Troost / trots

De beperking van het beest, 1986, aquarel, A4

De brieven

Beste Lucy,

Meeliften op de tranen van oud verdriet, zo zou ik je laatste werk omschrijven.
Tegelijk vond ik het ook een mooie zin. Wat zou het eigenlijk betekenen?
Misschien vind je mij een pratende dode steen of gewoon een mopperkont.
Dat kan en mag. Ik mag ze beide even zeer en ben geen watje.

Hartelijke groet, Kees.

Beste Kees,

Ik was even weg, ik bedoel niet echt weg, maar andere dingen aan het doen.
Bij jouw rotsen is mijn heuveltje natuurlijk nietig en niks, maar dat komt doordat
rotsen nu eenmaal rotsen zijn. Kan je dat volgen?
Vraagje: kun je mij niet een recept geven om af te komen van mijn eeuwige getob
over wat er eerder was: het idee of de uitvoering ervan? Ik bedoel wat is nu eigen-
lijk een werk?
Misschien kun je het me uitleggen bij een etentje in Amsterdam. Waar hou je niet van?

Groet, Lucy.

Onvrij

De ijsman, 2001, tekening, 50 x 65 cm

Blauwe man

Wie was je dat je zelfs dit hebt meegebracht? Overal zette je vreemde muren op,
zodat de oude kamers niet meer herkend werden.
Wie was je dat je niemand kon zijn? Duizend zwart-wit krassen liet je achter, maar
waar was jij? In het huis van je ouders leek alles nog vertrouwd, maar toen je van
ons vervreemde was het net een verlaten schapenstal.
Hier hoef je niet te fluisteren. Hier ben je vrij. Hier vallen schaduwen wit uit. Hier
is niets nodig, hier is alles welkom, hier is de buitenkant van de woorden nooit
hetzelfde.
Je hoeft niet te fluisteren, maar ook niet te schreeuwen. Niemand hoort je. Wees gerust,
er komt nooit iemand. Niemand bezoekt je. Je duisternis beperkt je horizon.
Tot zover de berg, die je zelf creëerde. Tot zover de berg onder je arm.
Pas wanneer je je beeld hebt verlaten ga ik je opzoeken en omring ik je met dampende thee.
Dan stuur ik je een ansichtkaart waarop met een blauw potlood staat geschreven:
Ik houd veel van U.

 

Oud verhaal

Denkhoofd, 1984, acryl, 40 x 60 cm

Jaloers, toen

Een ander verhaal uit 2003:

Toen het volle maan was en ik kwaad buiten zat, had iemand de televisie zo
keihard aan dat het net voelde of iemand steeds een mes in mijn buik zette.
Bovendien bleven de vleermuizen daardoor ook weg, met zoveel lawaai konden
ze niet stil lus-vliegen.
Toen ik naar binnen liep was je deur dicht en wilde je niet luisteren. Ik heb
geklopt, maar het bleef stil.
Toen ik je riep kon ik niet meer roepen. Mijn stem stokte, bleef ergens in de keel
steken. Ik voelde mijn hart steeds sneller kloppen. Mijn keel was twee keer zo dik.
Toen hoorde ik je voetstap. Voorzichtig kwam je van achteren en fluisterde: Je
hebt gelijk, ik ben jaloers. Gevolgd door een nog kleinere sorry.
Toen kuste ik je, was gerustgesteld en haalde bier, opende mijn blouse, het was
juli met volle maan en liet mijn bh roodglanzen in het licht.
We kunnen het samen, voelde het. De weg van alles is vlees en we kennen onze
eigen sterfelijkheid tot in de vingertoppen.
Een merel zou hier zo van kunnen fluiten, als hij niet al sliep.
Morgen is er weer zo’n dag.

