Gevoel

Zware berg, 2006, schets

2006_zware berg

Soort brief

Het is waar, ik heb je lang, lang niet geschreven. Veel nieuws is
inmiddels waarschijnlijk oud nieuws geworden. Ik ben wat ouder
geworden, maar niet ouder dan mijn mededelingen.
Ooit was ik zo licht van jou dat ik ging zweven. Als jongen heb je
dat graag, nu houd ik liever mijn beide voeten op de grond, de
schrik zit nog in de benen.
Ik mis je, jij mij hopelijk ook, bij het uur van slapen gaan.
Het welterusten zeggen is een stilleven geworden. Stilleven is nu
stil even. Alle wijsheid ligt onder een dikke deken.
Het besef dat ik leef en niet droom, wil ik met je delen. Is dat wat?
In de dubieuze intimiteit mogen wij best naakt lopen, lijkt me.
Ik gun het ons. De afkeurende, meewarige glimlachen van anderen
doen me niets. Het maakt hun domheid alleen maar groter.
We zaten aan een eindeloze tafel, aten eindeloze taart. Ineens was
die taart op. We zagen onszelf gekauwd en gegeten door een grote,
gulzige, sponzige mond.
En nu is het deeg binnen en we weten niet meer wat buiten gebeurd.
Nostalgische vraatzucht bederft alles. Ook aan de eens eindeloze
tafel.
Vredig zijn de definitieve daden, zeggen ze, maar ik voel me opnieuw
geboren en weet nog niet wat vredig is. Ik leef in het glanzend groen,
waar het licht nog knakt. Mijn stam is nog steeds hetzelfde, ook al
zijn mijn bladeren niet meer van hetzelfde oude.
Ergens aan het eind knaagt en knabbelt het leven zijn weg.
Dat wilde ik je even laten weten op deze waai-zondagmiddag,
maar je wist het al, je had het al gevoeld.

Vervreemding

Ziekenhuisschets, 2015, schets

2015_ziekenhuisschets_k

De gedachte loopt

Ik draai triomfantelijk een hoek om, op naar het verre volgende
stuk en verscheur alle entreebewijzen, ik ben er immers al.
De sneue snippers dalen als zieke duiven, krullen op van heimwee.
Ik sluit mijn ogen, loop automatisch, een blinde weet de weg altijd.
Onderweg stapt de herinnering vaak in. Ik zie iets en verdwijn in de
spiegel.
Verderop kom ik, steeds verderop en mijn lijf heeft zich helemaal
met mij verzoend. Voor even en dat is genoeg. De wind slaat om
mijn oren. Dit is een mooie ademtocht die me doet leven, regels
worden afgelegd. Zon en wind, het wist de ogen open. Het maakt
je zo anders, zo intens vrij.
Ineens word ik staande gehouden door een vrouw. Zij legt eerst
haar rechter vinger voor haar lippen, het teken van stilte gebiedt.
Dan zegt ze uit het niets: Adem in wat er is, sla het gras van je
broek, adem uit in de stad, zo woon je waar je bent…
Snel loop ik door, ik kan er niets mee. De vrouw tikt nog met de
zelfde vinger tegen haar voorhoofd, laat daarbij haar ogen rollen
en wandelt luid mopperend verder. Alle mannen zijn gek of deugen
niet, staat op haar lijf geschreven. Ze is zo stijf als een plank van
de opgelopen stress.
Vol vervreemding ga ik op zij, zet mijn eigen innerlijk weer aan,
voel alle eigenschappen. Daarna maak ik mij los van mijzelf en ga
er vandoor als een bijzondere bijzin.
Niets groeit op mijn rug, er is geen grond.
Mijn heden rinkelt om mijn lendenen tot mijn hoofd eindelijk iets
anders verzint.
Een zuster schudt me wakker. Het is echt. Ik lig in het ziekenhuis,
niet te verwarren met het zielenhuis.

