Vuurogen

Profielen, 1982-2013, bewerkte foto

1982_profielen_bfk

Van opzij

Het was in de tijd dat het geluk hem kwam overstromen. Hij hoef-
de niet langer te dromen. Alles was in stilte opgenomen, hij had
er niets van gemerkt. Achter de scheve kozijnen rafelde de vitrage
niet langer meer, alles was recht en waar.
Overigens was hij niet verbaasd, het lag ergens wel in de lange lijn.
Vol kijklust bewonderde hij het rondom.
De tafel bleek gedekt, kastjes hingen zonder verval aan de muur.
Smakeloos fruit was hier niet welkom. Spoedig zouden hier alle
tongen dansen, dat voelde je gelijk in deze ruimte. Het enige wat
men van je vroeg was je te gedragen als een profiel. Meer niet.
Nooit van voren benaderen, altijd van opzij, op z’n Egyptisch. Een
kleine moeite zou veel wolkenwagens in beweging zetten. Ineens
in andere sferen was om de hoek, dus snel bereikbaar.
Als het vuur uit de ogen komt worden de fratsen vanzelf wrakken.
Ze doen maar, nee, ze doen raar, van aangezicht tot aangezicht.
In de achtergrond viert een oud profiel nog zijn slampampend
luchtje, voordat het met gebroken ogen is uitgekeken. Het lijkt er
een beetje op dat de laatste keuze op gekte is gevallen. Dat zal het
lot wel zijn.
Toch wel een mooie zaal. Hier leeft de opheffing van weerstanden,
wat rust betekent. Hier hoef je niet voorzichtig je weg te vinden
tussen de glazen aan scherven. Hier kan men uren zoet verschuiven.
Hier prakkiseert men niet langer grauw en grijs. Hier zie je neer op
meesterschap.
Het totaalbeeld likt en krijgt zijn prijs.

Raar

Zig-Zag, 2013 bewerkte foto

2013_zigzag_bf

Soms

Vandaag mag ze mee met vader, er is geen keus.
Als kind verdwijnt ze vaak in soms. Dat voelt naar. Zeker in de
lege uitgewoonde kamers  (met bloed bespat behang, muggen)
van haar ouders. Vriend en vijand lijken als een behaarde slang.
Dan is het raam naar de andere kant een uitkomst, al is daar een
rottende tuin.
In deze buurt, vol afwijkende wegen, zijn er meisjes die bezwijken.
Een boze ziekte, die Papa heet, pakt en grijpt. Het is hem opgedra-
gen, zegt hij. Het onpeilbare is niet te peilen, dat is de bedoeling.
Men moet stil zijn of stom om in de verte standvastig te blijven.
Als de man haar aanstaart met twee harde ogen wil zij lief zijn.
Lief voor hem. Verloren en bedrogen kijkt ze al weg voordat ze
kijkt.
Thuis is niet thuis, daar zitten de stoelen aan de tafel. Daar tellen
de eenzaamste stenen de muur. Daar zijn geen schitter-sterren.
Daar is alleen de nageurende navel. Daar is het altijd nacht.

Nog zo jong en dan al een bevlekt verhaal.
Als een kind moet zigzaggen is dat afwijkend.
Een kind moet kind zijn, dat is voldoende.
Boze ogen mogen haar niet uitblazen.
Nu niet, nooit niet.

Dagelijks brood

In het hoofd, uit het hoofd, 1996 – 2013, bewerkte foto

1996_in-uit het hoofd_bf

Voorschouw

Onder mijn muts, die als een mijter mijn hoofd masseert, kietelen
soms vreemde gedachten. Of eigenlijk is het niet echt vreemd,
want het kietelt er altijd. Ik heb een typisch dwarrelhoofd zonder
dat mijn huid het verbiedt. Heel wonderlijk en toch gewoon hoort
bij mij.
Als kind stond ik al stijf van de fantasie. Keek ik in de kolenkachel
dan zag ik echt een kop branden. Ik was er gloeiend bij als het
ware. De meest doortrapte spoken maakten mij niet bang, liever
kletste ik hardop, vrolijk vanachter een deur met hen. Was de vra-
ger, de aanhoorder en de antwoorder. Zeker in de schemer bij de
mei nachten als het licht langer werd.
Daarom past in het hoofd, uit het hoofd helemaal bij mij.
Als Jezus het bloed drinkt van de bruid dan drink ik mijn gedachten,
geef het aan rode mannen door, die het op hun beurt terug geven
aan de nooit te volle aarde. Ik denk dat de aarde dan meer tot zich-
zelf komt. De verlossende ruimten van de mens liggen immers voor
het oprapen.
Anderen vinden mij meer een verwarde wolk, die in een schietgat
van de lucht is geschoten. Die mensen moet je niet geloven, zij
weten niet beter.
Voor mij is het niet vreemd dat ik moet lachen als ik geen eten
heb. Even zo vrolijk kan je er zonder. Het dagelijks brood is niets
meer dan een gedienstig dier. Alleen de gekwelde spier van de
vampier heeft altijd honger (nou ja, goed, bij donker dan).
Kijk, als je driemaal wakker bent en droomt van iets moois dan is
er geen enkele maaltijd meer nodig. Dan is alles compleet. Dan staat
mijn hart op zonnestand.
En nu ga ik eten koken, ik heb honger gekregen. Grote honger naar
meer.

