Koudvuur

Puber, 2013, schets

2013_puber_schets_k

Minstens twee gezichten

Ons oog is steeds bewogen door een ander levend oog. Het licht,
het opgetogen licht, leidt ons omhoog, ver boven ons zelf uit.
En dan in die hoogste verte zie je, met een beetje goede wil, de
aarde als herboren. Wie weet ook nog een behouden huis.
Als de maan het toelaat kun je in de nacht naar alle uithoeken
gaan, je bent immers een waanzinnige, kosmische puberaap.
Hou daarbij je gedachten goed vast, die willen nog wel eens op de
loop gaan. Pas vooral op voor vrouwen die plotseling naakt gaan
staan. Zij zeggen raak mij aan, ik wil bestaan. Voordat je het weet
sta je brandend in het schimmenrijk, waar de beulen zelfs voor weg-
vluchten (een ploeg Poolse Polen moet dat dan weer opruimen).
Wacht liever in de schatkamer der blinden. In de overgrote nacht
is daar veel te beleven.
Het begint met een ontspannende voetwassing met het overtollige
melk van wereldse minnen. Daarna eet je samen met alle anderen
van het zonovergoten, goudgele honingbrood. Er is altijd genoeg in
deze schatkamer (anders zou het wel anders heten).
Al het koudvuur is in een verre hoek begraven, hier is alleen maar
verheugde warmte. Verschrikte vergetelheid en foute vrede zijn
voor altijd vredig weggeveegd, Hier is nergens meer iets te vinden.
Tegen dit hedendaags taai bindweefsel is geen kruid gewassen. Men
zegt dat de schaduwen hier minstens twee gezichten hebben.
Nadat je al deze malligheid kauwend hebt gegeten en hebt bekeken
weet je dat je voortaan niet meer onmondig in de wereld zal staan.
Het liedje van nee-nee-nee is leeggelopen.
De jaloerse almacht zal zich ontevreden voelen, wordt onmacht.
Onder de zotskap is alles perfect.
Met een verschrikkelijke vrijheid zullen wij het leven breken en de
laatste beelden en tekenen aan stukken slaan.
Eerst moet een ander levend oog zich bewegen. Daarna worden alle
neuzen snel geteld en ligt het perspectief vol ongeregeld puin.

Nieuwe heer

Ruimte, 2011, tekening, A4

2011_ruimte_k

Meer dan lege lengte

Een ruimte viert het feest van de vrijheid, de nieuwe bewoners
moeten de sleutel nog halen. Zo hoor je de zalen nog heilig hol
klinken, alsof het eeuwig middeleeuwen blijft. De vrijheid is mooi
als ze je toelacht, het is immers de vriend van blijheid.
Veel later zullen hier heel andere dingen klinken. Verboden spelen
zullen vals gespeeld worden. Onderonsjes wegen dan zwaar. Er zal
op de tafel geslagen worden als het eten niet snel genoeg verschijnt.
Aan de andere kant is dit gebouw meer dan lege lengte. Het heeft
ook nog eens een brave breedte en een heerlijke hoogte, waardoor
je een diepe diepte krijgt. De gewenste grootte is een groot wonder
op zich.
De aankomende heer des huizes heeft dit gebouw laten plaatsen,
geen lapzwanzige dwaas, flierefluiter, geitenbreier, klungel, lam-
melinge lamzak, lanterfant, lanterfanter, lapsoes, leegloper, lijn-
trekker, luilak, nietsnut, niksnut, makelaar kwam er aan te pas.
Meneer de Opdrachtgever wist wat hij wilde en stuurde alle kleine
half ontevreden opscheppers weg.
Laat hem dus straks wakker worden in dat huis waar hij op eigen
grond mag vloeken, zonder dat hij zijn benauwde dwanggedachten
op hoeft te ruimen. Laat oude gedachten mooi achteloos verstoffen
lijkt me hier een goed recept.
De nieuwe heer zal hier gelukkig zijn.