Vergane glorie

Verkleefd figuur, 2010, boek 100, pagina 30

Verschuiving

Hij was in zichzelf herrezen, als een soort nieuwe Adam. Zijn vrouw zag hem met
nieuwe ogen en al snel lagen kleren en tijd op de grond. Aan de rand van de we-
reld herrees een eeuwigheid.
Wat zij echt zo mooi vond was dat het dagdromen geen einde meer kende. Alles
leek op alles in de vochtige vormen van haar geest.
Ondertussen maakte hij nogal wat herrie. Het dierlijke in hem kwam kennelijk los.
Wanhoop, wellust en weelde werden woest. Hij was een beul in eigen gedachten
en misschien ook wel in de hare.
Pas toen de wrede wereld van de klok de uren weer aangaf doofden de vlammen.
Het kreunen, kermen, piepen, mauwen en zuchten was voorbij. De stilte werd
hoorbaar.
Verdamping is vergane glorie. De grot wordt tunnel en tenslotte sloot. Algen zijn
opnieuw haren. Zijn bulderende bas blaft niet meer. Als een kip zonder kop zijn ze
alle kleine woordjes vergeten. Wat rest zijn de brandende probeersels.
Het bed is weer een dommig ding.
Het is zondag. Tijd om een ingezonden brief te schrijven.
Niets daarvan. Alleen verkreukelde proppen vullen de prullenmand.
Hij zwijgt na deze verschuiving.

Hij/zij

David, 2010, tekening, A4

Fictief terug

Hij:
Ik kom net terug van mijn zuster, het is al laat, ik ga meteen naar bed, ik ben
geradbraakt. Ik was blij met je belletje en vond het jammer dat ik je niet echt zag.
Maar waarom schreef je me niet?
Zij:
Morgen wacht ik op je in ons café. Ik zal werkelijk goed gehumeurd zijn en leuk.
Je komt toch? Het is niet dat ik niet van je houd, wees niet verbaasd als er geen
briefje van mij is. Ik wacht graag en dan is het te laat.
Hij:
Ik geloof je. Uiteindelijk is papier ook maar papier en beetje bij beetje zegt mijn
verstand dat ik niet zo ongeduldig moet zijn. Een dag zonder post is een dag niet
geleefd. Ik zie je nog de straat uitlopen zonder dat je achterom keek. Wat ben je
wreed. Ik zou zo graag een wandeling met je willen maken.
Zij:
Wat zullen we nu hebben? Ik zeg alles met mijn eerlijkste ogen en dat moet vol-
doende zijn. Als je me niet meer wilt wil je het dan zeggen?
Moet je horen, ik ben heel erg, maar dan echt heel erg toegewijd aan je. Denk
daar liever aan. Vertrouw rechtstreeks op mijn oprechte liefde voor je.
Hij:
Je maakt me meer dan gelukkig. Vandaag is het precies een maand geleden dat je
me je foto stuurde. Ik kan mijn blijdschap nog niet op. Ik heb nu het volste ver-
trouwen in je. We hebben elkaar tenslotte al vijf keer gezien.
Het komt goed als het al niet goed is.
Dat is waar ook, het schiet me net te binnen dat ik morgen….ach, laat maar, het is
niet belangrijk. Ik zie je morgen in ons café. Ik ga nu echt naar bed.
Zij:
Doe dat. Duizend maal pardon dat ik je lastig val. De veer van de oude gedachte
die ik in mijn hoofd heb is gesprongen en mijn verstand, dat toch al niet bestond,
deed even tr-tr-tr-tt-rrrrr.
Ik ga ook slapen, precies op het moment dat ik het zeg.