Rimpels

Vaarwel, 2013, schets

2013_vaarwel_k

Gefluister

een nieuwe avond fluistert door mijn tuin, ik luister
het idee is de grootste leugenaar, dat weet je
je werk spiegelt als een roestige munt in het water
piepende oksels verraden angst

iemand sloeg het anker van zijn ego
vuur is lief, kan lief zijn
na glansrijke tranen ben je terug op aarde

morgen ben ik een ander mens
het spannendste moment bleef in de mouw hangen
een ondergaande zon, dat ben ik
man van het aaien en weer laten gaan

kus kus, dag dag, zwaai zwaai
toen de schreeuw nog een echo was
er is nog meer licht tussen mijn oren

mijn spannende spieren lieten mij niet slapen
oude ogen zijn verhalende rimpels
sommige zinnen hangen in de helhete zon
alles tegen alles, omdat niets beter is

verval van de dag, zo was het, zo is het

Muziek

Na de nacht, 2000, boek 72, pagina 44

2000_b72_na de nacht_p44_k

Houvast van een nachtmens

In het begin was er weinig werkelijkheid, weinig houvast.
Het leek steeds minder en minder te worden. Mooi gezegd was het
geel de verte aan het opvreten en het verre grijs verorberde de
echo.
Dan mag je er weer zijn om alles wijs te praten. Alle natte gifsporen
moeten uitgewist worden, anders zal de verbeelding verdwijnen.
Zulke uitgebleekte gedachten kan je tegen het vallen van de avond
hebben. Dat mag dan, de lichtdag is voorbij, de maangladde tuinen
zullen spoedig verschijnen. Het is een begin en eind tegelijk.
De zon treedt uit zijn licht, sneuvelt in het zwart. Het donker is mijn
zon en mijn uil, dan word ik pas echt. Tenminste dan komt mijn ik
dichtbij en voel ik me blij. Ik ben werkelijk blij met iedere nacht.
De nacht is onverdraaglijk mooi en tegen alle regels van de kleuren
in. iedere schim wordt in mijn beleving goed uitgelicht.
Ik spreek als een man, zing als een manlijk mens. Mijn ritme en rust
ontwaken en varen over alle meander-rivieren. Waar anderen dood
gaan in de nacht kom ik tot leven. Mijn blinkende, donkere woud
wortelt woest verder als mijn handen open gaan.
Pas als de frisse morgen het nieuwe licht kust ga ik slapen, dan pas
zijn mijn lekkende vlammen gelest. Er klinkt altijd muziek in mijn
hoofd.

Morgen

Doodlopende weg, 2013, boek 110, pagina 53

2013_b110_p53_doodlopende weg

Het rood bloedt door

Hij had geen enkel idee hoe blij hij haar had gemaakt met zijn
telefoontje. Zij was meteen een ander mens geworden, kon gelijk
zweven. Hoe is het toch mogelijk dat zoiets kleins zoiets groots
kan worden. Hij kon haar steeds opnieuw laten zwellen.
Zij noemde zijn afwezigheid, zijn niets van zich laten horen, altijd
aanvallen van wreedheid. Zij wilde het geluk van zijn aanwezigheid.
En als het dan niet anders kon herlas ze zijn brieven van vroeger.
Zelfs al was het kort geleden, het maakte haar altijd aan het lachen.
Hij kon zo grappig, lief schrijven.
Daarna dacht ze altijd: morgen zal hij bellen. Ze verlangde nu al
naar haar ‘poppetje’. Zij was de baby van haar poppetje en baby’s
houden altijd heel veel van hun poppetjes en willen ze altijd bij
zich hebben, nietwaar?
Haar nachtrust rustte niet. Ze sliep heel licht, terwijl diepe dromen
haar bedrogen. ’s Morgens was haar hoofd leeg. Akelig leeg en alsof
zij gedurende de dag niet al treurig en bezorgd was geweest kreeg
ze na het eten een ontzettend hevige hoestbui, dat haar hart het
bijna begaf. Ze viel flauw, haar ogen draaiden omhoog of keken
schichtig scheel.
Haar familie moest haar naar bed dragen, ze was er verschrikkelijk
aan toe. Die dag lag ze meer dood dan levend op bed. Er werd een
dokter gehaald, omdat men vreesde dat ze morgen vast niet meer
op zou staan. Wat een toestanden!
De dokter stelde vast dat het rood van de liefde bloedde. Ze had te
veel verlangen, kon de troost niet vinden. Ze moest meer aanvaar-
den, het verdriet verlichten.
Hij zou niet bellen die dag. Hij bleef hangen in een doodlopende weg.

