Vrienden

Zwijgman, 2013, bewerkte foto

2009_zwijgman_bf

Uitzicht

Vrienden hadden tegen beter weten in alle remmen losgegooid en
de losse eindjes aan elkaar geknoopt. Zo was er een flink kapitaal
ontstaan en dus kochten ze een royaal , modern huis. Ook de tuin
was niet kinderachtig, gaf veel gezonde lucht.
De vrienden, eigenlijk elkaars weldoeners geworden, tankten elkaar
regelmatig bij. Ze bereikten een grote hoogte zonder uit te glijden
of neer te storten. Iedere weg maakte een nieuwe weg. Niemand
werd in de kuiten gebeten. Het remspoor van de tijd vervaagde meer
en meer tot het totaal.
Bijna iedere man in de wetenschap snapt dat dit zo niet eeuwig door
kon gaan. Natuurlijk komt de jaloezie om zijn rottig hoekje kijken.
Dan maar eens zien of er nog langer lief en aardig wordt gedaan!
Aanvankelijk werden de rampen van de stilstand keurig geordend,
om vervolgens later bij de dubbele borrel flink te panieken. Men
bedacht steeds hogere huizen van dubbel spiegelglas, alles waterpas.
Lijken werden ver onder het tapijt geveegd.
Kortom de boze elementen namen alles tenslotte over.
Men nam afscheid zonder verwijt. Men sprak waanzin in wartaal en
was nog steeds verzot op meer applaus, ogen draaiden in een wilde
stand.
Vrienden werden ineens vreemde vogels voor elkaar.

Zwabber

Gehoekt schamen, 2013, bewerkte foto

2013_gehoekt schamen_bf_k2

Even weg

De kalender druipt van de muur, het laatste uur lijkt om.
Dolgedraaide woorden draaien kolkend om de oude hete brei.
Alle hoop lijkt gewurgd, leugens liggen met elkaar overhoop.
In een hoek ligt hij er vodderig bij. Het hart spreekt niet meer op
de tong. Messen lijken het hart constant te kerven. Hij woont in
een poort van pijn, schaamt zich gehoekt.
De lege kamers zijn kaal. Hij is de vriend van de vijand.
Zing dan toch vogeltje! Bekijk alles niet van top tot teen. Je hebt
het oog van een grote zanger. Zie dan toch!
En als je dan blindelings gebekt zingt of je draadloos op je stem
stort, waag het dan niet om weer te stoppen. Ik hoor je te graag.
Een lofzanger geeft geen overlast maar heelt. Hij maakt elke dag
lichter. Het is een gave. Sta op! Zing!

Opgeruimd komt daar de schoonmaakster en roept goedemorgen
meneertje. Ze port hem voorzichtig met haar zwabber.
Hij reageert niet.
Overdosis. Dood.

Liedje

Squirrel, 2013, bewerkte foto

2013_squirrel_bf

In het bos

Recept: veeg alle roodbruinigheid met een roodbruinige penseel
in je schoot op een leeg bospad, sluit daarbij alle bourgeoisie en
stotter lieve woordjes, sluit alle alledaagse gedachten, verpieter
het groeiende afluisteren, kijk naar je blikveld, lap alles even na
met een zoute spons.
Wat krijg je dan?
In de eerste plaats een warm gevoel. Dierlijk bijna. Bijna, omdat
je mens bent en niet kan weten hoe dieren voelen. Het is dus een
recept voor oude vreugde en daar heb je nooit te veel van. Dat
wordt werkelijk smullen.
Voordat het gaat waaien moet je eerst een liedje zingen.
Een liedje in jezelf over Love Forever. Iedere stijl is daarbij goed.
Daarna hebben de herfststormen geen enkele invloed meer op je
glazen huis. Het zal niet instorten, de spaanders blijven heel.
Nu je toch in deze droom bent, zie je hoe een reusachtige kop
van een eekhoorn in je schoot groeit. Het raakt de weggeraakte
stilte. Diep ritselend mompelt het beestje: je bent mijn huisje…
Ze ontvouwt zich verder zonder zwaar te worden. Zonder enige
kennis vooraf weet je dat deze eekhoorn op zijn minst boven de
85 is. Het zal zijn laatste jaar zijn. Ze voelt het, ze ziet het in de
lieve ogen van het beestje.
Ik wil graag je huisje zijn – zegt ze zacht terug. De eekhoorn
poetst daarop uit verlegenheid en genot haar neus. Samen zitten
ze nog uren in het bos.
Ze hebben geen haast. Er staat geen auto aan de kant te wachten.
In groot belang voor de toekomst laten ze samen het licht stralen.
De natuur lijkt even besluiteloos en zet de tijd maar even stil.

