Lichtspel

St.Maarten, 2000, tekening, 65 x 95 cm

2000_ st.maarten_k_65x95

Wandeling vanuit het kind

Geschrokken van licht en schaduw verdween het kind.
Eerst was het nog inkruipend binnengeslopen, maar toen alle
hoop en alle verwachting was dichtgeknepen was er geen ruimte
meer voor drie personen. Voor ik er erg in had liep ik alleen met
vader door de lange straat vol plassen.
Het was stil die zondagmorgen. Wij spraken niet, wij waren bezig
met onze eigen ervaringen en dat is op zich meer dan genoeg.
Vaders en zonen spreken trouwens altijd weinig, zij zijn te veel van
hetzelfde.  Het hoofd staat meestal stil als een weg die doodloopt.

Daar loop ik dan onder mijn feestende lamp tussen de nog nahui-
lende bomen, zou de vader kunnen denken. Je weet het niet.
Daarbij vergeet hij mij steevast en word ik zijn verdwenen kind.
Als kind moet je vaak intomen. Daarom doe je vaak aan dagdromen.
Met die methode kom je ver, je kweekt je eigen kleine goden die je
verder kunnen helpen.
Ik loop liever niet alleen met mijn vader. Zeker niet in de regen.
Langs de rand van de afgrond zie ik het spiegelbeeld van mijn toe-
komst zich wazig verplaatsen in die grote plassen. Waar blijft toch
de nevel? Die zou ons zo mooi gaan scheiden! Waarschijnlijk zal
vader dwars door alle nevelen mij nog meer benevelen, omdat ik
zogenaamd nog niets weet.
Nu weet ik het zeker: deze zondag is een heel oude echo.

Onzin

Leermomenten, 2013, boek 110, pagina 50

2013_b110_p50_4 leermomenten_k

Schetsmatige ruimte

In deze fictieve, denkbeeldige ruimte is je bril snel beslagen, het
licht glanst hier volop. Het contrast hier zo heftig dat het qua
gevoel lijkt op het rechtopstaande haar van een hond die fors weg-
getrapt werd. Zijn huivervaten staan nog strak en grommen zwart.

Soms denk ik wel eens dat als honden zouden kunnen praten het
woordje nee niet voor zou komen, honden willen altijd ja.
Ook zouden ze graag de deuren hard achter zich dicht willen slaan.
Nu moeten zij het doen met een zwak, mager geblaf of licht gekrab.
Dit is natuurlijk grote onzin.
Ik bedenk maar wat bij het zien van deze tekening.
Misschien sprong ik wel net op tijd weg om geen leegloper te zijn
en blafte ik me de longen even uit het lijf.
Deze tekening verspreidt het gerucht slechts een uur, dan is zijn tijd
al op. Dan komt de jubel-jammer en die heeft geen enkel oog voor
iets anders dan zichzelf.
Op zo’n moment kun je beter je geheimen goed verbergen. Niet in
de ruimte van het werk, die krijgt so wie so al te veel aandacht en
maakt gehakt van je voordat het woensdag is.  Beter is het om de
ramen in de wolken eens flink open te schuiven en te houden van die
elementen. Probeer het maar eens uit.
Misschien is het nog anders. Misschien krijgt alles van binnen meer
kleur omdat de vlam van de wereld vergaat. Het is volop bezig dor
hout te worden. Dor hout vol geronnen bloed, doordat al het water
van de wereld verdampt door een grote hebzucht.
Met een hand vol liefde is het nog wel mogelijk het vergaan nog wat
uit te stellen.
Tenminste als je daarbij alle bijtende tranen laat vallen.
En zo is het wel genoeg onzin. Hoezo leermomenten?
Stoppen!
Wel even de radio hierbij hard aan zetten. Luchtgeesten houden heel
veel van muziek.

