Roken

Droom, 2013, boek 108, pagina 26

2013_droom_bk108_p26k

Respect

Onder de mensen die bereid zijn voor een ander te sterven, zijn
er ook die dat willen omdat ze zich teveel voelen, een last voor
hun omgeving. Erg zeldzaam zijn die mensen niet, hun beweeg-
redenen zijn tamelijk mager. Meestal roken ze zich met alle plezier
kapot.
Kapot door genot is al een heel oud verlangen.
Het mooie aan dit alles is dat niemand na het heengaan hoeft te
treuren. Als zo’n bedlegerig iemand nog helder van geest is zal
het probleem van eigen last en overbodigheid geregeld opspelen.
Gewoon niets van aantrekken, als je respect toont help je een
beetje, en komt er geen weerstand en dan is het snel en zomaar
gebeurd.
Niemand hoeft zich later af te vragen of de betreurde dode toch
niet liever haar/zijn eigen einde had afgewacht. Mensen die niet
willen leven moet je niet in verlegenheid brengen. Laat ze gaan.
Het gif heeft de aderen langzaam gevuld en dan sluit het web.
Punt zonder komma.
Einde verhaal.

Taal

A t/m Z, 1992, tekening, A4

1992_a t&m z_k

Avondrood

Hij probeert woorden te zien maar heeft weinig geluk. Niets valt
samen, geen woordenboek helpt. Zelfs alleen technisch schrijven
lukt niet. Wat nu?
Godzijdank is er nog de brabbeltaal. Je maakt je misschien een
beetje belachelijk, maar er staat iets. Je ridiculiseert je woorden
en dat werkt. Met wat spuug in de hand wrijf je de letters op het
papier. Je voelt: het gaat iets worden.
De avond kleurt mooi rood. Het is zijn lievelingstijd en voelt zich
een geweldige geluksvogel dat hij dit weer mag meemaken. Dit
gaat verder dan iedere, bleke realiteit. Je transformeert op dat
moment tot een volledig alfabet en hoeft niets meer te zeggen.
Voor nieuwe ideeën is dit het juiste moment. Hij hoeft niet perse
verrassend over te komen, hij is geen revolutionair. Doe je zegje
is al meer dan genoeg voor hem.
Zijn onderwerpen liggen voor het oprapen en gaan vaak  over de
bevrijde vrouw. Hun succes, betere seks, stijl biedt hem veel troost.
Troost?
Zijn schuldgevoel verkoopt al die praatjes. Zo prijst hij zijn krach-
tige boodschap aan. Dat maakt zijn leven een stuk aangenamer.
Hij heeft veel lezeressen die ook een troostkick krijgen. Het is hun
onbevredigde fopspeen. Dit aangeprezen product is van groot nut.
Alle alternatieven zijn overbodig.
Is dat schizofreen?

Nivea

Old, 2008, tekening, A4

2008_old_k

Denkbeeldig verleden

Hij wil zo graag terug naar de ziel. Het lukt hem niet, zeker niet op zijn
verjaardag. Zijn vrienden proberen hem daarbij van harte te helpen,
maar komen niet verder dan zijn cruciale periode.
Cruciale periode? Uit zijn hele leven?
Een jeugdzonde leeft heel erg in zijn tijdverhuizing. Hij noemde haar
meestal zijn hongernonnetje, want ze had nooit ergens genoeg van.
In zijn uiterste verbeelding ziet hij haar dan weer, zijn jeugdliefde,
zijn onderste onderdeel van ooit, zijn alles.
Eerst komen de kleine, grijze stofjes bovendrijven en dan later, na
het optrekken van de miezermist, ziet hij haar stil zweven in een
ruimte die hij eerst niet thuis kan brengen. Later blijkt het haar piep
klein huisje te zijn (je kon er je kont niet eens ongevraagd keren).
De deur staat altijd open. Iedereen is welkom.
Hij ruikt een vleugje Nivea. Voelt de hitte van de felle kachel.
Daarna ruikt hij weer het zoet van vanille of een andere ontbrekende
geur. Alles hoort bij haar, bij haar miezerigheid. Zij draagt veel sjaals.
Haar ogen staan vaak vochtig. Ze houdt van stamppot.

Natuurlijk is dit allemaal niet zo, maar hij wil het zo. Met weinig
moeite kan hij haar gedachten lezen als hij haar lachende rimpeltjes
ziet. Zij is ineens toegankelijk in dit denkbeeldig verleden. Ze laat zich
graag bekijken als onverwacht cadeau. Hij pakt haar voorzichtig uit.
Ze ruikt haar aangename zweetgeur.
Ze lachen verlegen naar elkaar.
Knallen met de lekkerste handen.
Ze graaien naar achteren, naar voren, pakken het vlees.
De vuurdruppels lopen over, het zaad spat.

Hondenleven

Zwartsel, 2013, boek 108, pagina, 20

2013_zwartsel_bk108_pg20k

Fata Nero

Als iets lang geleden is is het meer van nu. Toch is het niet uit je
lijf. Zo kan ik soms nog wel de schaduw van mijn hond Tjoepie
zien, terwijl hij toch al in 87 stierf. Mijn hond was zwart, mijn ge-
dachten aan hem zijn dat niet. Ik heb gevoeld hoe koud hij werd,
terwijl hij voor mij warm bleef.
Soms als ik een zwarte gedachte heb denk ik daaraan, een zwarte
gedachte is een koude hond. Bij het uitspreken of voelen van die
hond is al het zwarte meteen weg. Zwarte gedachten willen niet
in mij wonen, ik heb er niet het talent voor. Daarom vinden som-
mige mensen mij ook licht (wat natuurlijk grote onzin is).
Kijk, iets kan beginnen met een zandkorrel of een zwarte splinter.
Als het zich in je huid gaat hechten heb je zomaar een doorn in je
vlees. Die ene spat wordt dan een ziekmakende rivier, die ’s nachts
langs je benen omhoog waait en je totaal gaat bedekken. Dat heet
opstuivend duister.
Je moet die kruimels opzij schuiven. Je hebt er niks aan. Verzin
liever dat de tafel een tuin is en de kruimels het zonlicht. Veeg het
samen tot een glinsterend hoopje. Bedek het zware zwart ermee.
Wanneer ik mijn ogen sluit, verzin ik Tjoepie naast me. Hij is niet
meer een stervende bloem, een verwelkend visioen. Als ik wil voel
ik zijn adem op mijn huid.
Maar nu wil ik niet.

Grijze man

Grey Out, 1999, acryl, 100 x 50 cm

1999_grey-out_k

Regendag

De dag bleef grijs. Hij ook. Had een ander een burn out, dan hij
beslist een grey out. Geen greintje kleur van binnen of van buiten
te bekennen. Een beetje zonlicht deed hem al gauw zeer aan de
ogen.
Tijd om een muziekje op te zetten misschien.
Intimiteit, openheid of een directe omgang met mensen was niets
voor hem. Als kijker heb je genoeg aan jezelf. Je bent zomaar uit
evenwicht met een grimmig randje. Het kon hem niet schelen hoe
ze over hem dachten of praten. Het klopte so wie so niet.
Tijd om een muziekje op te zetten misschien.
Soms zien we hem aan zijn bureau zitten. Het is meteen duidelijk
wie hij nu precies is. Het blijkt de broer van Anna te zijn. Een wat
vrouwelijke broer, geen vrolijk type. Met één oog lijkt hij dwars
door je heen te kijken, het andere oog is diep weg en leeg. Hij kijkt
of hij niet gestoord wil worden. Nu niet, nooit niet. Soms plukt hij
dromerig in zijn haar. Diep in gedachten verzonken leeft hij in zijn
volle fantasiewereld, die niet de onze is.
Tijd om een muziekje op te zetten misschien.
Bij wijze van uitzondering draagt hij soms de gevoelens van anderen
uit. Dan heeft hij een goede dag, een dag met kleur. Als je goed op-
let hoor je hem fluisteren: Durf jij vlinders vrij te laten vliegen?
Vreemd. Het is vast een project in zijn hoofd. Hij denkt veel na.
Soms zegt hij ook wel van die dik aangezette zinnen als: Ik gebruik
mijn gezicht als een doek.
Wat moeten we er van denken? Dat hij met zijn neusvleugels kan
communiseren?
Tijd om een muziekje op te zetten misschien.
Doe het dan ook!

http://www.youtube.com/watch?v=fXZR4zxMDeA&feature=player_embedded#!

Gebaar

Wond – wonder, 2013, schets

2013_wond-wonder_k

Zonlicht

Vanuit grote hoogte stroomt het enorme licht naar de aarde.
Het is een groot wonder dat het daar landt. De werkruimte van
het licht is groot, beslaat een halve aarde. Het bereikt zo ook het
strand van Holland, waar op de achtergrond de zee meestal als
klassieke muziek mee babbelt.
In de zomer van 2000 leidde dit tot een mooi tafereel.
Als je niet beter wist zou je denken dat hier iemand flink voor Oerol
aan het oefenen was. Ze droeg een tot de grond lang rietjes rokje,
om zo haar vermeende maagdelijkheid aan te geven. Zelf wist ze
beter.
Misschien deug ik niet voor echte vriendschap – hoorde je haar zacht
zeggen. Maar hoe weet je dat nou? Wanneer deugt iets eigenlijk? Is
het een vorm van selfservice, zoals mediteren? Ze murmelende nog
heel wat onverstaanbare klanken, op zoek naar rust en houding.
Toen kwam er uit het niets een grote vogel aanzweven. Samen met
de zon maakte hij een prachtig schaduw Jezusbeeld van haar.
Misschien wist de vreemde vogel dat zij in wezen katholiek was.
Hoe dan ook het maakte haar rustig, wat in die tijd nog veel kon op-
leveren.
Misschien ga je nog in jezelf geloven – zei het zand.

Dit is zo’n voorbeeld dat creativiteit mij op alle niveaus blijft boeien.

 

Rustige tijd

Zonnige jeugd, 2010, tekening, A4

2010_zonnige jeugd_k

Mooie dag

Als je aan oude zomers denkt is het altijd mooi weer.
Zeker de jaren veertig, vijftig.
Toen was de jeugd nog zonnig, zegt men.
Ik denk dat dat niet zo is. De tijd is alleen veel sneller geworden,
waardoor alles zich ook sneller opstapelt. Er gebeurt nu meer in
dezelfde tijd en we laten dat ook direct aan iedereen zien.
We kunnen niet meer alleen zijn. Ook niet op een mooie dag als
deze.
De middag is nog vroeg. De regen is opgehouden en de lucht is
weer voor het eerst doorschijnend. De wolken zijn zorgeloos. Er
is zelfs af en toe zon. Buitenspeelweer.
Ik ben weer vijf. We zijn net verhuisd. Ik heb de indruk dat we hier
nu wonen. Zo lang mijn kleurloze ouders, mijn broers en zussen
dat doen, dan volg ik stilletjes.
Er ligt veel post op het dressoir. De brievenopener is nog zoek.
De jassen van ons gezin hangen in een soort hokje, op de kapstok.
Je kunt hier mooi verstoppertje spelen, maar ik wil naar buiten.
Het mag niet, nog niet.
Eerst moet ik weten waar ik woon, zegt moeder.
Ik begin ziek te worden en lig al dagen in bed.
Geel onder het ooglid, zei de vreemde dokter, ik zie het al….
Het drankje wat ik daarna krijg smaakte vies, bitter. Mijn naam
staat op het flesje wordt verteld. Ik tuur aandachtig, geloof het niet,
dan zou het lekkerder moeten zijn.
Ik heb geelzucht. Ziek zijn is knus. Rustig.
Mijn bed staat aan de tuinkant. Ik hoor de vogels groeten.
’s Nachts droom ik over het oude huis, waar nu mijn grootmoeder
met mijn oom en tante woont.
We hebben geruild – zei mijn vader, maar waarom bleef ik dan niet
in het oude huis?

Kleurig vroeger

Kleuterwerk, 1950, aquarel op behangpapier

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Jonge werkelijkheid

Als vijfjarige had ik al een groot gevoel voor de diagonale compo-
sitie, het was met de geboorte van top tot teen meegegaan.
Het is de keel van de grote zanger dat alles zo gebekt is zoals het
zingt. Geen enkele dag is lichter dan mijn last. Mijn verpakking
belooft veel, mijn lust is groot.

Ooit in die tijd toen ik dit Groot Opperhoofd schilderde was er nog
veel schaarste, er was nog veel op de bon. Papier was te duur of
was er niet, men koos voor oude rollen behang om op te werken.
Was ik dan een brulaap met hoge koorts in die tijd?
Welnee, ik had de rechterhand goed op het hart, deed de duim af
en toe omhoog , gevolgd door een kleine knipoog en koos mijn
kinderlijke kleuren uit de potjes op tafel.
Mijn hoofd zat niet vol turf, mijn oor was goed uitgezogen, mijn
kin was fraai gebogen, mijn neus stevig aangenaaid, het mooiste
weer was altijd in de zomer. Wat wil een kind nog meer?
Een kind wil altijd meer! Bijvoorbeeld de glimmende lippen van de
huishoudster kussen of spugen in de open haard.
Het verlangen naar meer groeit bij de dag. Nog steeds.

Nachtwerk

Moon & Birds, 2013, schets

2013_moon &birds_schets_k

Oud liedje

nacht, je was zwart
als een voortzeggende echo
slapende vogels sliepen
geduldig boven de afgrond

de schietschijfmaan
verlichtte de memorie
nachtelijke naaktheid
was gevangen in eigen leegte

ogenlijk open plekken
zijn moord elementen
als jagers gaan geestbalken
met hun ijzeren geweren

als duistere sterren
niet meer aan duisternis hechten
komt het dromend licht
minnaars en martelaars opgepast

straks knipt iemand
met zijn vuile vingers
dan dansen schaduwen
schichtig heen en weer

zij wachten niet af
leggen geen overmatig zout
op vette naaktslakken
hebben de sluipende tijd

Dwaling

Antimate, 2001, acryl, 120 x 95 cm

2001_Antimate_k

De niet-vriend

In de lente roepen en waaien de mensen meer dan kort daarvoor.
De stormstrakke gebaren komen pas veel later terug. Nu verheffen
alle schaduwen zich, jonge spruiten groeien zich lawaaierig wild.
Je zou er panisch van kunnen worden als je geest wat zwak uitge-
vallen was. Zet de kluis van je hart maar open, laat de muziek bin-
nendringen en mompel het onmogelijke. Daar is de lente voor!
Als niets is gekomen, niets is geworden heb je het ergens niet
goed gedaan. Dan heb je jezelf ontslagen van alle onderhoud en
verdwaal je snel.
Als taal niet meer dan taal is, stelt komen en gaan niets meer voor.
Met geld is dat niet te koop, taal is geen hapje eten. Taal is meer
een soort trompet. Dichters wuiven er vriendelijk mee als zij zich
verdiepen in het mondstuk. Zij weten het omdat ze aan vele tafels
hebben gegeten. Dichters zijn mensen met de gloed van de aardgeest.
Zij tekenen een zon in hun schaduw, hun adem is rood en hoffelijk.
Mensen als zwart fruit hebben daar niets mee.
Die kneden liever kettingen aan dichte kasten of varen met giftige
vinnen in wankele bootje op wilde rivieren. Hun adem is zo zwaar
dat een luchtmens zich gelijk zwaar ellendig voelt. Zwarte fruit
mensen zijn anti maatjes. Ik heb daar niets mee.
Liever ga ik verdraaglijk mooi tegen alle regels in zoeken naar de
vertedering van de hevigheid. Vaak vind ik maar een schim of een
schuifelende grijns. Ook dat is mooi als je er oog voor hebt.