Oude emotie

Vaarwel, 2012, bewerkte foto

Afscheid

Een oude emotie verplaatst zich van de ene naar de andere
kant. Het heeft een bedoeling. Het onderwerp moet van het
Stompzinnige zuchten volgen gelaten.
Maar daarna is het feest. Alle venster gaan wild open. Er is
nieuw licht, de slapeloze nachten zijn voorbij. Ook de akelige,
fluitende wind is er samen met de krakkraktak snel vandoor
gegaan.
Er is weer grote rust.
De emotie staat in het teken van de neutrale pauze, is geluk-
kig. Hij weet hoe het bed warm moet blijven en houdt zijn
mond, luistert niet naar de taal van anderen.
Ook de verveelde oogopslag vindt geen actie.
Alle stomme woorden glijden weg naar niemandsland.
De emotie rust uit en zegt vaarwel.

Je bent te laat gekomen. Voordat je kwam is er zoveel gebeurd.
Nu sta je voor me en herkent me niet eens.
Je geeft me geen warme hand.
Ik heb werkelijk alles geprobeerd om je te bereiken, maar nu je
tegenover me staat weet ik niet meer wie ik heb achtervolgd.
Vreemden zijn we geworden.
We kunnen elkaar niet opnieuw verlaten, we zien elkaar niet.
Je bent niet gekomen. Jij bent niet meer jij.
Andere werelden dienen zich aan.

 

Pijn

Old dream, 2012, bewerkte foto

Het vertrek

Mooie mensen mogen op de heuvels rusten, is een oud ge-
zegde. Dat kan zo zijn, maar waarom eigenlijk?
Kunnen zij zich niet een beetje schikken en anders doen?
Ik zou die uitzondering niet willen maken, mooie mensen
hebben al zo veel extra. Als het regerend hart het lichaam
af en toe herinnert aan het monster wat daar ook woont,
zou je zeggen dan heb je geluk. Het lijf hoort af en toe te
grommen, anders wordt het lui.
Al te trots op eigen gebaren lijdt tot niets; mensen gaan je
haten. Tenslotte sterf je eenzaam.
De deur gaat dicht, de deur gaat open. Schaduwen komen
ongevraagd binnen. Men zegt dat mannenschaduwen alleen
in de winter voorkomen, die van de vrouwen pas in de zomer.
Maar waar is dan de schaduw van een dode? Overschaduwen
die vervolgens alles?
Toen ik een tijd geleden hinkend met beide benen naar mijn
geest liep, kreeg ik het Spaans benauwd. Een pijnlijke borst
wilde bijna niet ademen. Alles deed zeer. Het duurde lang.
Pas toen ik even op de heuvel ging rusten ging het gevaar
wonderlijk weg. Je bent dan blij dat je blijft leven en trekt
gauw een kostuum van kleurige klanken aan. Ik was ontwaakt
uit mijn sluipziekte en had even een schimp van de vervuilde
schepping gezien.
Daarna kwam het nieuwe leven aanzetten en bloeide mijn
lichaam weer.

Bijzonder

Mothers Darling, 2012, bewerkte foto

Vreemd kind

Als kind was hij al onverschillig voor vormen. Zo zei hij al
vroeg, als kind van vijf, zonder mond is de wind volmaakt.
Zelf begreep hij ook niet wat dat betekende, maar het
maakte zeker indruk en dat was op dat moment genoeg.
Alles bleek toch al erg voortvluchtig te zijn, dus dit kon er
nog wel bij.
Later kreeg hij medelijden met de vallende herfstbladeren.
Ze kregen wijnvlekken en vielen zomaar af. Een complete
vloercorsage was het gevolg. Het bos kleurde en geurde.
Als veel later in de winter de sporadische zon over zijn
gipsen gelaat scheen, dan voelde hij zich scheel van dich-
terlijkheid worden. Dan schitterde zelfs zijn zijden shawl.
Zijn geheugen weigerde te slapen, was nooit verslindend
leeg. Het vergeten vlees, zijn familie, vond dat nogal ver-
velend, er kwam te veel boven drijven. Hun souffleurshok
had geen enkele betekenis.
Hoe dan ook, als je als kind vreemd wordt gevonden blijft
het altijd aan je hangen, al wordt je honderd jaar. Het klin-
kend zweven houdt nooit op. De salvo’s van gekwetstheid
hinken door.
Gelukkig wou hij graag offerblok zijn, wat op zich eigenlijk
een vorm van liefde was.