Oud werk

Eindexamenwerk, 1966 – 2013, bewerkte foto

1966_2013_eindexamenwerk Minerva_bf

Vrije val

Ik hoor een vallende man, het was een vrije val. Mijn ontwaken-
de ogen ontwaken nog meer. Ik neem niet alleen, ik geef nu ook.
Mijn huis is niet leeg, nu niet, later niet. Ik kan woorden tegen
mijn adem spreken, al zijn mijn haren nog niet dun of weinig, al is
mijn baard waaiervormig vlassig, al…ach…
Er geen twijfel mogelijk ik zing vanuit eigen lucht. Iedereen zal het
horen, ik ben niet meer zoals kaneel en als het je niet bevalt val
je af, ik schrap je van mijn lange lijstje.
Niet voor niets schrijf ik gedichten die gedachten zijn, niet voor
niets ben ik volmaakt. Ik vul mijn eigen gulzig dal. Dat geeft lucht
en weinig liefde is te weinig, ik kan niet druppelen, wel vullen.
Bij geboorte was ik van binnen al een god die neerzag op een
vruchtbare boog, de dood heeft geen schijn van kans.
Zoiets was ik vroeger toen ik afstudeerde aan de AVBK Minerva,
nu bijna vijftig jaar geleden (even aandikken).
En nu vraagt mijn oude hoofd: “Zo laat en nog zoveel vuur?”
Pure ijdelheid hoor ik iemand zeggen, maar het is waarachtig waar,
het kind in mij is niet verkookt tot man. Dus hoezo woordjes als
ach en och. Bij mij past meer eeuwig tijdelijk of ik dacht wat ik
dacht.
Als ik wederkeer, als ik nog wederkeer, zal ik dezelfde weg volgen.
In het webbig lichaam van deze tijd is dat een makkie.

Combinatie

Sfinx and Marshall, 2013, bewerkte foto

2001_2013_sfinx and marshall_bf

Aanvulling

Dat een kunstenaar nooit meteen de erkenning krijgt die hij ver-
dient, merkte ik al die ene nacht in vijfenveertig waarop ik me zo
snel door het geboortekanaal wurmde dat ik niet gebaard werd op
een matras uit de kraamkliniek, maar op precies dezelfde matras
waar ik negen maanden eerder verwekt was geweest.
Mijn opzienbarende geboorte bleek niets anders dan een toeval te
zijn. Daar moet je het dan mee doen als frisse nieuweling. Niemand
zag wat voor wonder er toen geschiedde. Ik begon uit protest niet
te drinken en werd prompt nog lichter in gewicht dan ik al was.
Men was daardoor zeer bezorgd en vreesde voor mijn leven, ik kreeg
ineens wel de aandacht die ik zo verdiende.
Een rode loper was niet misplaatst geweest, maar ja het was toen
nog oorlog en waar vind je dan zo’n ding. Bovendien was het een
strenge winter, de jonge sneeuw knarsetandde voluit onder de ver-
sleten zolen.
Als erfenis heb ik daarvan nog steeds de echo van niet gehoord wor-
den, al zullen anderen dat waarschijnlijk wat overdreven vinden.
Mijn huid is nu meldenswaard dik door de vele lagen behang. Soms
vervel ik spontaan na wat warmte. Ook valse beschuldigingen komen
bij mij hard aan, al ben ik van nature erg vergevingsgezind.
Daarom heb ik besloten voortaan bij ieder schilderij een versterker
te plaatsen, zodat het luid op kan spreken en gehoord wordt.
Wie krijst die blijft.

