Maagd

Pensionado, 2011, tekening, A4

2011_pensionado_A4k

Vrije droom

Vrijheid hoeft niet iets te zijn. Vrijheid is een open vlek.
Dat voelde ik op een feest in Italië; ik heb gezien dat de schedel
bijna van de romp afviel, puur uit genoegen. Ik zag dat er een
constante stroom uit ellebogen kwam. Je kon er met gemak een
heel dorp mee verlichten. Dankzij die uitzinnige mensen voelde ik
mijn vrije vrijheid en botte ik uit uit puur genoegen.
In mijn mooiste Italiaans zei ik inhoudelijk zoiets als:
geef de gebroken stem meer lucht, geef het gebroken oog meer
zicht (Dare la voce rotta più aria, danno occhio fratturato più
vista)
Men was diep onder de indruk, het klonk heel wijs, veel meer als
ikzelf ooit kon zijn. Eigenlijk vond ik het licht overdreven en ook
wat aanstellerig. Toch deed ik het.
Zelf bleef ik meer een half tevreden buitenlander, die half dronken
de vrijheid had hervonden en gekscherende dingen zei. Dus echt
niet veel bijzonders. Ik moest de echte dingen nog meemaken voelde
ik, ik was nog maagd.
Maar goed, zo’n belachelijk onderonsje deed me toch goed.
Een poosje later bleek dit een vrije droom te zijn. Alles ging over
mijn pensioen bleek later.
Ook goed.

Hanger

What in it for me mate?, 2015, boek 113, pagina 54

2015_what is in for me_b113_p54k

Warm leven

Het is de aarde die drijft en rolt door mensenhanden.
De aarde is een volle kermis, een vibrerende kabaalhal.
De meute en de massa loopt graag in het badende licht van de
kleurige schijnwerpers. Het elektronisch kapitaal doet de rest.
Zelfs de mensen van hoger niveau verliezen even hun hoofd en
kopen onverwacht de zachtste kaneelstok.
En dan de conversatie: die kletst, die zwetst!
Je kan het stadse geneuzel dwars door een dikke deur horen.
De nieuwe bezetters rekken zich wellustig uit, maken van ieder
plein een stapelplaats.
De successievelijke kluwen van het reële krijgt een zwaar toeval.
Draag meer vuur aan!
Draag meer water aan!
We zullen branden of verdrinken! Waar ben ik?
Dit schreef mijn onverbiddelijke hand, die zich even dronken aan
de wereldrand verdrong.
De volgende dag was alles heel anders: ik voelde me als een kale
kleerhanger: nutteloos en wachtend op nieuwe ballast.

Kadonk

Bezoeker, 2013, boek 108, pagina 78

2013_b108_p78_bezoeker_k

Plotselinge inkeer

Je leeft hier en ook daar.
Je bent te ellendig om te lachen en je betaalt daardoor te weinig
lucht. Dat zou anders moeten.
Je moet warm worden gewreven door eigen taal. Het geeft niet
hoe je dat flikflooit, als je het maar doet. Dan rijdt die andere idioot
in je vanzelf wel weg op zijn kreupele ezel.
Het moet heerlijk zijn in rijkdom of weelde je mond te spoelen.
Dan zijn de vervelende ogenblikken totaal uitverkocht en spatten de
beelden op als hangende spatlappen voor het gesproken woord.
Je bent in één klap avant-gardistisch.
Je richt je weer tot de wereld zonder op te houden, zonder je in te
houden. Het onophoudelijk opdoffen stopt goddank vanzelf omdat
het volslagen nutteloos is.
Zoiets kan je veilig als kaderpoëet voelen of bedenken.
Het moet je blij maken, omdat je uit je steriele lade bent gekropen.
Nu heb je een winnend paard onder je reet.
Jippie-jee en diddel-ie-doe…
kadonk-kadonk-kadonk…vort en aan de kant!
Je leeft weer verder hier en zeker daar.

