Pedpech

Jeugdherinnering, boek 63, pag.5, 1998

Geleend ongeluk

Kan je als kind al last hebben van een uitgesteld leven?
Hij had het zeker. Alles duurde hem veel te lang, nooit zou hij volwassen
worden. Dan was hij vast al dood en begraven.
Het was niet zo erg dat hij zich al bij geboorte schaamde, maar dat was
alleen maar omdat hij de woorden daarvoor nog niet kende.
Er bleef dus niets anders over dan wat verbaasd de wereld in kijken.
Boven zijn hoofd speelde een vreemd tatata en lalala mondjestekst. Hij kon
niets met die zogenaamde ouderen. Omdat hij nogal de bron van alles was,
was hij zijn eigen begin en eind.
Daarom was zijn schaamte in kindertijd abnormaal groot. Bovendien groeide
zijn haar alleen nog maar veel en geel op zijn hoofd. Grote ergernis die kaas-
kop.
Maar op een dag mocht hij een zeer aantrekkelijk speelding lenen. Van zijn
even oude, verwende buurjongen mocht hij op zijn dure autoped, een groot,
rood monster met achterrem. Niet meer dan één rondje natuurlijk.
Omdat hij daar alles uit wou halen reed hij gevaarlijk hard en in een iets
te scherpe bocht nam het voorste spatbord een flink stuk vlees van zijn
enkel, net boven het gewricht, mee. Pas een halve straat verder werd hij er
door ontzette buurkinderen stil op gewezen.
Het bloed spoot net zo regelmatig als zijn hartslag uit de grote wond.
Hij liet de autoped vallen en liep schreeuwend van de toen pas gevoelde pijn
naar huis.
Moeder deed plichtmatig de rest. Het was tenslotte niet de eerste keer.
Later zag je het lange bloedspoor nog mooi en jarenlang op de stenen huizen.
Hij keek er graag naar. Hij was nu iemand met geschiedenis.
Het autopetten was helemaal over. Dom ding. Iets voor kinderen.

Schone schijn

Delete, 2004, overgeschilderd werk, acryl, 100 x 80 cm

Soort talent

Er werd haar vaak verweten dat ze zwaar op de hand was of overdreven
intellectueel. Je moet dan maar even kijken wie dat beweert, het is vaak
niets meer dan een fabeltje. Ze is eerder lichtvoetig.
Ik weet, lichtvoetigheid steunt op schijn en aan die schijnbaarheid hangt
heel wat ballast, maar ze was beslist geen zwaar knorretje. Eerder een
kleine filosofe, die wat noodkreten in lege flessen de zee opstuurde.
Wat speels bij haar begint zal ook speels bij haar eindigen. Twijfel mag.
Zolang er twijfel is is er geloof, zolang er geloof is bestaat God. Immers
als God ons ongelovig had willen hebben, waarom heeft hij zichzelf dan
gemaakt.
Dit soort larie typeerde haar helemaal. Als je dacht aan een spoedig eind
was dat voor haar juist een pril begin. Heel vermoeiend. Er leek nooit een
eind aan te komen. Ze bezaaide alle lege vellen met zoveel mogelijk per-
soonlijke voornaamwoorden om eigen problemen te omzeilen. Haar zinnen
leken uit zichzelf de weg naar het papier te vinden.
Een andere uitspraak las ik laatst in een krantenartikel over haar: Litera-
tuur is seks!
Nou ja! Het schijnt dat een tekst niet erotisch is, maar de beweging van
de zinnen wel. Moeilijk te snappen, maar het zal wel zo zijn voor haar.
Ik wed dat zij geen echte liefde kent en iedereen koppig vindt.
Als je te dicht bij haar komt drukt ze snel op de toets van delete.
Daarna ontstaat er een quasi gesprek. Ze weet hoe de wereld is.