Wenselijk

Nieuw atelier, 2013, bewerkte foto

2013_nieuw atelier_bf

De ruimte is nooit genoeg

Eindelijk was het daar: mijn nieuwe atelier. De tijd speelt niet langer
met mijn voeten. Ik kan weer rijpen, het beeld kan groeien. Alle
spookpijnen zijn verdwenen. Men heeft de indruk dat het goed met
me gaat. Wat overigens waar is.
Een blije intrede was dus gauw gedaan, ik was nogal hongerig en
moe van gisteren. Ik blijf mijn eigen baas en zelfstandig in de pro-
ductie van mijn dromen. Zeg dat maar eens na. Ik maak wat ik wil.
Ik wil veel. Kan veel. Eén keer vlammen is niet genoeg. Alles is nog
lang niet gedaan.
Ik kijk vooruit in mijn ogen die naast me kijken. Zo kan geen beeld
ontsnappen. Er zijn geen spiegels achter mijn ogen, geen ogen ach-
ter mijn spiegels. Er is niks dat ik nog weet, maar ik ben en dat is
ruim genoeg.
Nieuwe ruimte geeft nieuwe blijdschap. Dat hoort zo. Nieuwe be-
wegingen leer je snel controleren. Oefening baart tenslotte kunst.
Wat een dag!
Ik zeg hallo tegen de rest van de dag. Mooi of lelijk kan me niet
schelen. De meeste mensen onderhouden hun clichés alsof hun
leven er van af hangt, ik niet. Het is allemaal zelfmedelijden waar
je niets aan hebt. Leven in het moment is veel belangrijker.
Stap gewoon op al het nieuwe af, druk de uitgestoken hand en be-
zegel het met een kus. Dan komt alles goed en heb je de illusie
bevrijd uit de drukte van al zijn beklemmende letters.

Tevreden

Kleinere lijst, 2013, bewerkte foto

2013_kleinere lijst_k

Even zagen

Die stilte.
Het duurt weer te lang. Steeds die tijd. De tijd is er, maar niet vol-
doende. Als…
Als iets dan wat?
Als dan…
Als ik me slecht voel is dat dan goed?
Voel je je slecht omdat je je goed voelt?
En ga zo maar door, je zult het nooit echt begrijpen. Een mens
kent zijn tijden en lijden. Soms kun je maar beter je mond houden
over dingen die belangrijk zijn. De timing is vaak omstreden.
Gelukkig springt hij met een spasme van de buikspieren geregeld
uit zijn veren en zet daarna zo snel mogelijk alles in een ander licht.
Een voetstap en meerdere maken de tijd niet meer tijdelijk. Pas als
de bel rinkelt is het tijd. Meestal om te eten.
De mooiste tijd heet Tevreden Tijd. Dan lijken de wijzers stil te
staan. Dan is er tijd voor alles. Gelukkige creatieve tijd.
In die niet verloren tijd maakte hij een klein bloemstilleven. Keurig
geschikte bloemen sierden een koddig vaasje, waarop een lachend
gezicht was gekneed. Een vrolijk gezicht geeft altijd weer licht, was
hier zeker van toepassing.
Pas later zag hij dat hij uit een veel te grote lijst een klein lijstje had
gezaagd: een passend wonder.

Natuur

Twee werken, 2013, bewerkte foto

2010-2013_twee werken_bf

Zeventiger jaren

In die tijd ging Happy nog vanzelfsprekend over in Lucky. Dat
klinkt misschien wat zwaai en zweverig, maar het was echt zo:
alles wat ik aanraakte werd gelijk goud. Vreemd genoeg had je
dat toen niet in de gaten, het was gewoon. Met de terugblik van
nu kan ik me pas verbazen.
Mijn grootste galerie expositie in die jaren, in Galerie De Mangel-
gang Groningen, was in het jaar 1975. Er was zoveel werk te zien
(en ook nog eens te lezen) dat de bezoekers dodelijk vermoeid de
zalen verlieten. De opgelopen koppijn werd eenmaal weer buiten
zeker niet direct opgelost.
Hoe dan ook, het waren prachtige fotografische verslagen, teke-
ningen en schilderijen van werkzaamheden in mijn ecologische
tuin. Een duidelijk zelfgekozen isolement was zichtbaar. Ik was
daar toen gelukkig mee. Geen stadse fratsen, de natuur bracht
je in evenwicht.
Bij nachtelijk duister maakte ik mijn eigen bos. Wandelend door
de zalen zag men mijn natuur. Het was een onbegrensd terrein,
nergens beginnend, nergens eindigend, maar ook weer niet vorm-
loos en vooral heel veel.
Mijn werktempo heeft altijd fors hoog gelegen. Dat is niet een
prestatie, maar een ritme. Misschien wil ik mijn haast inhalen.
De kloof tussen natuur en cultuur begon in die tijd voor mij er-
gens te vervagen. De tekst nam het karakter aan van een land-
schap waarin men kon verdwalen. Alles heel betekenisvol. De
natuur werd waarheid. De natuur is waarheid! (zeggen als een
Jehova getuige)
Niet toevallige titels ondersteunden het werk. Zonder titel was
geen optie, werd als slap, lui ervaren.
Dat laatste is nog steeds zo.
Het besef van mogelijkheid om echt op te gaan in de natuur
zal pas aan het eind van mijn zijn komen. Mijn as zal een lange
streep zijn. Een groet van natuur tot natuur.
Dit kwam even boven door de bewerkte foto van twee ramen
met een gebogen bovenkant.