Herinnering

Algenman, 2012, bewerkte foto

Hangend werk

Hij leeft solitair, is moeilijk te benaderen.
Alle bewoners uit zijn straat beschrijven hem als een zonder-
ling. Hij is een echte, eigengereide Einzelgänger.
Ze weten alleen van hem dat hij een grote ansichtkaartenver-
zameling heeft. Meneer Porecs wil daar niet over kwijt. Het zou
hem kwetsbaar kunnen maken. De verzameling, alles op alfa-
betische volgorde, is van hem. Voor zijn hongerig netvlies.
Hoe je ook aan zou dringen naar een glimp, je krijgt niets te
zien. Echt niet. Het moeten ondertussen dozen vol plaatjes
zijn.
Het zijn zijn herinneringen, die laten zich niet mededelen.
Alles over zijn leven staat er in, zo kan hij niets vergeten.
Vaak bladert hij de collectie doortastend door, knikt en mij-
mert even voor hij verder gaat. Alles is van groot belang,
ook het stilstaan.
Een paar dingen wil hij misschien nog even kwijt. Wat harde
feiten. Bijvoorbeeld dat er een keertje bij hem in was gebro-
ken. De insluiper had al zijn kleren meegenomen, terwijl er
toch meer waardevolle dingen voor het grijpen waren geweest.
Zoals zijn kostbaar talent.
Ik hoor mijnheer Porecs soms rare geluiden maken. Ze gaan
dwars door de muur. Onplezierige, schelle kreten. Vooral in de
nacht. Misschien is hij ziek of de weg wat kwijt. Het zou zo
maar kunnen, hij is niet meer zo jong. Hij herhaalt vreemde,
zachte zinnen zoals: “niet repareren” of  “ga weg zelfbenoemde
engel…”
Nu ik dit opschrijf zit ik te denken dat ik hem nu al een maand
niet meer heb gehoord of gezien. Wat te doen? Zou die ergens
dood liggen?
Ach, meneer Porecs is een bescheiden mens, dus dat zal zijn
stilte wel verklaren.
Even later:
Ik blijf het toch wat eng vinden dat zwijgen van hem, maar doe niets.
Nog niets.

Ongekend

Rode vaas, rode waas, 2000_2012, bewerkte foto

Het lege midden

Ongekende schoonheid zie je niet.
Soms als je je ogen, je oren en je hart opent ervaar je iets in
die richting. Als een vrije kunstenaar in een vluchtige wereld
werkt hij zich een slag in de rondte. Hij zoekt naar de ziel der
dingen met een groot oog voor het terloopse toeval. Dan be-
reikt hij heel eventjes de korte troost. De drijfveer loopt met
de bestemming mee. Het is een patroon van wendbaarheid
bestaande uit vele meanders.
En dan als de schets van gedachten zich hecht aan zijn drager,
dan bestaat het vastgelegde moment tot de vernietiging.

Bovenstaande schreef ik in een prelude voor het boek Teken-
tapijt wat ik in 2005 samenstelde.
Op een vel of doek kan alles gebeuren, zou ik nu schrijven.
Als je voorbij het lege midden bent ben je al een heel eind.
Wat ook mooi is dat altijd na elke herinnering de tijd van
nu komt. Nadat je je gedachten hebt gekorfd, doet je losse
pols de rest.
Je bent even tijdelijk elders, in het mooie lege midden.

Groezelig

Maneschijngedachte, 2012, bewerkte foto

Andere ruimte

De ruimte had een vaal en groezelig geel licht gekregen.
Het voelde wat overdreven die slappe, gele kleur. Bovendien
werd ruimte tussen de dingen daardoor groter en klonken de
geluiden gescheiden op de één of andere manier. Alles wat
je hoorde hield abrupt op omdat ondertussen de tijd werd
afgebroken. Gedachten schoten voorbij.

Toen kwamen zij en alles werd warmer, terwijl de hitte zelf
koud leek. Ik stond op een kier afstand, in de andere ka-
mer, en zag hun hoopvolle houding. Terwijl zij zo aanwezig
schreeuwden, had ik mij meer als bloemblaadjes in de kelk
gesloten en trok me terug in verreweg de verste hoek. In
de ontstane compositie van de ruimte kwam een andere hoek.
Je zag dat de felle kleuren alles braken. Daarna deed
ik de vensterluiken dicht en was de rust weer gekeerd.
Zwart geeft rust.

Een grijnslach verdween en droogde glinsterend op als het
levenloze slijm van een naaktslak. Het sneue snot van het
subject stelde niks voor.