Donkere jas

De schilder, 2013, bewerkte foto

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Bloostijd

Een mens dwaalt wel eens af van het voorgenomen doel.
De kunstenaar niet, die houdt niet zo van gebakken lucht
of woestijnspiegelingen en dat is maar goed ook.
Hij weet wat hij wil, kiest zijn doel, voelt zijn binnen.
Laat zijn borst niet dwalen en spreekt ondertussen boekdelen.
In alle stilte weet hij precies wat hij wil zeggen, maar heeft
niet de tijd om dat te begrijpen. Tenminste niet direct, alles
achteraf als het goed is.
Ondertussen leeft hij in grote onzekerheid.
Misschien had hij iets anders of niets moeten maken. Het leven
passeert het dagelijkse leven en dat is eigenlijk al genoeg.

Terwijl hij voor de honderdste keer zit te staren wordt het hem
ineens duidelijk. Eindelijk!
Deze tekst is geschreven door twee verschillende handen en wel
tegelijk, als een goede pianist.
Hoe kon hij dat steeds over het hoofd zien. Ezels zien meer!
Geen woord te veel, geen spelfouten zelfs. De schrijver was
goed op dreef gekomen, al was het begin vast wel wat moeilijk
geweest. De ontdekking van de tweede hand maakt alles nu veel
begrijpelijker. Vooral als je veel aandacht besteedt aan de
stippen op de i en j. Dubbeltalent, dat lijkt hem wel wat.

Het mooiste ogenblik is grenzeloos, als een constant openbarsten-
de bloem.
In zijn dromen lukt het hem dit gelukspunt te vinden en op te rek-
ken tot het volslagen tijdloze. Bij waken is dit totaal onbereikbaar
helaas. Het ogenblik wordt te snel nagekeken door het rood van de
wangen: de tijd bloost zich een weg.
Dan vindt hij de vorm van een menselijk lichaam ineens ook erg
beperkt en helemaal drie keer niets. Knullig!
Hij laat een biggeltraan in de tuin vallen, waarop de merels vlot,
geïnspireerd gaan zingen.
Vogels hebben ook hun mooie ogenblikken.

Geluid

Bleu Blow, 1997, bewerkte foto1997_bleu blow_ct

Duisternis

Midden in het holst van de nacht had ze haar grensbewaking uit-
geschakeld en ving aan met het vals zingen van een lang en luid
jaaaaa…
Niet de volume maar de hevigheid nam toe, toen haar kooi van
elektriciteit zich ontspande. Ze hield zich daarna zwevend tot ze
een klein piepje in de ruimte werd . Haar stembanden waren zo
verbijsterd dat ze een korte tijd wegbleven. Ze was er stil van.
Stembandloosheid kan rustig klinken. Haar ribben kregen rust.
Door de pleuritische kieren van haar longen woei tenslotte al het
vuil weg. Een bestaan buiten haar vond de weg zonder op te hou-
den te bestaan.
Een junk riep nog om een dealer, rammelde met zijn kettingslot.
Hij zocht liefde, maar of die wel zo graag bij hem naar binnen
wou is maar de vraag.
Ik geloof dat ik over haar droomde, maar helemaal zeker ben ik
daar ook weer niet van.
Misschien kwam ze alleen maar even ter sprake in een bouwvallig
bos. Als zij het was, stond ze aan de rand. Nee, niet ervoor.
Ze stond met haar billen gericht naar het pad ernaast, rookte en
was ergens erg heel kwaad over.
Tenminste als zij het was.
Vagelijk schieten me droomklonten boven, voel dat het over een
soort groot geheim ging wat aan het uitkomen was. Bijna zag ik
het. Wortels trokken woord en beeld steeds weer weg. Geen
knoppen, geen stammen of takken. Laat staan bloesem…
Zonet, toen ik jou zag, dacht ik dat zij het was die daar stond,
maar jij was het.
Je was helemaal niet boos, maar kuste me.
Fijn als er zoveel liefde naar binnen wil.

