Teloor

Dead Matches, 1997, tekening, 65 x 80 cm

Herhaling

Dit lijkt een zeldzame plek voor een uniek oog. Er is hier een overvloed
aan gemoed. De plensbui is al gewest en laat de aarde plaatselijk spie-
gelen.
Het ruikt hier naar de fosfor van een afgestreken lucifer. Bitterzwavel.
Je zou op deze plek heel zuiver kunnen fluiten, zo zuiver als je nog nooit
eerder floot. Dat komt omdat de dood hier souffleert. Hij is hier wel, maar
hij raakt je niet aan. Hij tikt en tokkelt wat rondom, speelt de laatste von-
ken uit je kuiten. Je krijgt het lichtelijk benauwd omdat je het al eerder
hebt beleefd. Toen was je nog een achterdochtige dove, nu weet je beter.
Je krijgt op je sodemieter straks als je niet oppast.
De vermoeide wolken schuilen inmiddels in het grijs. Een voorzichtige
maan is op komst. De zon, de vuurspuwer in de onsterfelijke oven, mop-
pert gekweld in de kelder. Rozen vangen bot. Buiten gaat alles kapot.
Hoge bomen vangen het zwart.
Nu is het de tijd van teloor.
Deze kneedbodem moet maar zeggen of alles o.k. is. Maar dan ook alles.
Op deze plek, waar zelfs een vlo in de erfenis wordt geteld, kent men geen
kwijtschelding of vergelding. Hier is alles zo als het is.
De wekker staat op scherp en tikt door.
Alle lastpakken vluchten tijdig.

Nacht

Hope, 1994, acryl, 24 x 24 cm

Venster

Vergooid en overschaduwd blinkt het dakvenster uit binnen elk kader.
Soms lijkt het nog het meest op de blanke strot van de nacht. Piepend
en scheurend zwiepen de wintertakken langs de hemel. De wind kan
ontevreden uithalen en zet zijn nagels vast in ieder drekspoor. Alleen
mensen met een sterke maag verdragen de zwiepstoten. Anderen willen
wel maar kunnen het niet aan. Zij laten zich met een zware paukenslag
wegslaan en leven verder zoals ze eerder leefden: vergeten door te grote
overmacht. Ontspoord en uitgegleden blijven ze hulpeloos achter. Hun
zoekende ogen sluiten snel.
Het bewijs van die ondergang is hun niet-bestaan, geen fraaie vertoning.
Nee, dan de zwieptakken: zij hebben een werkkring van echt vuur, ijs krijgt
geen enkele kans. Dat is de reële waarheid. Takken zijn wijs.
Persoonlijk ken ik een tak, die zich de behanger van een slecht geheugen
noemt. Hoewel hij de zwakste van de familie is laat hij nog alle twijfelaars
met hun draaikont ontploffen. Nou ja ontploffen, zij storten neer, nadat ze
getroffen zijn door het rondslingerend plamuur dat alle gaten met leugens
moest dichten.
De nacht zit vol verrassingen. Je bent bij deze gewaarschuwd!

Branie

Nice Beatrice, 1999, tekening, 65 x 95 cm

Positief ingesteld

De branie naast haar knielt neer als een bange man, zij ziet het niet.
Of heeft geen zin in zijn wonden of betraand gezicht. Ze heeft wel iets
beters te doen en vliegt subiet weg door alle nevels heen.
De nagelbijters blijven achter met hun verwilderde ogen waar ze niets
mee kunnen zien. Het alleen maar met de ogen iets beleven is net zoiets
als te vroeg sterven. Je hebt er niets aan.
En toen kwam ze aan op haar broedplaats, waar allemaal lachende lijnen
leven. Dit land is vergeven van eendagsvliegen, vele strijken neer. Dit is
geen verboden land. Hier hijsen ze het nooit gedacht geluk met gouden
vlaggen.
Als je een beetje positief ingesteld bent heb je geen idee meer van tijd.
Het zwarte git zwijgt hier voorgoed. Het roze fluit zo bezeten dat het bijna
rood wordt.
Ze vergeet alle snode heren uit het land van de netjesleggers, neussnuiters
en handenwassers. Al dat nette gedoe maakt je kwetsbaar. Je hebt er niets
aan.
Kijk daar steekt een hond zijn druipende snuit naar buiten. Met de kop in
de zon hoef je niet te bijten of te snauwen. In de zon ben je de zon en staan
je ogen zacht omdat je mag sluimeren. Ook zij voelt zich een zonnige pop
in een kinderstoel, brandt zich bijna aan het warme zand. Haar buik spant
zich vol genot samen.
Wie iets wil voelen en van zich wil laten horen moet naar dit land gaan.
Je hebt er alles aan.