Tijd

Verdieping, 1966-2010, bewerkte foto

1966-2010_verdieping_bf

Tweespalt

Hij studeerde midden jaren zestig aan de kunstacademie af.
Nieuwe lichting, nieuwe kansen.
In de lange open wandelgangen hoorde je woorden als vrijheid,
modern, beroemd. Alles was nog een kwestie van tijd.
Vol goede moed, nog geroerd door de ruimhartige belangstelling
van galeristen begon hij ‘ongepaste’ schilderijen te maken.
Hij voelde de tijd, was tevreden met eigen werkplezier.
In die tijd fronsten mensen niet zo snel hun wenkbrauwen als je
iets moderns liet zien. Er was juist honger! Hij had veel in de aan-
bieding. Kijkers zouden er likkebaardend van gaan smullen.
Eenmaal per maand stelde hij zijn werk tentoon, een grote groep
vormde zich om hem heen. De samenleving leek en keek tevreden.
Herinnering aan het waterland, was misschien achteraf zijn sterkste
werk. En dat was nu juist het probleem, hij bleef te lang blij in zijn
eigen landje. Om door te groeien moet je gaan reizen. Hij leunde
iets te veel op het succes van zijn oude heldendaden.
De ene boezemvriend na de andere verdween (nadat ze hem eerst
hadden leeggeroofd). Daarover maakte hij zich geen zorgen, hij
bleef tegen beter weten in in de boezemvrienden geloven. Eenmaal
gezworen blijft gezworen.
Op een dag, na het middageten, had hij een plaat opgezet. Iets
moderns, funkjazz, druk. Zijn vriend kwam zichtbaar geschrokken
binnen, hij had niets door. Toen de ene kant was afgelopen zette
hij de andere kant op. Dat bracht onheil! Klote! De vriend begon
hem te beschuldigen van allerlei onzinnige, onware dingen. Het
werd een vervelende, vette ruzie. Hij moest hem eruit gooien.
Over deze pijnlijke herinneringen wilde hij later nooit meer spreken
(wat natuurlijk dom was, want zo raak je het nooit kwijt, maar dit
ter zijde). Hij kon alleen over dit onderwerp cryptisch praten, zei:
als dichters niet meer dichten zijn ze niet meer dichter. En daarmee
was de kous af. Punt. Klaar.
Het schijnt dat er nu onderzoek wordt gedaan naar deze geschiedenis.
Hij zegt: houd daar mee op, het is gewoon een legende!

Warmte

Gered werk, 1984-2013, bewerkte foto

1984-2013_gered werk_bf

Andere tijd

Een mens is een broos wezen.
Soms doe je dingen uit volle overtuiging, waar je later uit een
andere overtuiging totaal anders had gehandeld. Op die manier
denk ik nog wel eens aan mijn grote schilderijen-brand.
Koppig maar goedaardig had ik in het volle bewustzijn het meren-
deel van mijn werk verbrand. Deels uit praktische overweging, ik
ging van groot naar klein verhuizen, deels uit frustratie, boosheid.
Dat laatste is nooit een goede reden, maar ja, je voelt het dan
zo en het vuur vraagt.
Een aantal schilderijen zijn gered. De oudste hebben als onderwerp
de zwarte nacht, zijn gemaakt met de kleur van de nacht. In zware
tijden zoekt men altijd naar voedsel. Misschien zijn ze niet eens zo
erg goed, maar omdat ik het toen zo graag schilderde, vervult het
me nog steeds met geluk zonder frons.
Waarom ik toentertijd zo bezeten was van de nacht en vele messen
schilderde kan ik nu met gemak bedenken, maar alles draaide op
dat moment om poëzie en kunst. Enthousiasme en respons. Nie-
mand dacht aan andere gevolgen. Ons plezier was òns plezier.
Als ik mijn oude ik op de gang tegen zou komen, zou ik hem van
harte de hand schudden en samen lachen. We zijn geen lievelingen
van het gezag zouden we waarschijnlijk gniffelen.
Liever horen wij ons gezang. Het liefst nat van zweet.