Minstreel

Rood hoofd, nastudie, 2010, tekening, A4

Vreemd

Een mens laat zich graag likken door licht en geluid. Als je daar bij stilstaat is dat
op zijn minst vreemd. Vooral omdat één oog al diep in de huid kan boren.
Dat laatste is immers nodig om in de diepte van hart en nieren te komen. Je moet
het proeven om geen ijspegel voor elkaar te blijven.
Zijn lege, gouden kaken vingen niets meer op. Hij schaamde zich omdat hij niet
goed had opgelet en was gefotografeerd tussen dronken vrouwen. Wat een mens
al niet moet ondergaan! Rood werd dus het hoofd.
De mens is iets wat nog begonnen moet worden. Overwinningen en zegetochten
krijg je niet zomaar cadeau. Dus haalt hij zijn neus uit de vuilnisbelt en wordt later
een held door tegen de vrouwen te zeggen dat niet vet vlees goed vlees is.
Zij zijn al te graag slank en struikelen niet over zijn geminstreel. Hun zachte, roze
buiken gaan er hemels van glimmen en zetten vol op.
Maanden later blijkt de zon een natte neus te hebben. Onverwacht baren ze hun
kind. De hartlijn kent nauwlettend de melkweg.

Slappe kleur

Nachthand, 2012, acryl, 30 x 30 cm

In het licht van de nacht

Het licht had een overdreven slappe kleur gekregen, een vaal en groezelig beige.
Daardoor leek de ruimte tussen de dingen groter dan normaal. Ook klonken de
geluiden gescheiden van elkaar, maar dat had je wel mee in de nacht. Als je ze
hoorde hielden ze abrupt op, alsof er iemand was die alles afbrak. Vreemd genoeg
voelde alles wel warmer aan, wat beslist prettig was, het werd nooit een onver-
draagbare hitte.
In die atmosfeer sloten alle bloemblaadjes om een nieuwe, mooie compositie van
de ruimte te maken. Licht en kleur kunnen soms in onderling verband onverwacht
verfrissend uit de hoek komen, daar weten kunstenaars alles van.
Ik dacht ook dat de nacht alleen maar kon heersen omdat hij de dag achter zich
liet. Zonder iets te zeggen natuurlijk. De nacht is nogal donker en heimelijk.
Ik kon dat bedenken omdat ik benieuwd ben naar gevoelens en als het nacht is
voel ik meer.
Het duurt even, maar dan merk ik mijn andere gevoel. Het is een bijzonder sterk
en beminnelijk gevoel, ik ben vrij. Niets kan mij meer afleiden, het interesseert me
niet of alles nog op zijn of haar plaats is. Ik ben één met mijn tijd.
Dan komt er zomaar een soort beloning, die alleen voor mij bestemd is, aan.
Ik voel me licht gestreeld in mijn ijdelheid, maar doe of het de gewoonste zaak
van de wereld is. Wat dan volgt is een prettige wijze van zin zonder moeheid.
In het licht van de nacht ben ik de koning, dan vergeet ik zelfs mijn intellect,
omdat ik met alles leef en niet denk.
Soms denk ik dat de nacht mij bemint. Dat zal wel te dichterlijk zijn. De nacht
vindt me hoogstens sympathiek.

Hansworst

Beheerst toeval, 2008, boek 97, pag.34

Nozelhoofd

Geef mij maar het hoofd van een te pletterloper. Het onnozele ervan is dat het
geen weet heeft. Geen weet van alles rondom. Het hoofd lijkt beheerst maar is
onnozel. Ook het gemoed wil niet uitpuilen. Deze persoon bukt zich voortdurend
voorover om iets onzichtbaars op te rapen.
Een oud woord voor deze figuur is schraalhans of kaalhans. Bij hem is niks te
halen of het zou armoede moeten zijn. En wie zit daar om verlegen? Je kunt ook
maar beter niet bij deze hansworst gaan eten, er ligt niets op het bord.
Ik weet dat ik mijzelf moet schrappen voordat ik te pletter loop, hoorde ik hem
laatst nog zeggen. Maar het was al te laat. Alleen de laatste woorden bleven
hangen. Hij had zich bevrijd van zijn onnozelschap, hij zou niemand meer lastig
vallen. In de sfeer van verrukking was dit een mooi lied. Ook mooi was dat deze
dooie hans nooit het verlangen naar emotie kende. Hij mistte het dus ook niet.
Op die manier heeft hij zichzelf behoed voor veel pijn, angst, verlangen.
Hij moet veel tijd over hebben gehad, zeg ik als groot vertolker van het leven.
Kijk, ik weet hoe de liefde zijn geur verspreidt: onder de lindenboom.
Ga daar maar eens zitten. Het liefs naakt in een joppertje. En als de schemer het
lage licht van geduld prijs geeft, dan laten ijverige spinnen je het geheim zien.
Probeer het maar eens uit en mail me je bevindingen.