Schone schijn

Hurkende i’s, 2013, boek 112, pagina 13

2013_b112_p13_2 hurkende i-s_k

Tijdslijn

Ineens ben je dat: museaal. Het getal dicteert dat zo.
Zelf ervaar ik, als beeldend kunstenaar, dit als een beeld van onze
inflatietijd. We hollen voornamelijk achteruit. Door toedoen van
media als computer en Internet heeft de visuele cultuur een nogal
explosieve groei doorgemaakt. De scheidslijn tussen hoge cultuur
en populaire cultuur lijkt te vervagen. Ik weet niet of dat nog wel
te herstellen is. Misschien maak ik dat niet eens meer mee.

Tegenwoordig ziet kunst er vaak uit als vluchtige reclame. Hopelijk
is dat schijn en is het veel complexer. Het kan ook zijn dat ik de
betekenis niet herken. Misschien ben ik minder goed in het voorbij
snellen, omdat ik denk dat iets langer mee moet gaan. Misschien
moet ik meer ambigu zijn en niet luisteren naar mijn belegen
ideeën. Even de tijdslijn bijstellen.

De kijker ontsnapt al zappende is mijn idee. Als je kijkt hoe snel
mensen langs het gehangen werk lopen kom je ergens uit op een
gemiddelde van vijftien seconden per werk. Langdurig en gecon-
centreerd kijken blijkt steeds moeilijker. Dat heeft niets met de
ruimte te maken. Men is zo geworden door de overkill aan beelden
per dag. Om te overleven werd men doof afgestompt.
Al gauw wordt je in een verdacht hoekje geplaatst doordat men
denkt dat het herhaling is. Herhaling wordt dan geassocieerd met
de kopie of de vervalsing, met gebrek aan vernieuwing.
Dat is iets vreemds, er hangt ongeduld in de lucht.
Is er een wel origineel, is er dan een referentie-exemplaar?
Zo simpel is het niet, het is nooit een lineair proces. Alles loopt
door elkaar, een ervaring van het eerste exemplaar wordt mee-
genomen naar het volgende. Authenticiteit is een precair punt.
Ieder ding bezit van nature iets in zich wat zich niet laat herhalen,
maar tegelijk zijn er zoveel opspuitende bronnen. Tussen elke uit-
voering zit een verschil. Niets is hetzelfde.
Dus is het onzinnig om je er mee bezig te houden.
Ik houd me vast aan: ik ben een tekenaar, die ook schildert en een
schilder, die ook tekent. Dat is voldoende.
Het werk exposeren is weer een ander verhaal.
Dat is schone schijn.
(Plato zei al: kunst is verdubbelde schijn, kopie van een kopie)

Kijk!

Kamerlicht, 2001, boek 78, pagina 23

2001_b78_kamerlicht_p23k

Grote woorden

Ik lijk op niemand, ik zou niet weten op wie.
Ik ben meer een halvegare aardkloot, lijk hoogstens wat op een
schildpad: ik word oud, neem alles mee. Ik ben behoorlijk oer.
Later zal de koolstofmeting wel bepalen hoe oud ik feitelijk ben
geworden en dan ga ik het nog één keertje dunnetjes overdoen.
En jij, jij zit op een schaduwpaard, ik niet. Je hoefgeklop stoort
me niet, ik hoor je niet.
Kijk,
ik ben mijn woorden trouw gebleven. De inhoud is nooit
veranderd, maar hoe wezenlijk bleef ik mezelf?
Ik weet, er wordt veel gefluisterd. Een hogere macht maakt mij
vrij, zegt men. Dat is niet zo, ik luister en murmel maar wat tot
dat ik er duizelig van word of er genoeg van heb. Ik strijk mijn hand
langs mijn voorhoofd en zeg: O.K., dat hebben we ook weer gehad!