Groeipijn

Bescherming, 1980, A4, betekende foto

Over het doorstaan

Kan ik allerhande vruchten uit vreemde landen ongeschonden in mijn
handen, tegen de borst houden? En tegelijk het hoofd nog fris?
Het antwoord moet wel bevestigend zijn, ik kan namelijk nogal veel, ik
ben bepaald geen stilleven.
In de tijd dat mijn tong binnensmonds nog een voorhoede gevecht hield
en elke natuurlijke schaal vlezig door mij werd afgezocht, had ik allang
een flinke rijpheid bij mezelf geconstateerd. Niet dat ik er mijn voordeel
mee deed, ik was nog jong en onderzoekend. Mijn ongeschonden hersens
groeiden voelbaar door. Mijn pijnlijk hoofd zat vol gevoel en wetenschap.
Bovendien had ik een kleurige hobby, ik verzamelde tinten. Steeg zodoen-
de boven al het grijs uit. Heel wonderlijk.
Andere mensen waren slechts wuivende derden, je had er weinig aan.
De tijd, een minuut of nog korter, had alle angst met gemak overwonnen.
De wanhoop zat zonder tranen en mijn gezicht was zeker geen masker.
In die tijd omhelsde ik mezelf graag, ik was dan helemaal stil. Ook mijn
andere ik zweeg dan even. Het moet een bijzonder gezicht zijn geweest.
Tijdens die omhelzing zat ik in een soort vacuüm, noemde dat mijn opont-
houd.
Oponthoud is een vreemdheid tussen twee personen in één borst. Deze
intimiteit is niet sterker dan de dood, je bent hoogstens kort uitgewist.
Je laat de tijd even passeren zonder deel te nemen. Het geeft je een on-
beschrijfelijk geluksgevoel.
Daarna als de nabijheid je weer zichtbaar heeft gemaakt, komen de woor-
den een korte tijd nog praktisch woordeloos uit je mond. Pas later ben je
meer dan een landschap. Je bent een verhaal.

Tekstblok

Influistering, 2009, acryl, 40 x 40 cm

Juiste weg

Zij had zich een weg uitgestippeld.
Kaart en landschap leken in niets op elkaar.
Het gaf haar in eerste instantie een dom gevoel. Pas daarna kwam pas
de teleurstelling. Ze had haar vriend willen volgen. Die was net een
paar dagen ervoor in een landschap gaan wonen. Zijns weegs, zei men.
En nu, aan de hand van dezelfde geest, liep zij hier onder de blauwe
lucht. Het was zomer, warm. Boven de vogels vlogen de vliegtuigen, zij
schreven witte lijnen in de lucht. Alle geluiden hadden vrije ruimte,
de wereld was tenslotte groot.
Pas toen zij even stilstond en haar eigen gat werd waar alles om draaide
vond ze de goede richting (de kunst van het weglaten tovert wel vaker
de juiste weg).
Ondertussen was hij haar aan het schrijven omdat ze er niet was.
Het leek hem een mooie verbinding, zelfs als de brief niet bezorgd werd.
Alles zou tenslotte en uiteindelijk een goed eind moeten hebben , dacht
hij met een knipoog.
Hij had voordat hij wegging nog geprobeerd met haar te praten, maar
zij vond dat hij alleen maar bezig was om haar te overtuigen en dat was
dus geen gesprek, dat was een ongelijkwaardig tekstblok. Hun werelden
vloeiden niet langer samen en dus was hij vertrokken.
Hij schreef nogmaals zijn visie.
De meeste mannen zijn hardleers.
Vrouwen moeten luisteren.

Toen werd hij wakker, om half acht (hij was het uitslapen verleerd) en
ging naar beneden. Het licht brandde nog, gister vergeten uit te doen.
Hij las de krant, wachtend tot de honger kwam en de koffie was door-
gelopen.
Als hij zijn verbaasde ogen zou opzetten zou dit een historische dag
kunnen worden.