De kus

Toenadering, 1997, bewerkte foto

1991_toenadering_bf

Aan de rand

Ze hield het uiteindelijk niet meer uit en zei op die goede dag:
Je hebt me al heel lang niets verteld meer over jezelf!!
Hij keek geërgerd op en nam nog een slok van zijn verse cap-
puccino (wit op de bovenlip) en gaf geen sjoege.
Droom je nog wel eens over me? – viste ze verder.
Ach, dat is al zo lang geleden – mokte hij – ik kan me zelfs dàt
niet meer herinneren. Ondanks het gezucht daarna leek hij
plezier te hebben bij die uitspraak. Zijn mondhoeken krulden.
Zij:
Wat kan je toch prachtig serieus kijken als je dat zegt, terwijl je
gewoon maar iets zit te verzinnen!!!
Graag had ze nog verder willen vertellen omdat ze wist wat hij
daarna nog meer zou verzinnen, maar hij kwam snel op haar
toegelopen en met zijn dunne, maar hartstochtelijke lippen kuste
hij haar vol op de mond. Fluisterde daarbij de rest van nog meer
onzin in haar gewillig oor. Dit klonk oprecht.
Even wist ze weer dat hij geen drijvend lijk was en voelde zich als
een weekdier zonder huis. Heel ongewerveld.
Even later:
Zij zag er mooi uit, omdat ze succes had. In de omgeving stond
ze bekend als de vrolijke, gemakkelijke vrouw.
Dat scheelde.
Wat men niet wist was dat ze van tijd tot tijd als heer verkleed op
avontuur ging. Talrijke vrouwen knoopten een relatie met haar aan.
Ze stotterden alle frustraties over hun mannen uit. Waarop zij dan
doodleuk als een echte hij zei: Dat interesseert me niet, vrouwmens!
Ga weg, je bederft mijn uitzicht!
Men vertrok daarna met een spijtige staart of iets dergelijks tussen
de benen: versierpoging mislukt!
Het gaf haar veel plezier. Haar succes was zo sterk dat het de natuur
ook opvrolijkte. Bladeren glimlachten zich mooi, werden glansgroen.
Natuurliefkozing is o zo mooi als je er oog voor hebt.

Stil gesprek

Stereo, 2003, bewerkte foto

2003_stereo_bf

Witte bank

Kinderloos, dat zie je zo. En dierloos gelukkig. Hier is ruimte voor
muziek. Hier is praten belangrijk. Gesproken woorden roepen beel-
den op.
Het beeld vertelt een mooi schemerlicht dat de kamer insluipt. De
witte bank weerkaatst, maakt licht.
Dan:
Zij praat en wil dat ik ook praat. Op verzoek praat ik dus. Over hem.
Er ontstaat een soort ontmoeting (die we ooit in het verleden vaker
hadden). Zonder ons in te spannen praten we over alles en nog wat.
We raken elkaar in het onderwerp.
Zij geeft toe dat ze hetzelfde denkt.
Over hem dan. Altijd over hem.
We zongen elkaar een beetje toe die middag. Er was muziek uit het
stereo apparaat, een cd: in de verte aanwezige vogels in het bos
tijdens een wandeling. Heel kalm en rustig, passend in het huis.
Soms was het even stil, nooit lang, we zagen elkaar in de ogen.
Ze moet het gezien hebben: mijn twijfel, kwets ik haar niet?
Wellicht had zij dezelfde gedachte en voelde zich daardoor niet
gekwetst.
Om kort te gaan: we waren weer eens één met elkaar die middag.

Fabel

Orange bird, 2013, bewerkte foto

Paolini_158

Stokpraat

Anna had naar het verhaal geluisterd zonder Kees ook maar een-
maal te onderbreken. ‘Dat verhaal verontrust me,’ zei ze tenslotte.
Kees vatte dat als een compliment op, hij wist dat het een goed
verhaal was. Anna vond dat helemaal nog de vraag, want waarom
zou verontrusting goed zijn? Omdat Kees zijn verhaal sensationeel
vond voelde hij zich nu licht beledigd.
‘Omdat het een soort fabel is, is dit een slecht verhaal’ ging Anna
verder. ‘En het gaat nog wel over dieren, nee, het is gewoon een
slecht en dom verhaal. Punt!’ Ze keek daarbij nogal boos.
Kees: Anna, het is een waar verhaal. Ware verhalen deugen altijd!
Waarom doe je nu zo boos en verontrust?
‘Dat kan ik je precies zeggen, Kees, omdat je de indruk geeft dat
het op de een of andere manier ergens op wijst en dus iets te bete-
ken heeft. Dat doen alsof irriteert. Er is niet genoeg over nagedacht,
het verhaal is nog te jong om iets te kunnen betekenen’.
‘Het raakt me niet’, mokt Kees, ”helemaal niet. Wat een onzin!’
‘En waarom niet?’ wil Anna weten.
‘Omdat het dan onze hele literatuur raakt. Al onze grote drama’s zijn
zo opgebouwd. Ik verkeer in het beste gezelschap. Echt’.
‘Dat kan zo zijn’ vervolgt Anna, ‘maar dat maakt het alleen nog erger.
Mijn verwijt wordt zo niet ontkracht!’
Er volgt een lange stilte of een stilte die men ervaart als een lange
stilte.
‘Ik vind alles maar overdreven’, laat Kees weten, ‘en doe er niets mee’.
Anna zwijgt eerst, zegt daarna: ‘Ik zie dat je jezelf al hebt geholpen
naar een betekenis. Alle werken worden onderweg geboren is mijn
stelling, maar  de meeste schrijvers laten ze daar liggen, zijn er juist
trots op dat ze nergens aankomen. Hun verhaal is bij voorbaat waar
en daarom zal ik je een verhaal vertellen…’.
Toen kwam er een relaas over honger, dood en de leedmagneet.
Kees verveelde zich snel, de langdradigheid droop eraf.
Hij ging ondertussen zijn vogel voeren.
‘Gefeliciteerd’, kraste de vogel vrolijk, waarop Kees stil glimlachte.
Daarna vertelde Anna nog een verhaal over een veelbetekenende tafel.
Het werd laat, te laat voor nog een nieuw verhaal.