Tijdloos

Frau im Kopf, 2009, acryl, 30 x 40 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

De vrouw in haar

De tijd staat in haar stil. Tenminste zo lijkt het.
Het luie uur heeft te veel aan haar getrokken. Daardoor lijkt ze op
een kind dat zich verveelt.
Zelfs uit haar meest blije woorden sijpelt een soort droefheid.
Ze kan er niets aan doen. Gewoon bij de geboorte meegekregen.
Haar tijd staat zo stil dat je haar met gemak in kan halen.
Ze heeft niet eens door dat je haar ondertussen hebt ingehaald.
Kalm en koel verdoezelt ze alles wat ze tot nu toe weet.
Daar moet je sterk voor zijn. Zij kan dat.
Het mooie is ook dat ze niets hoeft te rekken.
Rekken is tijd en zij rekt tijdloos. Tijdloos tot ze oud  is zonder het
te weten. Waarschijnlijk vergeet ze om zich te voelen.
Ook:
De vrouw in haar is altijd op dreef.
Ze wacht niet tot de wolk in haar ogen groeit, zij pakt haar blik en
haar moment.  Dan is ze het meisje met de heldere, blauwe ogen
met het vlashaar. Ze danst tot de alcohol helemaal in het achter-
hoofd zit. Ze blijft onverwacht stevig aanvoelen.
De wisselingen van haar gedrag vallen natuurlijk wel op.
Vreemd genoeg trekt ze alle mannen uit de stoel.
Ik kan niet uitleggen waarom ik op haar val.
Misschien is het het bijzondere wat ik aan haar vindt wel het stuk
wat helemaal niets bijzonder is. Het is onbenoembaar.
Ze is zo heel bijzonder en toch erg gewoon.
En zo zijn er meer van die momenten bewaard gebleven in mijn
herinnering.
Het liefst zou ik nu horen: Ga zitten en eet je bord leeg!
Moeder heeft geen tijd voor gezeur. Ik barst van de honger.

Staart

Het vertrek, 2009, acryl, 50 x 100 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Het dakraam

Al meer dan vijfentwintig jaar lig ik onder hetzelfde dakraam,
zoals kind onder een ander raam. Je ziet altijd maar een klein
stukje wereld, weet nauwelijks wat voor weer het is. Je maakt je
eigen wereld. Als kind zag ik toen een dikke kattenstaart voorbij
lopen. Steeds nerveus heen en weer gedrentel, klaaglijk gemiauw,
maar ik durfde het beestje niet binnen te laten. Wij mochten geen
dieren. Ook niet stiekem. Wel gaf ik het niet welkome diertje alvast
een naam: Sloos. Er was vast geen kat die zo heette.
Helaas droop de kat af, zocht en vond zijn eigen huisje. Nog steeds
zie ik die staart zich aftekenen tegen de blanke, overbelichte lucht.
Mooier kan niet.
Hier in dit huis zal me dat niet gebeuren. Er wonen alleen maar
binnenkatten in de buurt. Die snuiven alleen binnenlucht op en
vragen steeds meer vlees om grammetjes aan te komen. Geen
spieren maar spek. Ze piepen alleen nog dierlijk.
Nu neemt het verhaal een wending.
Ik was weer thuis, weer kind. De avond liet zich bij ons vallen.
Heel langzaam, alsof een voile voor de zon werd geschoven.
Daarna werd het nadrukkelijk schemer. Zo duister dat je bijna
naar bed moest.
Nog even een formulier klaar maken – zei vader en ging weer
achter zijn typemachine zitten.
Onder welke naam wil je op mijn lijst? – vroeg hij mij – Hoe je
van achter heet, hoeft de klant niet te weten. De meeste van
onze jongens hebben een nieuwe voornaam bedacht…Darius,
Jeannot…Arki…
Sloos! –  wist ik.
Sloos? Was ist los – grapte mijn vader en krabde daarbij op zijn
kop. Hij stelde voor om er Kloos of Ploos van te maken.
Ik houd het bij Sloos – zei ik en voelde me wee worden in de
maagstreek.
Op dat moment sprong een zwarte kat in de vensterbank.
Mijn hoofd werd rood.