Abstract

Tisntbla, 2008, 30 x 40 cm, acryl

Indruk

Het eerste woord wat bij haar opkwam was wellicht.
Wellicht kwam ze hier voor de eerste keer ten volle in de ban van
de wondere kracht van het abstracte. Natuurlijk was het niet de
eerste keer dat ze een tekening zag of de wellustige verkrommingen
mocht aanschouwen. Wel was het de eerste keer dat ze overstuur
raakte van dit oververhit stuk kunst.
Gek genoeg bleef de aantrekkingskracht in takt toen ze iets verder
weg ging staan. Soms kent kunst kennelijk geen afstand en krijg je
het gevoel van: morgen zal misschien alles anders zijn!
En de kunstenaar/maker zelf?
Die keek even om zich heen en stortte zich op weggeleden onder-
werpen. Snel gaf hij er een ongekende sensualiteit aan, met veel,
heel veel warmte. Deze periode noemde hij meestal inkom.
Daarna zag hij pas wat hij had gedaan in zijn tovergrot.
De betekenis werd achteraf gezocht en gevonden: een oer duister
fluwelen mantel toonde het voorspel van een orgel en klom langzaam
naar een verre horizon.
Dat moest genoeg zijn. Daarnaast nog een raadselachtige titel, dat
doet het altijd goed (it’s not bla bla bla, verkort tisntbla).
Zij dacht daar natuurlijk niet aan. Zo gaat dat nooit. Zij vermoedde
dat de kunstenaar gewoon even wegdroomde en met zijn ogen de
oppervlakte van zijn studio aflikte. Kunstenaars weerspiegelen im-
mers alles.
Wat op zich eigenlijk ook weer waar was. Ze had er wel degelijk iets
van begrepen, wellicht.
Kunst liegt nooit.

Troostboek

Echt lezen, 2006, tekening, 50 x 65 cm

Losse lagen

Ik weet niet waarom ik dit doe, maar het is dinsdag en dan slaat het meest
troosteloze vaak toe. In die bijna lusteloosheid doe ik bijna geen deur open.
De deur staat gewoon open, zeg ik tegen mezelf en lees een boek.
In het boek staat: Het was me niet opgevallen dat de deur open was. Wat een
toeval! De deur is anders altijd potdicht! Nog eventjes en dan komt er vast
een vrouw naar binnen die me begroet met: Man van m’n dromen…
Dan zal ik haar zeggen: Je gaat toch niet weer de hele dag voor me zingen?
Of ik ga haar gewoon bozig neersteken om de stilte te behouden.
Maar de deur blijft dicht en er komt niemand. Ik lees.
Ik lees over de zee, ik beleef het. Nog even en ik word een oester. Of misschien
beter: een inktvis. Ik ben die andere, vreemde wereld. Het is fijn om een niet
stervend dier te zijn. De zee laat mij zwellen. De blinde drift heeft me te pakken.
Later kan ik nog wel een ommetje maken in het soppige moeras of me te goed
doen aan het vrouwelijk vlees in overvloed.
Nu ben ik nog heel lang zee. En wild. En zout. In overvloed.

Illusie

Lalalatak, 1999, tekening, 65 x 95 cm

Het verhaal vertelt

Inmiddels ben ik zover, ik wil mijn verhaal vertellen. Ik ben vastbesloten.
Maar er zijn nog wel een paar vragen waar ik nog een antwoord op moet
vinden.
Mijn informatiebron is een goede vriend en ook een opschepper. Je kan
aan het zenuwachtig optrekken van zijn linker wenkbrauw zien dat hij
fantaseert of liegt. Dat weet hij niet, ik ga het hem ook niet vertellen.
Mijn vriend is verzamelaar van indrukken en daarom is hij heel nuttig voor
mijn te schrijven boek. Misschien had ik eerder aan hem moeten denken
om wat tijd te besparen. Hoewel zijn uitleg ook veel tijd kost, hij is
tamelijk breedsprakig, die vriend.
Waar ik beslist meer over wil weten is het aangrenzende bos. Op één
van mijn ochtendwandelingen heb ik daar een boom met vreemde
takken gezien. Het vreemde zit in de vorm, die is rondslingerend en
als je even stil blijft staan wil de tak ook nog wel eens gaan zingen.
Niet luid, maar toch. Het zijn La-la-la-takken.
Het eerste wat mij opvalt is de wending, ik raak niet uitverbaasd.
Hoe kan een tak zoiets bedenken? Er zit veel joligheid in de boom.
Of de natuur is richtingloos geworden, dat kan ook.
Voor geïnteresseerden: ik schreef er al eens over in Brown Breezer,
begin 2000, toen heette het Lentewind (later: Optical Illusion).

