonder kop langs de grenzen van de
droom te rennen.
Wat voor beeld geeft deze donkere man af?
Iemand die is achtergebleven op het strand bij eb?
Een verloren ketting op een vuile straat?
Nee, hij doet nog het meest denken aan wegsijpelende tepel-
hoven. Verlies van vorm. Resterend speeksel en een draaiende
of trekkende vinger zou hem misschien kunnen redden.
Tussen de onmetelijke continenten van dag en nacht is dan
een klein streepje hemelblauw te zien. Heel misschien.

Jong of oud?

Het genoegen, 2001, acryl, 80 x 80 cm

2001_het genoegen_k

Mooie woorden

Hoe oud moet je zijn om jong te blijven?
Waarschijnlijk moet je dan eerst het wanhopig verlangen uitzetten
dat taal en geloof belangrijk is. Pas in die wrange machteloosheid
levert je geest een bundel aangrijpende kunst. En de kunst hoort
jong te zijn, jong van idee, niet van uitvoering.
Een niet uitgesproken conclusie is meestal van grote waarde.
Het zgn. modernisme moet worden achterhaald. Kunst is zoiets als
verhemelte in de mond. Door die nadrukkelijke vorm kunnen we
de woorden zo uitspreken als we willen. Het is een akoestische wer-
kelijkheid, geen corruptie van het woord.
Een kunstwerk in de mond vertoont iets wat tegelijkertijd gesproken
wordt, het is erg tijdelijk en tegelijk zeer fundamentalistisch.
Anderen spreken natuurlijk van droomprojecties, slappe aftreksels
van het woord.
En graaf zo maar verder.
Als alle lippen leeggeroofd zijn is het stil. Heel stil.
Lekker stil.

Wens

Bleke man, 2013, schets

2013_bleke man_schets_k

Toenemend toen

Van de verschrikte harten zie je ’s avond de sterren aan de hemel
staan. Er zijn er veel. Heel veel. Soms valt er zo’n verschrikt hart,
als zij nog eenmaal wil sussen, goedmaken.
Wij zeggen dat we op dat moment een wens mogen doen, doen dat
dan snel voordat de ster de aarde raakt. Kijken daarbij gespannen.
Als een marmeren vrucht houd je de wens zorgvuldig  in je mond.
Je mag het gewenste niet hardop uitspreken, dan is alles bedorven
en gaat de wens je omgekeerd achtervolgen.
Ook:
Groot en blank staat het gezicht van de volle maan toe te kijken.
Geen wonder dat die mensen daar beneden doodgaan – schijnt hij
te mompelen. Hij weet dat sterren alleen maar vallen als ze opstan-
dig zijn geweest. Ze hebben het einde van de maanwet bereikt. De
maan laat ze letterlijk vallen en de mens verdwijnt in eigen droom.
Ook:
Altijd als ik op een warme dag tussen het koren zit, benard en
toch prachtig gelegen, slaat mijn keel door zomerdroogte dicht.
Soms ben ik van achteren en van voren schreeuwend blond.
Altijd als ik mijzelf zo zie krijg ik honger door de trek in mijzelf. Ik
ben het spek voor mijn eigen bek.
Beter kan ik even wachten, zo ontbloot en betoverd. De nacht komt
vanzelf en dan lach ik wat – zink – en schrik me ergens anders.

Gelijk

Stille woorden, 2013, schets

2013_stille woorden_k

Na(cht)denken

Een lezer schrijft om te mogen klagen.
Hij vindt iets wel of niet en zegt hier heb je er één.
Die lezer zal niet bellen, hijzelf belt noch ontvangt. Hij schrijft het
liefst heerlijk klaaglijk.
De dichter zegt natuurlijk gelijk: houdt daar mee op! Onmiddellijk!
Hij kan de merel niet horen zingen als er zo geklaagd wordt.
De dichter zet alles weer mooi recht en verknoeit geen woorden.
Een klager moet een hart van steen hebben om zo blind en boos
te schrijven. Hij ziet niets uit groot onvermogen, is thuisloos thuis.
Het nacht-denken is niets voor hem. Dat doen alleen de vrijen van
geest. Die hebben aan één nacht nooit genoeg, zij willen doorwan-
delen onder het dekbed van blauw gebloemde bomen.
De zomer schreeuwt een kleine verrassing en de nieuwe wending
die ons liefdesleven heeft genomen verrukt het geheim.
Toch vraag ik mij af: waarom duren zulke ontdekkingen zo lang?