Te vol

Spijt, 2013, schets

2013_spijt_schets_k

Lucht

In de haard ligt nu een hele berg houtskool. De houtblokken vatten
meteen vlam, als berkenschors. Vlak voor de haard ligt een dik
blok hout. Je kunt er op gaan zitten en in je eentje goed nadenken.
Zeker in het donker.
Alleen uit de spleten van de haard komt wat licht, het speelt over
de vloer, op de wanden, op het plafond. Er komt veel in je op, zo-
veel dat het hoofd te vol raakt. Soms zijn je herinneringen te veel.
Je zit te grijnzen, omdat je ineens weer weet hoe je de eerste keer
een meisje naar huis bracht. Je hoort het klikklakken van passen.
Je voelt weer de warme spanning, de belofte…
Het is heet in de kamer, Buiten vriest het. Ik voel me behaaglijk,
alles is goed. Al sinds mijn jongensjaren is alles goed. Ik knijp mijn
ogen half dicht van genoegen en spijt. Het zit er half tussen in.
In de winter is het vaak te stil, er is te veel tijd. Je kunt je zomaar
eenzaam gaan voelen. Eenzaamheid deprimeert, maakt je hoofd
gek. Als het witte rijk regeert worden je hersens blind, overbelicht.
Ineens krijg je bezoek. Je kijkt elkaar een tijdje zwijgend aan.
Ben je alleen? – vraagt de nieuwkomer.
Ja, kom verder, waarom sta je daar te verkleumen?
De jongen loopt direct naar de warme haard, doet zijn handschoen
uit, stopt ze bij gebrek aan zakken onder zijn armen en strekt zijn
handen uit naar het vuur.
Je hoofd is te vol – zegt hij tegen mij, zonder me aan te kijken.
Ik knik, ben benieuwd wat er verder gaat gebeuren.
Dan pakt hij plotseling mijn hoofd vast en scheurt het van achteren
open. Dat geeft meteen lucht en ik krul op. Er verschijnen lichtjes
op de jukbeenderen. Het voelt feestelijk warm als een verlate Kerst.
Opnieuw strekt hij zijn handen naar de haard. Het zijn geen werk-
handen. Te gezond. Hij zucht.
En nu ben ik moe – zegt de vreemdeling.
Net als de sneeuw, die is al gaan liggen – geeuw ik verlicht terug.
Voordat we gaan slapen smelten we nog even wat sneeuw in een
keteltje, lengen het aan met alcohol, drinken het op, eten er spek
bij.
Binnenkort is het weer lente – spreken we in koor en dromen weg.
En dan komen de vrouwen uit hun hol voor een prettig gesprek. Zij
kennen de lichtjes van de grote stad. Het trekt je aan. Je voelt je
even eeuwig. Niets is meer zo als vroeger.
Ik kijk uit naar iets wat ik onder mijn lege hoofd kan leggen, vind
een zachte borst.
Wat heerlijk – zeg ik om de een of andere reden.
Tegen de ochtend is alles hier weer ijskoud en is mijn hoofd opnieuw
barstens vol.

Oude meester

Noorwegen (Fjord), 1979, olieverf, 300 x 30 cm

1979_noorwegenlandschap

Fors fjord

Ergens in de jaren zeventig was ik een aantal weken in Noorwegen,
vooral om het werk van Edvard Munch te bekijken. In die tijd voel-
de ik me sterk verwant aan hem, al was ik dan minder somber en
wat minder bekwaam. Ik bewonder nog steeds zijn teken- en schil-
derhand. Je ziet dat hij alles doorvoeld terwijl hij werkt, alle vlin-
ders vliegen vrij. Hij doet geen kunstje. Alles is echt. Voor wie
vanuit de stad in de sterren kijkt wordt het heimwee verlost van
zijn ingekeerdheid in zichzelf, van de fixatie op het gevoel die de
gebrokenheid doet vergeten. Dan wordt de heimwee herinnering
aan iets wat definitief verloren, geschonden, verdwenen of onbe-
reikbaar is.
Als een schreeuw zonder geluid hoorde ik die klank over het stille,
rimpelloze water van een fjord. Volledig verlies bestaat niet in deze
omgeving. Alles lijkt op het eerste gezicht onbewoond, maar bij
inzooming zie je het leven met te weinig licht. De mensen houden
hier de deur graag dicht. Je moet binnenglippen via een kier. Pas
in het voorjaar, als de liefde inzet, gaat het hier dooien. Dan laat
het echte land zich tijdelijk zien. Men gaat los.
Zoveel dood heeft Munch gekend, zoveel troost heeft hij gegeven.
Soms, als ik een merel hoor fluiten in de achtertuin, zie ik de lijken
gestapeld liggen. Het is mijn afwijking van de maand mei.
Van de doden niets dan goeds, ze zijn immers dood, je hoeft niets
meer te vrezen.