Stof

Tijdelijk, 2013, bewerkte foto

2013_tijdelijk_bf

Expertise

In mijn hoofd gaat een waterval, mijn hart wordt nat.
Ik ben een spons, dat is een groot geluk. De meesleep klok doet
de rest. We noemen dit drift en daad, hier is geen plaats voor
zoete broodjes stroop.
De afdalende stof volgt grillig als een wilde, de neus van het heelal
snuift ons op. Als ik een wespentaille zou hebben zou die nu spon-
taan uitdijen, maar ik heb alleen maar dikte. Spoedig zal mijn hang-
wang wel zo lang zijn dat ik er dagelijks over kan struikelen.
Er ontgaat mij niet zo veel. Mijn ogen bedriegen me niet, daar
zijn ze veel te scherp voor. Ik zie alles. Bovendien houd ik van het
onderzoek. Van mens tot mens kan niemand zich hierover verbazen.
Ooit was ik uit een grot afgedaald en hoorde de schaduwklokken al
klingelen, ik was rond de zestig in die tijd, toen vouwde het hart een
vlam om mijn hoofd. Ik werd welsprekend vanaf die dag. Voortaan
zou ik alleen nog maar op gloeiende paden lopen. Vogels zouden
hun snavel houden als ik passeerde om tienduizend dingen in be-
weging te zetten. Waarschijnlijk zou de maan niet meer ademen.
Als ik zo voorbij liep reageerde het plantenrijk niet meer op het
licht.
Ik speel graag met de elementen, liever dat als andersom.
Mijn stem gaat ontgrenzend rond.
Ik dans.
Ik vlam.
Ik verdwijn tot ik doorzichtig ben.

Oude fabriek

Zwarte parel, 2000, bewerkte foto

2000_zwarte parel_bf

Bos hout

Ze rende weg, want haar vader was een nare man. Het was in een
oktobermaand, op een middag. Hij had niets in de gaten. Buren
gluurden in de waakstand, zagen haar gaan.
Aan het eind van de dag, toen het dorp waar zij woonde vergenoeg
weg was, kwam ze bij een oude steenfabriek. Hoewel de fabriek
verlaten was, was de oven nog aan. Ze volgde de wilde lootjes en
vlammetjes. Soms zag ze er menselijke figuren in, die brandden in
de hel.
Haar jurkje was onderweg erg vuil en zweetnat geworden, ze
schaamde zich hier licht over en trok het kledingstuk uit, droogde
het bij het knetterend vuur.
Toen kwam er een hond aantrippelen. Hij likte haar handen, terwijl
zij ondertussen zijn kop zachtjes streelde. Beide bleven ze daarbij
naar het vuur kijken. De hond ging tenslotte, toen ze haar inmiddels
droge jurkje weer aantrok, voor haar liggen. Daarna kroop zij tegen
hem aan.

De volgende dag werd er op de deur van de fabriek geklopt. Zonder
te aarzelen of bang te zijn deed ze open en zag haar eigen moeder
staan. Ze keek tussen verward en kwaad, leek bang voor de hond.
Ik heb een ellendige nacht gehad – zei ze – Zonder te slapen, zon-
der te denken, zonder te voelen….en je vader, die ellendeling, die
is dood! Hij heeft zich verzopen….Wat moet ik nu doen? Help me!
De dochter, die bijzonder begaafd was, bleef rustig en zei: Hak zijn
vingers eraf en fluister daarbij steeds zijn jongensnaam. Daarna
zal alles goed komen. Ik blijf hier, jij moet het alleen doen…..en
deed de deur daarna snel weer dicht.

Haar moeder ging terug en deed wat gezegd was, fluisterde bij
iedere afhakking de naam van haar man. Hoewel hij dood was
stootte hij enkele malen sissende geluiden uit. Zij boog zich licht
voorover om met haar oor op zijn mond te luisteren en hoorde
hem duidelijk zeggen: bloemen zijn de voltooide vormen van hemelse sterren………
Zulke taal had hij bij leven nooit gesproken. Het ontroerde haar, het
maakte haar onbestemd gelukkig voor altijd, waardoor ze weer een
nieuw leven kon beginnen.
De dochter, die ze nooit meer zag omdat ze aan de keerzijde van
de wind woonde, bleef als een zwarte parel in haar hart achter.