Afbraak

Herfstgedachte, 2012, bewerkte foto

Herfst

In het jaar dat men ons voor gek verklaard blijft de herfst
rustig komen. Men voorspelt dat onze ogen ineens uit spek
zullen gaan  bestaan, maar daar was niets van waar.
Allemaal bange uitspraken van mensen die niet echt leven,
ook onze tenen worden geen dobbelstenen. Er is hoogstens
sprake van een zekere, lichte jeuk.
Mijn vriendin raakt helemaal opgewonden van de herfst, het
is tenslotte haar mooiste jaargetijde. Over de mist zegt ze
bijvoorbeeld: ook wat dwaalt heeft gewicht of in de herfst kan
je zo mooi je gezicht op geleende nevels leggen. Op een ander
moment zijn die nevels ineens dansgewaden.
Zij heeft dus een grote fantasie, daarom is zij mijn vriendin.

Het jaar heeft weer alle tijd om te breken, zo zie ik de herfst.
De zon heeft de oorlog verklaard met het coördinerend bureau
die het licht verzorgd en wij zepen ons alvast in voor de polo-
naise in het zuiden. Onze wonden mogen krom zijn omdat het
nu feest is. Wie lacht vergeet de ramp, is het nieuw tegeltje.
Alleen de eenzelvige houdt nog de wacht.
De mist is het gevolg van onze uitgewiste zonden. Zij is zo dik
dat je er met gemak stukjes af kan snijden. Niemand zal het
merken. Bovendien jongt het zo weer aan.
Zo gaat het in de herfst als de leegte het toelaat.
Dit is weer zo’n verhaal met een sterke leugen.

Vermomd verleden

Give me, 2012, bewerkte foto

Onderweg naar het ronde getal

Wat bij daglicht vreemd is, wacht je op in het donker. Dat is
sinds de eeuwigheid bekend. Als de tijd buiten wegschiet in
mistige grijsheid, weet dan dat je van binnen mogelijk ver-
anderd.
In je tuin van fantasie zie je je vermomd verleden voorbij
schieten. Blijf dan kalm als een honderd jaar oude kerstkaart.
Pak de doos met oude foto’s, die vast ergens staat, wie weet
waar en buig je over die bleekvergeelde tijd. Zie dat je donker
haar wit uiteen wordt gewaaid door de zomerwind. Het zal je
goed doen. Oude scherven, afgebrand in het vuur van de tijd
komen dan uit het as te voorschijn.
Zie het in het tempo van een ring die zich verspreidt op het
geluidloze water. Doe alsof je weer in die tijd bent. Het doffe
licht van een zaklantaarn onder de dekens zal zich inspannen
om alle geheimen weer te belichten. Alles wat je je herinnert
is waar om wat er niet meer is. Het vroegere leven leeft im-
mers in leenbestaan. En als je het nog mooier wilt zeggen:
het tot as geworden verleden flitst op in een scherf van een
gebroken spiegel.
Ik bedoel maar uiteindelijk blijven we allen in het rimpelloze.

De Hersens Van De Grote Man Hebben Geen Ik.
Een man was kind tot zijn eigen vreugde en droomde flink
van zich af. Ik ben een mooie, kleine blinkerd – stelde hij
vast. Die gedachte irriteerde hem niet. Hij liet zich niet tegen-
houden door grote eigendunk. Integendeel, het was een groot
vermaak van binnen.
Bovendien was hij zwaar tijdloos en daardoor werd hij vreemd
genoeg door anderen gezien als iets tijdelijks. Bovendien: als
je hoog aan de maatschappelijke ladder staat heb je geen last
van burgerlijke pruttel.
Hij liet zich vaak gaan in zoete bespiegelingen over de herkomst
van werkelijk alles. Al een jaar of tien. Als hij een stuk behang was
zou hij allang sterk vergeeld zijn. Vervaagd.
Daarnaast had de man ook nog last van larmoyant  voyeurisme,
waardoor af en toe wat kleine probleempjes ontstonden. Hij kon er
niets aan doen, de hersenschimmen maakten het vanzelf aan.
Zijn voorkeur lag daardoor op het kijken, niet op het aanraken.
Het ging nooit zover tot hinderlijk staren, daar had hij te veel
beschaving voor. Ook wou hij beslist geen ander worden; hij was
een mooie, kleine blinkerd! Zelfs zijn dunne neus kon op den duur
de meeste luchtjes die mensen produceerden opsnuiven. Maar het
haalde het niet bij zijn scherpe blik. Zijn blik ging boven eigen macht.