Verschil

De ontmoeting, 1982, acryl, 300 x 50 cm

1982_de ontmoeting

Twee mensen

Eigenlijk zou dit verhaal door twee mensen moeten worden verteld.
Een hij en een zij in een ontmoeting. Plaats: herinnering.
Hij denkt:
Je bent als een poort, een middelpuntzoekende kracht. Ik wil het
miljardste kind zijn. Een kind wat onder jouw vleugels wil blijven.
Jij bent mijn denkende vogel. Maar we zullen er niets van terecht
brengen, we leven te anders, we kijken te veel om en terug.
Ik voel me een oude God met een wandelstok, die zomaar paraplu
kan worden.
Tussen de straten ligt onze bestemming. Vergeefs zoek ik naar de
stilte in de kier, een vochtige oogglans nam het mee. Als wij uit
twee gezichten blijven bestaan worden we nooit één. Dan verstop-
pen we ons achter spiegels. Ik wil je natte hand drukken. Je zweet.
Waarom?
Zij denkt:
Jij drinkt je zure wijn, omdat je te oud bent voor mij.
Laat mij je water zijn, laat mij luisteren naar je zingende schouder.
Ik ben een kleine demon, die ongekookt ongekend is voor je. Ik
ruik je vleesgeur uit het brandend paradijs. Ik wed dat je goed kan
zingen, dat je me kan ontroeren. Je geeft me een tweede kans in
het leven, terwijl mijn rokje onwillig opwaait. Mijn hand bedekt.
Rituelen zullen volgen wanneer we=ij willen. We schuiven de dek-
sels van de pannen en kisten. Daarna gaan we een copieuze maal-
tijd bereiden. De geuren zullen paradijselijk zijn.
Ben jij een profeet?

Zonnig

Vloedlijn, 2013, schets

2013_vloedlijn_k

Nostalgie

Soms beland ik per toeval zoal niet per ongeluk in een vrolijke
zoal niet manische bui. Meestal heeft het met iets te maken, met
iets uit mijn bodemloze jeugd. In die staat voel ik me gelukkig.
Vaak denk ik terug aan de zee, het strand. Daar woonde de grote
wereld en als die er even niet was kon je die wereld gewoon gaan
scheppen. Letterlijk!
Toen:
De zee is nog naamloos blauw en video bestond nog niet, dus
je bent volkomen vrij. De dagen beginnen pas. Vervolgens schijnt
de zon altijd. Mijn herinneringen zijn mede daardoor nogal zonnig.
Je knoopt er zomaar een uurtje zonneschijn aan vast.
In die tijd verzamel ik vooral tinten. Het ene is het andere niet,
was al tot mij doorgedrongen. Schaduwen lijken nog verwisselbaar.
Zeker in mijn dromen. Je voelt je veilig, omdat de werkster altijd
lief naar je wuift. Ze kent je geheimen (later, op verjaardagen,
had ik genoeg aan haar hand, die ik dan even vast mocht houden).
De vloedlijn brengt de verrassing terug. Geen dag is hetzelfde.
Het nieuws spoelt aan, losse woorden blijven achteloos liggen.
De zon is zo warm als een meloen. We sterven niet van de honger,
omdat we tevreden zijn.
Geleid door de geur vind ik mijn ouders terug. Zij kijken enigszins
verstrooid, drukken mij een stuk koek in de hand. Ik hoor mijn hart,
dwars door mijn pols en zink weg in de aarde.
Later bleek dat ik een zonnesteek had opgelopen.
Ik dacht toen nog dat dat een heet hoedje van papier was.
Nu weet ik beter. Wie bemint blijft kind.

Literair

Rode vaas, rode waas, 2013, acryl, 180 x 100 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Veelkleurige werkelijkheid

Het lijkt wel altijd zomer in het hoofd van de schilder. De kleurig-
heid is onbeperkt. Je kan zo zien deze kunstenaar is niet bang, hij
bespeelt het hele spectrum. Hij is een uitgegroeide wonderjongen.
Waarom dan een rode waas?
Het antwoord ligt in het literaire. Waas en vaas schelen maar een
paar haaltjes. Zet een vaas voor je gezicht en je wordt zo rood als
je aan iets smerigs denkt. Dit schilderij leeft op de adem van de
maker. Hij heeft het door de jaren heen gespeeld. Kaal begonnen
in het volle jaar 2000 en nu dertien jaar later geëindigd als een
kermisstuk. Sommige werken moeten kennelijk net als wijn rijpen.
Over dit werk valt veel te zeggen, het begon als een eenzame
nachtmerrie, het eindigde als een dominerende droom, waarvan
hijzelf niet eens de inhoud kent. Het is een droom, een verlangen,
het terugkomst. Half verborgen staat het Friese woord voor terug:
werom (met nog vager erbij: oernij, Fries voor opnieuw).
Cryptisch zal het altijd wel blijven, al zingt het publiek nog zo mooi.
Wie zich uitverkoren waant zal zeker op de tong worden gepiest.
Zelf noemt de kunstenaar zijn recente uitspatting gezellig, cosy,
maar als de donkere geesten het gaan overnemen is het gedaan
met het knusse, dan zit alles je akelig dicht op je huid. Dan is het
erop of eronder.
Ondertussen:
Tussen beide werelden, genot en gruwel, schildert  de kunstenaar
zijn tuinen vol, terwijl de demonen achter een overdaad aan lelies,
rozen, chrysanten, narcissen en violen wijken. Los van hun wortels
is het paradijs.

Eigen hand

Ontmoeting in Berlijn, 1981, acryl, 175 x 50 cm

1981_ontmoeting in berlijn

Nawoord

Alweer lang geleden stond ik in het atelier van Jan de Bruin naar
zijn nieuwe schilderijen te kijken. De schilder was toen 36 jaar oud.
Hij was bezig met een langzame ontrafeling van zijn leven. Ook nam
hij afscheid van de grote schilders Mondriaan en Matisse. Natuurlijk
bleef de bewondering bestaan, maar de strengheid over hoe een
schilderij er eigenlijk uit moest zien was voorbij. Het had geen prak-
tische of bruikbare betekenis meer. Het roer moest en ging om.
Het werk Ontmoeting in Berlijn was een eerste aanzet. De nieuwe,
onzekere vrijheid gaf zoveel lucht dat hij bijna snel en roekeloos
werd. Hij werd min of meer een bravoure schilder. Geen enkele be-
zorgdheid kon hem nog hinderen, er was immers geen tijd meer voor.
Opwindend slordig zou je zijn nieuwe stijl kunnen noemen.
We stonden een tijdje te kijken naar een werkelijk werk en Jan zei:
Kijk dat rode is de waas die ik zag toen ik blind werkte. Het was een
openbaring voor me dat het kon, dat ik bleef leven. Alsof innerlijk
en uiterlijk ineens mochten samenvallen.
Je laat het ongenoegen van de vele kleuren zien, wist ik terug te
zeggen. Het rood wordt zo betrouwbaar gemaakt.
De schilder knikte hierop wat half, hij denk niet zo, hij doet gewoon,
hij laat mij met rust.
De weg naar het rood zal een doorbraak zijn, mompelde Jan verder.
Vanaf die dag schilderde hij zonder conflict, omdat het rechtlijnige
was verdwenen. Ordening en drift passen niet bij elkaar.
David Salle zei het ooit al: In wezen gaat het drama over het ver-
langen buiten zichzelf te treden.