Iederdier

The Plain Truth, 1987, solo expositie Voorheen Schoolholm, Groningen (uitgekraste kalk op raam)

 

1987_the plain truth groningen1987_p.t

Rondom de vensterbank

Ziehier een dolfijn. Ziehier een verlaten ziel, een iederdier.
Het zeldzaam goede van dit moment blijft onopgemerkt, ondanks
mijn zicht hierop.
Wat hier gebeurt is duurzaam en raakt nooit uitgedoofd.
Misschien is het vrij staren in de verte wel het mooiste nul-moment
van je leven. Misschien is dat het moment dat je hersens zich gaan
hergroeperen, er was even tijd, alles wat niet meer van toepassing is
wordt verwijderd. Niet definitief, dat zou zonde zijn, maar ergens
diep, ver weggestopt voor nog bangere dagen.
Deze dolfijn heeft even geen wolfshonger, zij strijkt haar gladde
lichaam glibbersoepel. Een miezerig bootje voert al haar gedachten
weg in een wellustige, woeste oceaan. Dolfijnen kunnen fijndenken.
De vlezige kleur van de hemel maakt alvast de nomade van de
liefde wakker.
Ik ben hier een starende man en getuige van het onverholene.
Later zal ik er over vertellen. Niet nu. Mijn stem is nog niet levend.
Nu blijft nog even nu.
Of was het toch al toen geworden?

Herinnering

Familiegeheim, 2005, boek 87, pagina 55

2005_b87_familiegeheim_p55

Egovriend

Ik weet niet waar mijn huis en tafel volgend jaar staat om deze tijd.
En dat is maar goed ook, zo blijft het leven vol verrassing zitten en
kraait de haan niet naar zijn doos vol treurnis.
Liever laat ik de wakkere knuppel waaien in het hoenderhok.
Het dak en de muren stromen vanzelf een keertje weg om ergens
anders weer met veel beringde handen iets nieuws op te bouwen.
Soms word ik in mijn oude ik opgeblazen wakker uit een droom van
de laatste zware loodsen. Ik tril dan nog een kwartiertje na en dan
weet ik niets meer van die dromen, dan doe ik mijn andere ik.
Ik herinner mij de liefde, de getekende gevechten, de eenzaamheid.
Het is verleden, sissende bloemen gingen groeien. Op mijn bevel
rijd ik verder. Ik jaag naar nieuwe letters voor mijn verhaal. Doop
me in vrije muziek. Overal stroomt mijn oog en oor. Laat nu de zomerse
lavendel maar geuren!
Ik zal de kracht van water en aarde zo goed mogelijk doorstaan.
Voor aangeschoten wieken is nu geen plaats.
Luister: ik heb honger!
Hier gaat gaat het tenslotte om: eten om niet gegeten te worden.

Nacht

Der Mahler, 1984, acryl, 40 x 60 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Kleine man

Hij weet het zeker deze keer, hij is zijn eigen reus. Hij kan een rots
als pap met één hand doen splijten.
Met die stemming gaat hij eigenmachtig op stap. De buurvrouw van
boven kijkt hem hoofdschuddend vanuit een raam na.
En als hij dan tot slot zijn vaste kroeg heeft herontdekt klont hij aan
de bar vast, terwijl hij van zijn eigen schaduw geeuwt.
Hoezo oude reus? Hij is een nachtman.
Zo de boter in een warme pan smelt, zo zal men blijven praten tot
de kroegbaas de bel luid voor het rode licht, terwijl de muziek
nog maar net in het brein zit.
Het alarm komt boven de harde muziek hard aan. Ineens wordt de
wereld zo zwart als de pit van een net uitgeblazen kaars. Het volk
loopt op vers gesneden pantoffels weg. De reus valt tijdelijk neer en
lijkt nu meer op een weke, slappe knaap, naakt als proppen natte
watten.
Hij had net iets te veel geoefend in zijn veelvoud.
De verstilde sfeer wordt even niet meer door hem aangeblazen.
Hij is zijn eigen horizontale grondtoon geworden.
Het is lang nacht.

Zwarte schim

Studie tot inktzwam, 2012, boek 101, pagina 52

2012_studie t. inktzwam_boek 101_p52k

Donkere fase

Kunnen vreemde dingen eigenlijk wel bestaan of is het alleen
bedoeld als een raadsel voor de zielige ziel?
Als droom en werkelijkheid door elkaar lopen is het dan wel echt
of alleen een donkere afspiegeling van een zwarte fase?
Ik zou het niet weten. De herinnering overspoelt mijn wildste
gedachte, creëert chaos. Een wonderlijk geluid blokkeert mijn oor.
Ik sluit mijn ogen kort, ben even schijndood. Daarna kom ik weer
tot lief leven en was ik even deel van een zwaar beschonken schim-
menspel.
Een akelig koude, zwarte waas neemt de diepe nacht in beslag.
Alleen zijn bollingen kaatsen nog het blinkwit van de dag.
Verloren katjes doen hun blanke pantomime. Het gebaar waarmee
ze hun uitgebloeide hoofdjes in de nek gooien is deels geheimzinnig,
deels door de natuur ingestudeerd. Soms buigt een tak diep naar de
tafel, alsof ze een gesprek probeert op te vangen.
Vervolgens beeft ze geschrokken terug, verbleekt tot het witste wit
en verstard stijf in de vaas. Daarbij hoorde je nog net een handen
wassend, zepend gebaar.
Gelukkig went een mens aan alles.