Alles los

 Modderman, 1985,  performance Academie Minerva Groningen

Losse gedachten

Kijkend naar een foto uit vijfentachtig vraag ik mij af: “Wie ben jij?”
En daarna vraag ik: ‘Wie ben ik?”
Ik schrijf het antwoord op voor jou, en ook voor mezelf. Van vragen
en schrijven kan je heel gelukkig worden. Net zo gelukkig als van een
spelletje.
Als jij op zoek bent naar mij, dan ben ik op zoek naar jou en mij.
Eigenlijk zoek je mij omdat je naar jezelf op zoek bent. Ja toch?
We hebben één vel papier samen. Dat is het speelveld waarbinnen we
elkaar zoeken en ontwijken.
Waar moet je dan beginnen?
We beginnen bij thuis. Wat ben je zonder thuis? Zelfs kleine kinderen
weten wat hun eigen huis is, zoals puppy’s hun dampend hol.
Thuis is een eenvoudig en eeuwenoud begrip. Pas als je ouder wordt
begrijp je dat een huis in de eerste plaats een kamer is.
Een kamer is opgebouwd uit muren, deuren ramen.
Al die onderdelen kunnen we een betekenis geven en dan zal je zien
dat er dan al een onderscheid ontstaat. Een muur is ineens een andere
muur, een deur moet dicht of open, een raam laat wel of niet licht door,
etc.
Het huis blijkt overvol losse gedachten te zitten.
Kortom de huiskamers van een woning zijn afgesloten, maar wel licht- en
luchtdoorlatend.
En daarnaast ook nog heel prettig: een huis is mens-doorlatend.

Lichte stof

Vanaf morgen is alles anders, 1997, 80 x 65 cm, tekening

Dus

Stof is de roos van voorwerpen. Stof wandelt licht als het even waait.
Stof is volgens de geleerden (die het kunnen weten) doof. Ik voeg eraan
toe dat stof ook stom en achterlijk is en dat het zich verdeelt.
Dus kan je rustig zeggen dat stof overal is.
Die domme materie kan zich bovendien behoorlijk opstapelen als hij/zij
zin heeft. Dan noemt hij zichzelf laag. Waar je ook bent die laag zal zich
vertonen omdat de stof dat wil. Stof is sterk en hardnekkig, oneindig.
Op vrije dagen wil ik  nog wel eens een handje vol oppakken en bestuderen.
Het is een echte aanrader. Uiterlijk lijkt het niet veel zaaks, maar bij nader
bekijken zie je van alles en uiteindelijk bespeur je je verre eindigheid.
Het prettige van stof is dat hij/zij geen onderscheid maakt, hij/zij is voor
alle mensen gelijk. Dat is toch wel bijzonder, waar kom je dat nog tegen?
Dus wat mij betreft is stof eigenlijk toekomst. Bij stof eindigt de tijd.
Ik hoop niet dat ik je nu verdrietig maak, maar niets is gevrijwaard van
stof. Daarnaast en dat is ook niet erg hoopvol, las ik laatst dat in sommige
streken stof en God hetzelfde is. Zelfs de klank is eender.
Dat kan toch geen toeval zijn?

Slappe hap

Onno ongeloof, voorstudie, 2007, 40 x 40 cm, acryl

  Kees Ongeloof, 2007

De O van ongeloof

Met het werk van Onno had/heb ik nooit veel gehad.
Zijn romans staan vol bizarre, verhalende invallen. Wat moet je ermee?
De ontstane ontsporingen zijn tegelijk vrolijk en droevig. Lijken daardoor
op een goedkope goocheltruc. Het is beslist geen spetterend vuurwerk.
Zijn boeken horen duidelijk bij de dikke stapel romans waarvan je niets
bijblijft. Het heeft geen grond. Het blijft niet in je oren hangen.
Nee, voor mij is het niet genoeg, het is veel te slappe pap.
Bovendien heeft Onno alles van horen en zeggen, deze buurpraatjes
weten net wat werkelijkheid is. Door voortdurende relativering is iedere
voorstelling te week en hangt het verhaal in een dikke mist.
Echt! Het maakt hen nogal ongeloofwaardig.
Is er dan nog hoop? Is er nog zoiets als eigen aanwezigheid te bespeuren?
Ik vrees van niet. Alles is namelijk zijn probleem, wist hij onlangs nog in
een krantenartikel te melden.
Hij moet zich schoonschamen en zijn bleke lijflurven pakken.
Open staan voor iemand misstaat niemand, stond toch in de tram?

Kunst

De droom voorbij, 2009, 95 x 65 cm, tekening

Over mooi

Het mooiste ogenblik is grenzeloos, als een constant openbarstende bloem.
Vaak lukt het haar dit geluk-punt te vinden en op te rekken tot het volslagen
tijdloze.  Ze weet natuurlijk wel dat het bij uitstek juist tijdelijk is en dat
er ook onbereikbare dagen zijn.
Op onbereikbare dagen wordt het ogenblik snel nagekeken door het rood
van de wangen. Het bloost zich zo een schaamtevolle weg. Het lichaam laat
zich van zijn lulligste kant zien en speelt eigen rechter.
Het mooie is dan dat de natuur een biggeltraan laat vallen in de tuin, waar
op vooral de merels actief reageren. Ze zingen zich de longen uit hun bek.
Vogels hebben ook hun mooie momenten. Vaak ’s ochtends.
Op dit mooiste ogenblik ziet ze even niets zolang ze wegdenkt.
Ze weet niet of het een vorm van ijdelheid of echtheid is. In elk geval speelt
ze haar eigen hoofdrol. Ze herkent alles driedubbel en helder. De langgerekte
momenten spiegelen het verleden genadeloos terug.
Ze weet niet of het kunst of echt is. Zeker tijdelijk mooi.
Dan zal het wel kunst zijn.