Niet lief

Antiportret, 2011, bewerkte foto

Broeivrouw

Zij kan goed klagen en slaapt in een rijk bed wat door te veel
motten wordt geblust (daarbij moet je dan de tik van een oude
pendule bedenken).
Haar geheugensteun zit onder de grote spiegel, haar holle kaken
kraken de wang. Zij is een broeinest, die flink kan losbarsten.
Zij praat zo hard dat de baarden van oude mannen er af vliegen.
Hoe dan ook, als banale geruchten aan het slapende land komen,
let dan op, want dan is de broeivrouw behoorlijk dichtbij.
Dan zal ze je proberen te betoveren met haar Duitse gezangen.
Zij is bepaald niet lief, niet vaderlands. Haar harde hand zal je
kloppend halsje snel weten te vinden en dan ben je er geweest.
Haar boze dromen krijgen je zomaar klein.
Pas dus op als je haar alles hoort los zingen.
Dan is klare wijn zo tintelende paardenpis.

Niets weten

Verlichting, 2011, bewerkte foto

Afdruk

Er was iets met haar. Je zag dat ze iets verloren had.
Het werd voor het eerst zichtbaar bij de lijn van haar kaak.
Haar kaak reikte verder dan ooit. Iedereen zag het, zij niet.
Als je het zou zeggen zou ze daar niets mee kunnen. Ze zou
verstrooid en glazig kijken, iets warrigs zeggen als: als je
horloge maar tikt onder de mouw van je jasje.
Je kreeg nooit echt antwoord of hoogte van haar.
Nu ik naar al mijn herinneringen zoek weet ik dat alles eigenlijk
vreemd is. Zeker achteraf. Pas in het donker krijgen ze kleur, dan
word ik niet meer afgeleid. Alle herinneringen worden dan ook
losser, alsof ik ze droom.
Misschien is dat ook wel zo. Of ik wil het zo.
Hoe dan ook, als ik me iets moois herinner dan zijn mijn stappen
zo licht dat ze nauwelijks een afdruk maken. Net genoeg om een
spoor achter te laten. Altijd met de zon mee.
Dan is alles zo mooi. Dan liggen de  schaduwen als splinters tussen
je tenen. Je zou er over kunnen struikelen als je niet oppast.
En nu draai ik me om zonder verder te kijken, zonder verder te
weten.
Het is mooi om niets te weten.

 

Interieur

De gele kamer, 2011, bewerkte foto

Rijkelijk geel

Iemand had zijn kamer geel geschilderd. Hij had genoeg moed en
lust. Wel moest hij van zijn vrouw eerst een slikmeter passen en
meten, dat zou haar gemoedsrust ten goede komen.
Nadat het waagstuk was voltooid schroefde hij de meter nog wat
vaster aan, je weet maar nooit, tenslotte zijn vrouwen vreemde
wezens. Op zijn neus plaatste hij een blauwe knijper, dat was
beter voor de zelfreiniging en paste ook mooi in de compositie met
al dat grote geel.
Helaas kreeg hij kort daarna, toen hij ging uitrusten, enorme uitslag.
Het was echt ontzaglijk. Geen gezicht, wel enorme jeuk.
Zijn vrouw vond het wel sneu, maar was niet echt onder de indruk.
Zij was ondertussen met heel andere dingen bezig. Bovendien zou
het wel weer weggaan na drie dagen als hij weer wat rustiger was
geworden. Ze had het al eerder beleefd met hem.
Hij wist wel beter. Na zeven zilveren snikken knapte de slikmeter af
en genas hij zienderogen. Zijn eetlust kwam zelfs terug.
Je snapt hij was zo weer zichzelf en kon daarna zijn zuivere ik nog
beter volgen.
Zijn vrouw ging er met een ander vandoor. Die had een wit huis en
veel geld.