Overspannen

Some Night, 2001, acryl, 30 x 30 cm

Toen is geweest

Halverwege leg ik het gesprek stil. Ik heb er schoon genoeg van, waarom moet hij
zijn hart altijd zo luchten ? En bij mij? Fel zeg ik: Waarom altijd zo autobiografisch?
We zitten toch allemaal ergens in dezelfde shit?
Hij pruttelt nog wat na, iedereen maakt toch gebruik van zijn leven? Waarom
mag het niet over jezelf gaan? Kan ik het helpen dat ik zoveel beleef?
We stonden mijlenver tegenover elkaar blijkbaar.
Nou ja, ik deed misschien ook wel wat overdreven en waarschijnlijk was ook niet
alles echt voor hem bedoeld, maar al dat gezeur en gestamel over toen en toen
en ik en ik was ik zat. Dus benadrukte ik nogmaals dat hij nogal in hoofdletters
sprak.
Je bent overspannen, liet hij weten.
En dat was waar. Van schrik tik ik nogal hard met mijn aansteker op de houten
tafel. Over irritaties gesproken! En nog wel in het centrum van de stad! Ik zag zijn
strakke blik en hield er mee op. Van mijn moeder wist ik nog dat dodende blikken
een waarschuwing vooraf zijn. Dan moest je oppassen voor een lel, dus koos ik
eieren voor mijn geld en stelde me wat vriendelijker op.
Over doden, de mensen die er niet meer zijn, kun je blijven praten, vulde ik aan,
die hebben geen weerwoord meer en dus is het ongevaarlijk om ze iets te laten
zeggen. Het heelal zal niets missen. Fantaseer er op los!
Toen vielen we meer samen. Vroeger was toen is zo’n mooi begrip.
Hij haalde spontaan een frase uit een mooi gedicht aan:

je sterft gewoon, sprak ze
uit de binnentuin kwam ze op stamelvoeten
die nacht was het niet de wind in de oleanders

de rest was hij vergeten net als de naam van de dichteres.
Het verleden wordt steeds leger, het vergeten groter.

Stille nacht

Blauwe man, 1997, acryl, 30 x 40 cm

Blauwe nacht

Hij schudde zijn hoofd zoals een roofdier dat kan doen in een kraag van zand.
Boven onze ogen leek hij wel zeven meter hoog, maar dat kwam door de nacht.
In de nacht verlies je alle ruimte.
Hij kraaide littekens in de stilte. Kijk, zei hij, ik wil weten waar al die valse voor-
wendselen vandaan komen. Kan iemand mij dat even vertellen?
Natuurlijk bleef het toen net zo stil als daarvoor. Zelfs de aangeschoten wieken
klapten niets meer uit hun mouw.
De avond werd kouder en kouder, het landschap liet een lege zaal zien. Op zulke
momenten krijg je niet de dolle hondenglimlach op je gezicht of je zou moeten
omvallen van de honger. Allen die zonder licht leven zouden nu hun ijzeren
longen moeten blikschreeuwen. Met volle kracht en hoge snelheid, het is erg
gewenst. De nacht schroeft nogmaals zijn helse vleugelmoeren aan.

Zo kan je dan als authentieke slaapwandelaar ineens op de hei staan. Het voelt
aan als een koud circus waarbij het publiek allang slaapt. De wereld is leeg.
Je zoekt met moeite je weg weer naar huis. Daar kan je dan verder schamen.