Ziel

Old, 2008, tekening, A4

Denkbeeldig verleden

Hij wil zo graag terug naar de ziel. Het lukt hem niet, zeker niet op zijn
verjaardag. Zijn vrienden proberen hem daarbij van harte te helpen,
maar komen niet verder dan zijn cruciale periode.
Cruciale periode? Uit zijn hele leven?
Een jeugdzonde leeft heel erg in zijn tijdverhuizing. Hij noemde haar
meestal het hongernonnetje, want ze had nooit ergens genoeg van.
In zijn uiterste verbeelding ziet hij haar dan weer, zijn jeugdliefde, zijn on-
derste onderdeel van ooit.
Eerst komen de kleine, grijze stofjes bovendrijven en dan later, na het
optrekken van de miezermist, ziet hij haar stil zweven in een ruimte die hij
eerst niet thuis kan brengen. Later blijkt het haar piepklein huisje te zijn (je
kon er je kont niet eens ongevraagd keren). De deur staat altijd open.
Hij ruikt een vleugje Nivea. Voelt de hitte van de volbrandende kachel.
Daarna ruikt hij weer het zoet van vanille of een andere ontbrekende geur.
Alles hoort bij haar, bij haar niezerigheid. Zij draagt veel sjaals. Haar ogen
staan vaak vochtig. Ze houdt van stamppot.
Natuurlijk is dit allemaal niet zo, maar hij wil het zo. Met veel moeite kan
hij haar gedachten lezen als hij haar lachrimpeltjes ziet. Zij is ineens toe-
gankelijk in dit denkbeeldig verleden. Ze laat zich bekijken als onverwacht
cadeau. Hij pakt haar voorzichtig uit. Ruikt haar aangename zweetgeur.
Ze lachen verlegen naar elkaar.
Knallen met de lekkerste handen.
Ze graaien naar achteren, naar voren, pakken het vlees.
De vuurdruppels lopen over, het zaad spat.

Na deze vermeende liefde is hij weer zichzelf. Zijn visueel geheugen heeft
nu eenmaal vele verdiepingen. Hij weet het en dat is op zich rijk genoeg.
Anderen zeggen dat hij aan zijn verleden verslaafd is geraakt.
Het is duidelijk, die mensen hebben nu al een misgelopen leven en daar
wou ik het maar even bij laten.

 

 

Nachtbraak

Lieve hand, boek 99, pag.89, aquarel

De keerzijde

Ik citeer maar even een bericht uit de krant. […] Er is een nachtbraker
binnen gedrongen in het centrum van de hoofdstad. Volgens de politie
was de brutale braker geen gewoon mens, maar een zeer vreemd exem-
plaar dat de stadspoort heeft omvergeworpen, alle cafés heeft vernietigd.
[…]
Onder de bevolking circuleert het gerucht dat die nachtbraker helemaal
geen mens is maar een verkleed paard, die niet weet waar hij oorspron-
kelijk vandaan komt. Zijn bejaarde brein doet dingen die hij niet wil.
Dit is natuurlijk een ernstige zaak. De eerder genoemde braakman zou
zeker de zware zieken onder ons de dood injagen. De stad zou tenslotte
door plotselinge epidemieën razendsnel ten onder gaan.
De krant maakte zoals zo vaak dus het drama.
Maar nu de ontknoping.
Een ander feit is dat er ook gelukkig mensen bestaan die een gebrekkig
beoordelingsvermogen hebben. Zij zien die onwaardige geloofsbronnen
niet en leven vrolijk verder. Helpen anderen het nare te vergeten. Zij ho-
ren het brallende braaklawaai niet. Zij strelen je met hun lieve, ervaren
handen en dan ben je zomaar weer boter. Zij zijn erg moedig zonder wa-
pens en struikelen bovendien nooit over hun eigen benen.
Deze zogenaamd gebrekkigen steken de woeste rivier zonder angst over
en verlichten daarna iedere weg.
Ooit hoorde ik zo iemand tegen een onwillige zeggen: maneschijn is goed,
maar niet voldoende om de splinter uit de voet te trekken…..
En zo komt het dat ik nooit geloof wat in een krant staat, het zijn allemaal
valse berichten.