Tussenbeide

IT, 2012, boek 101, pagina 8

2012_b101_p8

Half droom, half slaap

iemand slaapt zich in een lichaam
en droomt dat het een lust  wordt om te zien

(uit het gedicht: De terugkeer van het lichaam, Van Batelaeres)

Dit klinkt wat sneu. Serieus. Het heeft iets van een vallende vlinder.
Er is iets weggeglipt. De totale macht is tijdelijk verdwenen. Dat is
waarschijnlijk het goede eraan.
Hij droomde vast van een vrije vlinder, maar werd al fladderend
voortvluchtig. Sneu als het zo hoopvol begint. En dan weet je bij
het wakker worden even niet of jij nu de mens was die zich als
vlinder had gedroomd, of een vlinder die zich als mens droomde.
Van die dingen.
Tussenbeide ligt waarschijnlijk de waarheid. De metamorfose is
dat wat de scheidslijn overschrijdt.
En voor wie niet meteen gelooft dat hier vlinders in het spel zijn,
zij gezegd dat zij het hele gedicht maar moeten lezen. Dan zien ze
gelijk al in de opening  de verwijzingen naar een bloemenwei en een
boomgaard. Daar is het goed vertoeven. Volop zomerse bloei.
Dus het valt ergens ook best mee met dat sneue gevoel.
Het is maar net waar je je op richt in je droom of waak.

Lijfwater

Tastman (bergschets), 2006

2006_op de tast_schets

Binnenkant

In het zevende jaar van haar lot had haar lichaam zich eindelijk
aangepast aan haar beslissing niet langer te schrikken. Vooral niet
midden in de nacht. Weg met die ongewenste stuiptrekkingen!
Meteen kreeg ze meer inzicht in haar eigen binnenkant. Mooi.
Vroeger waren haar springaders altijd vol en doorzichtig rood.
Ze trilde constant als een nerveuze dagvlinder. Veel te veel last van
gemene reïncarnaties. Aan de weerskanten van haar wervelkolom
was het steeds hommeles. Ze raakte er moe en uitgeput van, had
het gevoel dat een ander haar leven leidde.
Een ander had haar sluipend veroverd en haar een nieuw, fris geluid
gegeven. Heel naar. Hoe ze zich ook binnenstebuiten keerde, ze
bleef raar doen en schrikken. Soms leek het zelfs dat die ander haar
gezicht half had weggevreten. Haar lijfwater was verkeerd ververst.
Diep in haar buik kon je het horen borrelen en zingen.
En hoe had ze die plaagkwaal onder de duim gekregen zul je je mis-
schien afvragen?
Dat was eigenlijk vrij simpel: nadat zij alle bescherming en veiligheid
had opgegeven maakte ze haar rechter wijsvinger nat en stak de
nattigheid vervolgens in de zoutpot en proefde heel voorzichtig.
De smaak was zeer gerijpt en had tot gevolg dat ze twee maanden
niet kon eten.
Opvolgend was de kwaal over. Soms moet je letterlijk even stilstaan.

Stralend

Geen hond, geen stok, 2012, schets

2012_geen hond geen stok_schets_k

Twee ikken

Hij maakt ruimte voor kanttekeningen. Meestal op vrijdag dan is het
weekend wat ruimer.
Mag ik even – zegt hij dan tegen zichzelf en doet al.
Wat fijn dat je zo mooi orakelt – zegt zijn tweede ik daarop.
Hij kan inderdaad goed, onthutsend goed, de cultuur generaliseren.
Dat gaat van heb ik jou daar. Alles moet op de kop en anders in zijn
visie.
Hij besluit alleen maar stralende dingen te doen. De zon en de maan
hebben het al voorspeld. Het kunstje hoeft alleen nog maar worden
uitgevoerd. Gewoon doen dus, niet zeuren.
Vrijdagse woorden worden werkelijk. Het is een feest. Een avontuur.
Ga maar, ga maar – zweeft hij verder voort.
Val hem niet halsstarrig lastig met papieren salon-retorica.
Hij negeert overigens alle strijkorkesten op de achtergrond. Nee, dan
heeft hij liever een juichende iris.
Zijn wereld cirkelt constant en wij bewoners vinden en beleven dat.
Op zijn aanwijzing dan.
Waarvoor onze eeuwige dank Grote Wijsman!