Anderen zeggen dan natuurlijk dat ik de dood van mijn voorhoofd
heb zitten strijken…niets is minder waar. Ik hoor heel misschien de
klok van de lonkende veerman en daar valt heel goed mee te leven.
Kijk,
de zomer staat bij mij altijd hoog en warm, voel maar.
Ik zit verscholen in het volle koren en speel daar op mijn klarinet.
Laat de libellen dansen en de lavendel geuren. Ik maak geen herrie,
ik heb een zacht en blij geluid. Mijn vereelte handen houden het
verkeerde licht tegen, mijn hoofd is vers vervuld. Zwevend langs de
toppen van mijn acacialaan is alles licht en warm.
Kijk,
ik weet dat ik het mooiste van mijn leven meer is dan één herin-
nering. Ik blijf voor altijd jong, dat heb meer dan eens verstopt
beschreven.
Als je tot geluk bent geschapen herbloeit alles wat je aanraakt.

Te laat

Geveld, 2013, tekening, A4

2013_geveld_k

Laatste tocht

Zijn mond lijkt droog van het jeuken van verlangen dat zich niet
ontlaadt. Het witgele gelaat staat strak, te strak voor zijn ouderdom.
Ik wil dat ik al je oude glorie van je ziel kan wassen, om het daarna
in een doosje te doen, maar ik weet dat ik te laat ben. Je bent on-
omkeerbaar dood, ik moet je nu ongerept achter laten om zelf
verder te ontwaken.
Je kwam tot mij in alle glorie, van aangezicht tot aangezicht, al keek
je niet terug.
Je ligt daar vol lef roerloos stil  in je strakke, houten kist en laat
anderen ultiem, ontvangend toe.
Elke porie heeft geleefd. Alles liet tenslotte los. Een laatste gevecht
is  geweest.
Deze tocht der tochten is als een vlammend en universeel gedicht,
waarvan ik de woorden niet weet maar wel voel.
En nu, nu is er bijna stilte.
We zijn weggegaan.

Fluisterhoek

Facebook weg, 2015, tekening, A4

2015_Facebook weg_3k
Woordenwerk

Fluister niet in deze hoek, het zit vol levend vuil. Duizenden
eeuwen schreeuwden ze hier de naden reeds vol om al het kwade te ver-
duisteren.
En hoe zit het dan met de zekerheden, wil je dat weten?
Zekerheden moet je nooit in hoeken zoeken, die drinken daar geen
thee. Zij verkreukelen zich om de genade. De genade, die ergens
anders in de buurt lag te neuzelen over één of ander deugdprobleem
of een meer dan vervelend financieel probleem, is ver over boos.
In deze algemene hoek moet je het meer zoeken in een ontmoeting
met het grote niets.
Ontmoeting met nul komma nul schijnen erg bijzonder te zijn dit jaar.
We weten allen dat we van onze eigen muze houden als een paraplu
in onze broeken, dus we gaan ons echt niet beklagen.
Maar wat moeten we ermee?
Moeten we dan een beetje tegen de muur gaan zwellen tot een
zware lach alles laat instorten? Ik vrees dat het nu al te laat is voor
een echte oplossing, ik zie dat de hoek overladen wordt met onze
zwerende ervaring.

In Holland staat een huis en in dat huis is een hoek waar loden
verzen worden voorgelezen voor de kruipgrage luizen, terwijl de
radio van de buren raast. Alle cellen zingen, daarna kiemen de zaden.
Leve de letterdames en letterheren, die elkaars blote kont kussen
en denken dat het balladen of sonnetten zijn.
Allemaal nep.