Ongeduld

Vlak voor het idee, 2008, tekening, A4

Grote onrust

Het licht van de lantaarn legt een smalle witte strook over mijn bank, die
doorloopt naar de muur en daar blijft steken bij mijn schildersezel. De ezel
op zijn beurt dampt, ruikt naar stof en verf. Ik ben bezig mezelf in slaap te
wiegen, maar wordt verblind door de lichtstreep. Boven de deur verschijnt
een woord.
Ik sta op en schuif de gordijnen dicht, het is tenslotte allang avond.
Goed –zeg ik in mijzelf – ik ben een beetje moe en dat is alles.
Dan is het goed – echoot mijn ander ik terug.
En dus is het ook zo, de rest is onbelangrijk.
Ik merk dat ik onrustig word.
Op-een-dag-moet-het-er-uit-komen gevoel.
Nu maar hopen dat het vandaag die dag is.
Vlak voor een idee vergeet je wat anderen gezegd hebben. Je kamer is
nog kleiner dan de werkelijkheid. Nu ga je iets anders doen dan je ooit
hebt gedaan weet je uit ervaring en voordat je het weet ben je al onder-
weg. Je bent gelijk in vorm.
Het idee staat vol ongeduld in je kamer te trappelen.
Ik ben blij voor je  – zeg ik nog tegen mijn artistieke ik en gooi alles er
uit. Het vervolg staat ineens op het doek. Misschien heeft ie wel eerst
geklopt, maar ik hoorde niets, zoals gewoonlijk. Ondertussen moddert
dat idee voort. De minibar blijft dicht. Dat is beter zegt men.
Morgen zien we het resultaat van deze creatieve onrust.
Een paar dagen daarna kan alles weer verkeerd zijn.
Meestal blijft het een mooie rit.
Ieder oeuvrestuk neemt vretend zijn deel.

Overgave

Frau im Kopf, 2009, acryl, 30 x 40 cm

Tweespalt

Als je schrikt maak je plotseling grote stappen. Je moet weer snel naar de gerustheid.
Mensen leven in stappen. Staan dicht tegen de muur. Vallen bijna van de stoep.
Weten dat iets niet kan is verschrikkelijk, daar moet je dus maar niet aan denken.
Onderweg naar haar huis besloot ik hier niet meer aan mee te doen.
Weer terug op de zolder grijpt Roxy mijn hand. Regendruppels bestormen het dak.
Gebarsten pannen hebben het moeilijk. Ik verzamel moed om ja te blijven zeggen.
Deze ruimte doet nog het meest aan een hol denken. Een hol met veel warmte,
dat wel. Kom – zegt ze beslist en trek me richting bed.
Ik zeg maar verder niets, laat me leiden. Rondom zie ik kleren op stapels liggen,
gewassen en ongewassen.  Hier heerst een prettige orde. Het bed is een oase van
frisheid, dat zie je zo, de lakens zijn strak verschoond.
Ze duwt me achterover op de lakens. Ik ril. Ben zeventien.
Dan trekt ze onder mijn bewondering haar kleren uit, één voor één. Ik hoor de trein
in de verte daveren. Ze ploft naast me neer en ik zeg dodelijk: Waarom?
Zij drukt mijn gezicht gevaarlijk plat, ik ruik de muffe matras al half. Geef me over.
Nu alle lust is gesmoord wint de slaap gemakkelijk. Ik lig naast haar en staar door
halfgesloten ogen onder de lakens naar haar billen. Mijn hart bonkt.
Even later bonkt het kussen in mijn oor en wordt alles zwart.
Het duurt lang voor ik weer in beweging kom.
Roxy is inmiddels verdwenen.

Mooi

Writer’s block, 2012, acryl, 40 x 60 cm

Blokkade

Zijn silhouet was half ingedut en zweeg totaal.
Voor het raam hing een oud, rafelig gordijn dat zelden werd dichtgeschoven.
Hij deed alsof hij een icoon was van een onbekende heilige. Nou ja, onbekend,
hij was die heilige eigenlijk zelf. Hij was altijd alles zelf.
Maar nu had hij al een tijdje niets meer te zeggen. Er kwam niets meer uit
zijn geweldig hoofd. Al het gereedschap lag te verroesten. De boom was om-
gehakt. De wind gierde vol overgave en in volle vrijheid door de kieren van
zijn lege ziel. Je zou misschien nog kunnen zeggen dat hij sprak in zwijgen.
Hij had het zwaar. Niets bereikte zelfs de rand.
Het grote bellenblazen is nu voorbij had zijn vriendin nog half plagend en dus
serieus gezegd. Voortaan moest hij wonen in eigen leegheid en dat valt niet
mee voor een wanhopig figuur. De gelukzaligheid van vroeger was totaal weg.
Hij was volgens eigen zeggen van de werkelijkheid weggerukt. Kon er totaal
geen grip meer op krijgen. Deze blokkade was gewoon te groot.
Voor het ontwaken van enig zelfbesef moet je meer terugverlangen.
Hij schoot handelend te kort. Ieder middelpunt verplaatste zich per direct.
De meeste uren van zijn leven waren buiten hem om. Alles leek verloren.
Maar toen kwam de flirt en die verloste hem van zijn weemoed.
Zijn verlangen begon weer zonder pijn te groeien. Hij ontsloeg zichzelf als
het ware en begon over nieuwe grenzen heen te trekken. Verbijsterend wat een
mens kan doen als de verveling niet meer plaagt!
En zo kwam hij uiteindelijk in hogere kringen en zag de vrouw van zijn leven.
In waarheid werden ze meer dan gelukkig, ondanks moeheid van vorige eeuwen.
Alles was zo mooi dat het best waar kon zijn.

P.M.

Mondriaan, verliefd, 1999, acryl, 30 x 40 cm

Veel te strak beeld

Half gedraaid tuurt Piet meer dan hij kijkt.
Hij lijkt of kijkt betrapt. Zijn gefronste wenkbrauwen willen iets gaan roepen
maar worden tegengehouden door eigen, vreemde innerlijkheid. Er is een licht
blauw schijnsel op zijn bleke kop, waardoor het wel kunststof lijkt.
Hij ziet er wat verkleumd uit die Piet. Schijnt het altijd koud te hebben.
Zijn neuspuntje is licht rozig van het vele snuiten.
Ineens beweegt hij toch, wordt van onscherp scherp. Is dit zijn drama? Zijn
blik is naar beneden gericht, hij ziet iets wat rechts voor hem plaats vindt.
Wij zien het niet. Wij kunnen het niet zien. Wij zijn niet abstract genoeg.
Nu is het duidelijk voor de toeschouwer deze man is verliefd! Uit voorzorg
heeft hij zijn linkerhand iets achter het lichaam, dan ben je beter in balans.
Er staat iets te gebeuren hoop je.
Zijn krampachtige blik is zo streng dat de hele omgeving mee strak wordt.
De hele omgeving ontkomt niet aan zijn wetten en doet rechtlijnig mee.
Zij steekt mooi af tegen de volrijpe, grijze achtergrond. Superfraai!
Dit is pas een mooi gezicht!
Dan doet Piet zijn veel te dunne lippen iets uit elkaar. Hij lijkt zelfs met
zijn spitse neus te kijken en zet het op een over-acteren.
Pas op Piet, zeg ik.
Hij knikt; hij begrijpt het en probeert het opnieuw en anders.
Maar hoe weet je nu als je naar het beeld ziet dat het februari is?
Met de blik van een aasgier?