Doorn

Black and white, 2016, computertekening

x.2016_black ans white_ct

Nachtbloem

Eén ding moest je nageven, hij kon goed zijn adem inhouden.
Ik ken niemand die dat zo gemakkelijk deed. Het leek wel alsof hij
nooit ademde, zijn borstkas bleef plat.
Hij leefde meestal in de vorm van ontkenning.
Ik ontdekte ooit dat zijn dagboeken helemaal niet over hem gingen.
Dat was hem gewoon te eenvoudig en bovendien wie zou er iets aan
hebben? We beleven toch allemaal de dingen, het overkomt ons toch
allemaal en alles is toch kenmerkend voor wat in het algemeen kan
gebeuren?
Wat ons, ieder van ons, nu kan overkomen is bijvoorbeeld dat je van
je recht beroofd wordt. Dat is pas wat. Dan heb je het ergens over.
Daarover zou je dan een dagboek met betekenis kunnen schrijven.
Hij vond dat de mens, jawel de mens van tegenwoordig, niet alleen
typisch was, maar ook nog eens bijzonder dom. Dat domme werd
iedereen uiteindelijk fataal. Honderd miljoen tijdgenoten leven van
de roddel en achterklap. Het alledaagse overheerst helaas.
Dus liet hij op een goeie dag op zijn bovenarm een tatoo-tekst zet-
ten: Omnia mea mecum porto (alles wat van mij is, draag ik
bij me).

Ergens was het een variant op een oud gezegde dat alles wat u toe-
behoort, alles wat u kan gebeuren, kan mij ook gebeuren. Wat maar
al te waar is, ondanks eigen barometer.
Zijn dagboeken gingen dus niet over hem.
Nogmaals: te eenvoudig. Ze waren wel van hem maar gingen niet
over hem.
Mensen vonden hem een dichter met een doorn in het oog.
Hij vond zichzelf meer een kale nachtbloem die kon denken.
Voor hem was de nacht een lange dag.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *