Nopjes

Assen Expositie KunstSalon / Fati Amor, 2013 (foto Harry Cock)

2013_fati amor_k

De lege ruimte

Even leek het of de kamer in de nacht was uitgegumd. Alsof de kamer
ineens had besloten een nieuwe route in een witte wereld te kiezen.

Ik was er blij mee en begroette de ruimten met veel eerbied. Spoedig
zouden alle wanden weer ruw bedekt zijn met mijn tijdelijk uitgewuifd
werk. Mijn goudvinken waren bijna uitgevlogen.
In zo’n situatie spreek je dan dat je in je nopjes bent. Wat op zich een
rare uitdrukking is, want het heeft met wol te maken als ik me niet
vergis. De noppen zouden de pluisjes zijn aan wol. Als ik ergens aller-
gisch voor ben is het wel die jeukende, kriebelwol. Geef mij maar ka-
toen! Er bestaat ook nog een andere uitdrukking over die noppen:
“Kinderen zijn een zegen des Heeren, maar zij houden de noppen van
de kleeren.” Ojee, denk je dan en daarna: blijf vooral kinderloos.
Teruggekomen in de ruimte zie ik dat alles voldoet aan mooi uitzicht,
wat wel zo prettig is in een ruimte vol andere curiositeiten.
Het verruimt de blik en dat is voorlopig genoeg voor dit moment.
Soms zijn er buiten nog wat doorgewinterde duiven te vinden, die
doen aan onbewuste gezelligheid totdat het donker wordt, dan zoeken
ze hun nest op en houden uit eerbied hun snavel.

Als een expositie is ingericht is het ineens voltooide tijd. De pret voor-
af is helaas jammerlijk over. Daarna hangen de werken zwijgend of
zuchtend aan de muur.
Soms valt er een vonk uit de vorm. De bezoekers pakken het op en
willen het aan de vette maan teruggeven. Niet doen! Het is voor ieder-
een! Neem!
De gehangen werken worden nu gegeten door hongerige ogen.
Belaagd en belegerd kijken ze naar meer. Verf wordt vertaald, gehoord.
Het lijkt of de doven ineens niet meer verdoofd zijn.
En de schilder?
Die zit verscholen in al zijn werk. Hij lijkt doodmoe, maar is het niet.
Hij luistert actief naar het rondstappend publiek. Hier en daar ziet hij
mensen snoepen of honing smeren. Desgevraagd geeft de kunstenaar
uitleg, antwoord. Luie geesten weten weinig weet hij en voelt zijn
gloeiende steen opnieuw verder groeien.
Kortom, er is van alles, maar niets is op zijn plaats. Die warboel hoort!
Gewone dingen worden vreemd of blijken uit zichzelf al vreemd te zijn.
Er valt nog veel te doen.
Of juist heel weinig.
Alles hangt van toeval, tijd, terloopsheid af.
En natuurlijk de wil.

Droom

Pensionado, 2011, tekening, A4

2011_pensionado_A4_k

Grijze droom

Terwijl hij sliep zong een kanarie. Hij was vleugellam.
Een slappe hand had de vogel per ongeluk geraakt.
Als je slaapt weet je niet wat je doet. Je beweegt je op en
neer zonder bewustzijn en knalt dan soms tegen iets aan.
Even later kreeg de kanarie gezelschap van een aantal grij-
ze duiven, zij waren niet bang voor zijn mooie gezang.
Sterker nog, zij bewogen op de maat van het iele geluid en
probeerden tegelijk zijn boze droom klein te krijgen.
De roekoekoeduiven gingen op het gezicht van de dromer zitten.
Het hielp.
Zij schermden hem af, trapten met grote regelmaat daarbij
op zijn kloppende hals. Dat voelde aangenaam en het deed hem
goed, maar zijn droom nam niet af. Je kon de rollende, bolle ogen
duidelijk zien onder de dunne, gesloten oogleden.
Pas toen de kanarie plotseling zweeg en zijn nekje Picasso-
achtig scheef hing, werd hij wakker. Hij zag alles vaag, zijn ogen
waren nog vochtig van de in de droom gehoorde gezangen.
Wij eren de kanarie schreef hij later in zijn dagboek.
Gevolgd door: en haten het gerucht van de slapende hand.

Gladjes

Testa Corretta, 2000, boek 74, pagina 33

2000_testa corretta_b75_p33_k

Gladgeschoren

Al zijn emoties waren omstrengeld met voorbeeldige blauwdrukken
van begeerte. De schaduwen lagen altijd binnen handbereik. Zijn
ontevreden blik verried veel innerlijke vervuiling.
Toch zag deze er onberispelijk uit. Gladgeschoren fris, leegde
hij geregeld zijn te ruim geworden muil. Zelden stierven zijn ogen.
Tenminste, zo denkt hij als tweede persoon over zichzelf.
Maar…
hij is een negaman. Zijn kijkglazen staan half vol wrok omdat hij in
zijn magere tijd leeft. Meestal staart hij op verspreide scherven en
dan is hij blij dat hij nog helemaal heel is. In zijn huis wonen veel
vreemde gasten. Zij maken onderling ruzie.
Die houden hem behoorlijk uit de slaap omdat zij dan voor de spiegel
staan te hoesten. Heel irritant! Zij hebben moeite met het afronden.
En als hij dan in zijn eigen volstrekt aandachtige afwezigheid staart
ziet hij natuurlijk niemand. Soms mompelt hij nog zachtjes dit ben ik,
maar de zon geeft hem echt niet het eeuwige leven.
Hij is zoiets als een doodlopende weg. Je botst op den duur tegen de
zwerende muur. Alleen het breiwerk van bovendrijvende wolken zijn
daar vrij. De gerstekorrel in zijn keel belet hem te spreken.
Geen taal is geen geheim zou je troostend kunnen zeggen, maar bij
hem blijft het zwijgen tussen zelf gekozen vodden. Het stinkt.
Misschien wordt het morgen anders als de wolk van wellustig vuur
voorbij raast.

Afspraak

Romance in Holland, 1995, tekening, 50 x 65 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Achterland

Het gebeurt maar al te vaak, we hebben haast.
Haast voor wat? Haast voor het korte leven of komt het door de
voortsnellende stad? Waar is de parkeerplek? Waar is de dood?
Hoe dan ook hij had een afspraak die dag en straalde zichzelf
er met lichte tred naar toe. Zijn eigenbelang had hem gestuurd.
Ineens, niet meer besluiteloos, besloot hij gewoon te gaan.
Hij was al zover gekomen dat hij om zich heen kon kijken.
Ze was laat. Te laat om hem snel te zien. Zij had nooit haast,
deed liever eerst nog een boodschapje. Uitstel is wel zo prettig.
Laat hij zijn verrekijker maar pakken…
Ineens liep zij zijn perspectief in, helemaal vanuit het verdwijnpunt
aan de horizon. Ze maakte zich los uit de omgeving en kuste hem
vluchtig. Geen excuus over het verlate tijdstip. Vrouwen doen dat niet.
Zij komen liever te laat om te zien wat daarna gaat gebeuren.
Misschien is dit wel een droom, begon hij.
Misschien ziet iemand ons wel samen aan het eind van deze steen-
weg. Misschien vermoed iemand onze liefde wel. Misschien wil die
persoon ons feliciteren. Misschien…
Zij legde haar vinger op zijn praatlip, draaide zich daarna resoluut om.
Weg van zijn bekende gezicht. Er was gewoon te veel aan misschien.

Opening

Bla Bla, 2000, boek 75, pagina 48

2000_bla bla_b75_p48_k

Volle ruimte

In mijn kop botsen verschillende verhalen. Het leek wel alsof mijn
hoofd vol zat met zwiepende takken. Ik moest flink hakken om
mijzelf weer vrij te maken. Kan mijn innerlijke ekster niet even
rusten?
Het was door de vele mensen lekker warm in de ruimte. De ramen
besloegen bijna. Daar komt zo waar een vrouw aangeveerd. Ze
ziet mijn veel te rode kop. Ik krijg het nog warmer, maar ben zo
zwaar bewaakt door mijn innerlijke held dat ik rustig overkom.
Ze vraagt naar de bekende weg met te veel blabla, waarop ik mijn
wapens even neerleg en mijn onschuld naar voren schuif. Zij drup-
pelt van vreugde, tenminste zo ervaar ik het en wil mij kussen met
haar rozenmond.
Ik zeg: Doe maar niet, mijn prikkelbaard zal je aangezicht schenden!
We moeten er beide om lachen en kussen toch. Van mij naar jou,
grap ik verder. Zij: en andersom!
Ik ben er vaak bij geweest dat kan je zien, ik herinner me iedere
losse scene met het ziedende rood van mijn kop. Ik herinner me
ook de verwondering van de stilte na al het heftige. Ik zie in mijn
leven nogal veel ik.
Verder ziet de wondere wereld zelf ook goed om zich/haar heen.
Op zoek naar nieuwe waarheid komt hij/zij naar je toe.
Na al het rumoer kan je daarna weer in stilte steken.

Zak

Afgekeurd werk, 2013, boek 111, pagina 10

2013_b111_p10_afgekeurd werk_k

Van groot naar klein

Op blote voeten, met het bloed tussen de tenen, vertrok ik.
Ik had haar verloren en daarna mijn plek. Ze verdween over de
velden en miste me niet meer. Daardoor moest ik van groot naar
klein.
Daarna heb ik dat opgeruimd wat na de vloed bleef liggen.
Daarbij voelde ik me nogal naakt. Toen heb ik mij maar aangekleed
en al het overbodige verbrand. Flirtend en gearmd met mezelf keek
ik naar het opvlammende vuur. Het verwarmde mij nog een laatste
keer op die mooie plek.
Ik troostte me met de gedachte dat een mens meestal te veel nalaat
en dat het dus heel nuttig is om af en toe iets op te ruimen.
Later douchte ik me in het bad schoon van alle branderigheid en
zong daarbij vrolijk in het water. Bij het uitstappen gleed ik hartstikke uit
met mijn voeten in het weggelopen water. Ik greep nog om me heen,
maar lag al languit op de koude vloer. Ondertussen leek het bad op
een leeg bootje wat langzaam wegdreef. Ik raakte buiten bewustzijn,
hoorde nog heel even haar stem uit een vergeten kist komen.
Even later trok ik mezelf weer tevoorschijn, schaamde me over mijn
uitglijder. Gelukkig was ik totaal alleen. Nog natrillend zag ik in de
voegnaden van de badkamertegels alle tijdslijnen, alles wat ooit be-
schreven was.
Daarna was alles wat ik bedacht had weg.
Goed voor een nieuwe start.
(wat je al niet kan bedenken bij een volle vuilniszak)

Mirakel

Goede stemming, 2013, boek 110, pagina 19

2013_b110_p19_goede stemming_k

Mirakel

Toen de vlammen bergafwaarts bromden en het zwarte hart niet
meer in de hemel hing, toen pas gingen alle alledaagse verdwaal-
de schaduwen tussen de duiven zitten.
Ik stapte dus wat harder aan, nu kon er alleen nog iets moois ge-
beuren. Onderweg negeerde ik de hongerige blikken van mijn oud-
studenten. Zij hadden al genoeg geroofd. Bovendien was mijn hart
nog lang niet uitgeblust, ik voelde me zelfs wat wellustig, of iets wat
daar dan op leek, die dag.
In zo’n geplande stemming beleef je vrijwel nooit iets. Nooit vooraf
beelden maken, later valt het altijd tegen, is mij ooit geleerd. Dat
geldt voor de kunst, maar ook het gewone leven. En nu voelde ik
het applaus toch al ergens in de nek. Het onverwachte plaatste zich
al dichtbij. Alle eksterogen richten zich hitsig en glimmend op mij.
Ik kon er niets aan doen, ik wou er niets aan doen.
Met een rotsvaste verankering zou ik deze hunkering omarmen.
Hoezo riskant?
En toen…
Dat stuk houd ik mooi voor mezelf.
Het was een mirakel, een Godswonder.

Geduld

Gebakken lucht, 2013, boek 110, pagina 83

2013_b110_p83_geb. lucht_k

Toen en ooit

Hij trok zich terug in het verleden.
Noemde het toch nieuw terrein en voelde zich eindelijk thuis.
De dagen en nachten daarna waren goed gevuld.
Gevuld met eigen-ik-engelen-geduld. Heel fout.
Hij zou zichzelf uit de roulatie moeten nemen, definitief, om men-
sen te beschermen tegen zijn mooie verhaaltjes. Hij is een hart-
en zielenbreker, een opportune kansgluurder.
Maar ja, leg dat maar eens uit aan een te vroeg geboren fantast.
Hij weigert de dialoog in een flink besterde lucht.
Het alsof van vele jaren is allang een sleetse gewoonte geworden.
Hij bokbakt de donkere lucht en ruikt volgens hemzelf lekker. Er
zijn genoeg vrouwen die dat onder ede willen beamen.
Onder de brug, in Basel, werd hij ouder. Niet dat hij  het op het
moment voelde, maar achteraf. Achteraf ouder worden is
een wonder.
Het einde van gister maakte opnieuw zijn begin. Achter de bergen
is nog niets gezegd. Om te weten wat je niet hebt moet je reizen,
niet denken. En dan?
Dan branden je voeten, zingt de koorts, ontroert het hart en is
er geluk en wil. De wil om weer ouder te worden.
Ineens had hij zin in gebakken lucht. Tijden niet gehad.