Het heden is eigenlijk niets anders dan een vermomd verleden.
De roestige wasteil heeft je nooit verlaten. De zachte zeep kleeft
nog boven aan de zinken rand.
De papieren zakken,  vol geblazen lucht , knallen nog steeds in de
ruimte om de mensen te laten schrikken. Takken klampen zich voor
eeuwig vast aan de hemel en er komt altijd een lente.
Wat bij daglicht vreemd is wacht je meestal op in het donker.
Dat is allang bekend. De tijd kookt weg. Om te leven moet je je
angsten overwinnen.
Het zou gemakkelijk zijn van een pluchen haasje te houden. Een
haasje om mee in bed te kruipen, hem dicht tegen je aan te sussen.
Haasjes zwijgen, roeren zich niet, zijn net zo warm als jij. Hun
ogen staan vol bewondering, stil, groot. Je doet ze dicht met je
kinderhand. Het beestje slaapt gelijk.
Samen zijn jullie één. Niet meer met anderen.

Dit schreef ik ergens in 2003 en weet niet meer waarom. Geen idee.
Het had vast een duidelijke reden. Misschien was mijn rug even krom van een teleurstelling en stond het leven me tegen als een nutteloos medicijn.
Ik registreer nu een milde glimlach en zelfs die glimlach licht ik niet toe.

Stap voor stap

Passo a passo,1994 – 2012, bewerkte foto

In de benen

In de wereld van de hedendaagse beeldende kunst is de stip
rond. Rond en hopelijk rood, verkocht, dus een stijgende be-
lofte. Nog harder werken. Misschien eeuwigheid krijgen.
Opvallend is dat dat nooit klopt. Het koopgedrag is even grillig
als het weer: onvoorspelbaar als het er op aan komt.
Het beste kun je naar de ateliers van de kunstenaars gaan en
de handelaren omzeilen. Dat scheelt niet alleen in de prijs,
maar je krijgt ook een veel scherper inzicht in het werk van
de kunstenaar. Ga dus die ruimtes in afgekeurde scholen be-
zoeken. De potkachels zullen je verwelkomen. De grote, ronde
Gispen lampen zullen je belichten. Houd er even rekening mee
dat je eerst tien minuten op de stoep staat te wachten voordat
de kunstenaar de deur heeft bereikt. De school is groot.
Hij zal je hartelijk ontvangen, misschien wat argwanend in het
begin. Het gesprek is vaak wat ongelukkig bij de start, maar
als je even doorzet komt er veel informatie in vriendelijke en
begripvolle woorden.
Kunstenaars zijn altijd op hun hoede voor afwijzing. Ze hebben
er veel ervaring in. Je moet wel super optimistisch zijn om
het beroep vol te houden. Maar goed, de kunstenaar heeft nu
een strak ingerichte ruimte, een lange wand, een tafel voorzien
van een Mac. De geur van olieverf is allang verdwenen, pixels
bepalen steeds vaker de sfeer.
Die sfeer is eerder afwachtend dan uitnodigend. Hoogstens hu-
morvol, zelfbewust. Alles in vleugjes. De vleugjes bestoken de
curatoren, kopers.
Hij zal je vragen voor zijn mailinglist en je zal ja zeggen, want
je wilt ook rustig thuis kunnen genieten. Alles binnen handbe-
reik, dat is het mooiste.
Misschien ontdek je dan dat kunst geen wedstrijd is, maar een
houding. Kunst moet je los zien van de hectische kunstmarkt.
Kijk dus voorbij de stip.

Muze

Bergvrouw, 2012, bewerkte foto

De dichter leeft Dichter

wat ook maar leeft is helder
de duisternis laat schimmen dolen
een dichter denkt niet, voelt
pendelend tussen mens en schimmen
één met al zijn scheppingsdrift
verheft de taal hem o zo hoog
de sleutel is snel omgedraaid
en beschermd een handvol water
dat moet genoeg zijn
wat je ook maar dicht is helder
het hele jaar wordt niets gesnoeid
een dichter denkt niet, doet
sterren spatten rood en geel gemengd
de mooiste bloemen ruiken sierlijk schoon
mijn kippenvel verandert in schubben
mijn neus is te koud voor eeuwig leven
zelfs in de brand voel ik geen warmte meer
hoe dikwijls ik ook in het vuurtje por
wat je soms in je vingers voelt
is niets meer dan verbrand houtskool
een dichter is soms iets, is soms alles

(dit alles zegt de muze, de bergvrouw)