Plant

Zwarte lente, 2015, boek 113, pagina 67

2015_b113_p67k

Leven

De plant had nog het meest van een levend beeld met opgeheven
hand. Je verwachtte dat in die hand kort van te voren nog een glas
bier had gezeten, nu was het meer een rug van klei.
De winter was klaar en de lente maakte korte metten met de ruimte.
Niks bleef overtollig. Het maakte hem warm. De langzame looppas
van de kou was voorbij.
Elk nieuw geschapen beeld kon gelijk zelfstandig bestaan en raakte
snel vertrouwd met de nieuwe omgeving, werd vriend. Hij glimlachte.
Hier ben ik – zei de nieuwe plant – en er is geen ander beeld van de
dood dan een levend beeld.
Stevig bleef hij staan tussen de voortrazende vluchtigheid. De natuur
heeft een sterke natuur en begrijpt een stevig lichaam, dat zowel in
je geest als in je handen thuis hoort.
Drie geheime wachtwoorden spuwden een wachtwoord na elkaar,
zodat ze gelijk konden oversteken. Het geluid van een lekke goot
tikte ritmisch zijn weg. De wind is als honingstroop tussen personen.
Hij ademde vrij.
Vissen in de vijver kwamen naar boven, zochten zuurstof.
Een ontblote borst gaf gul melk aan de maan. Dierbaar geluk.
De ongelovigen voelden de warme lucht vol angst. Hun ogen vlogen
op, vergingen tenslotte. Lente maakt blind.

Bijbaan

The art of side jobs, 2015, boek 113, pagina 66

2015_b113_p66k

Taal

Iemand stond geruisloos voor het licht van een raam.
Wilde een dankwoord uitspreken, maar mistte klank en ritme.
De tijdelijke beginletter was te tijdelijk en zwom weg. Stabiele
massa verdween in het veld. Het klankspel was vooraf, bleef
over, associaties verhuisden constant. Openingszinnen die alleen
moeten aansporen, experimenteerden voluit. De korte A kreeg
niets met zijn aanblaas H. Het vrije woord regeerde.
Elke drummer zou nu een slag op zijn bekken geven, zodat de
solist de volgende zin af  kon maken, maar ja, er gebeurde niets,
het toeval heeft kennelijk ook zo zijn grenzen.
Wat overblijft, is het streven. Pardon, een streven.
Iemand verdween uit het licht van een raam, stond even stil in
de tijd.
Toen ging hij verder met zijn bijbaan: leven.

Bladeren

Binnenpassagier, 1999, boek 65, pagina 14

1999_binnenpassagier_b65_p14k

Open natuur

Hij droomde van ver binnenwaartse blikken.
Het was een prettig gevoel, het was niet beklemmend.
Zwijgend liepen ze gezamenlijk over de vochtige, bemoste grond.
Ze sloegen daarbij steeds de boomwortels over, wilden niet vallen.
Het zwijgzame had geen ernstige reden, er viel gewoon niets te
zeggen. Ze kenden elkaar tenslotte ook al lang. Te lang voor het
uitvergroten van dagelijkse niemendalletjes.
Alle overpeinzingen gebeurden dus innerlijk stil.
De slanke, rijzige, bebladerde bomen leken klaar hun te kalmeren.
Zij werkten in ieder geval op zijn minst mee. Het bos is van nature
erg vriendelijk en rustig, je krijgt gratis energie.
Ze lieten beide, ieder voor zich, alles kalm op zich inwerken.
Het was een waar genot. Ze voelden zelfs een nieuw soort liefde
opbloeien. Zonder het te zeggen waren ze één, verbonden en toch
vrij.
Hij glimlachte en zijn glimlach kwam zo vrolijk op hem over dat
hij die kuste. De bladeren zagen alles en ritselden hard om deze
merkwaardige liefkozing.
Van dat lawaai werd hij wakker.
Hij deed snel het klepperende raam dicht.
Buiten ritselden de balderen. Er was een droom door gevallen.