Groenig

Vijvervrouw, 2005, acryl, 100 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Groenige brei

Er zijn een heleboel verhalen over het kroos op het water.
Kroos is de roos van voorwerpen. Kroos is een onzichtbaar persoon,
het wandelt in de woeker. Dat heeft God zo beslist.
Kroos is overal waar het rustig is.
Pak je een handje vol kroos, dan zie je bij nauwkeurige bestudering
dat het niet erg bijzonder is, eerder iets smerigs en je kunt de kroosjes
ook bijna niet uit elkaar houden. Het is alleen mooi als een groot
geheel, als afdekkende laag op een plas. Kroos ontspiegelt.
Voor kroos zijn alle mensen gelijk. Kroos heeft altijd toekomst, is niet
uit te roeien het laat zich graag leiden door de wind.
Kroos zegt nooit waar staat je huis. Het doet er niet toe. Kroos heeft
niets met huizen. Of ze moeten eerst ondergelopen zijn. Dan volgt
hij de aangeboden openingen.
Kroos houdt van sprookjes met het idee hier keren wij werkelijk terug
tot onszelf. Het zijn diepe, banale sprookjes uit iedere eeuw.
Kroos vindt zichzelf een tapijt, een vacht die uit het water is gegroeid.
Het tapijt is een waterweiland waar we niet op kunnen lopen.
We hopen dat kroos nog iets voort zal brengen. We bidden dat de
aarde dan even zal zwijgen.
In ons hart zijn we altijd een beetje onzeker, bang voor het kroos
dat ons vroeg of laat zal pakken.

Blik

Boos, 2013, boek 112, pagina 112

2013_b112_p15_boos_k

Twee ogen

Hij las: alleen wie niks om handen heeft, is bereid om te lezen.
Het waren zijn eigen regels, jaren geleden geschreven.
Het klopte nog steeds, hij had nooit de tijd om iets te lezen, dat
bleef altijd een stuk braakland. Zijn verwachtingen om iets op te
kunnen steken waren heel beperkt. Bovendien, hij had al een vaste
kring van bewonderaars.
Te druk, alle tijd ontbrak. In ontbrekende tijd kun je niets doen.
Daarom is ontbrekende tijd geen tijd en nooit zonde.
Hij was de aangewezen persoon om zijn diep, innerlijk talent en de
spanning van zijn wereldje te ontrafelen.
Het zoet en het zuur van de taal was hem niet onbekend. Hij sprak
allang in andere woorden. Had daar zelf veel lol in. Als arendsjager
in de dichtkunst was hij behoorlijk overtuigd van zichzelf. Zijn ogen
leken altijd boos te staan, maar waren meer bijzonder scherp.
In die waarheid zorgde hij er voor dat hij altijd uit het niets schreef.
Zo ontstonden opmerkelijke gedichten. Ook was er sprake van veel
zelfspot, alsof bij het schrijven van poëzie een zeker besef van on-
behagen in het spel moest zijn. Dankzij een vaak terechte ondertoon,
ja de dichter was gelaagd, kon hij vele buitenstaanders bereiken.
Zijn werk leek altijd iets merkwaardigs of gewichtigs te bezitten.
Tussen alle menselijke bezigheden door was dat volstrekt normaal en
gewoon. Knap hoe de dichter toch niet excentriek werd.
Anderen denken daar waarschijnlijk anders over.
Anderen kunnen dan ook niet in opperbeste stemming de hele nacht
opblijven en zich vermaken met eigen talent. Zij associëren het met
de adem van urgentie en overwerk.
(Nee, dit gaat niet over mij, het gaat over een boze man)

Spel

Neergestreken vrouw, 2013, boek 212, pagina 10

2013_b112_p10_neergestreken vrouw_k

Huiselijk spel

Ik kijk naar een vrouw en vraag: wie ben jij?
En daarna vraag ik: wie ben ik?
Ik schrijf het antwoord woord voor woord op en houd het voor
mezelf. Van vragen en antwoorden opschrijven word ik gelukkig,
zo gelukkig als van een spelletje.
Jij bent op zoek naar mij en ik ben op zoek naar jou. Dat oude spel.
Eigenlijk zoek je mij omdat je naar jezelf op zoek bent.
We hebben maar een vel papier samen. Dat is het spanningsveld.
Hier zullen we elkaar zoeken en ontwijken.
Ik droom ervan. Rare dromen, geen nare.
We beginnen thuis. Thuis is een begrip wat zelfs kleine kinderen
kennen. Anderen wonen niet bij ons, zeggen ze.
Ik zou zeggen een woning moet op zijn minst mensdoorlatend zijn.
Ineens zet iemand een ladder voor het raam van mijn jeugd.
Ik verwacht en verlang zo naar je dat ik met gemak een dobbelsteen
op zijn zevende kant kan laten draaien.
Een vrouw strijkt neer.
Ze zegt: Tranen zijn als losgeraakte knopen die weer vastgenaaid
moeten worden…
Ondertussen laat ze haar vingers naar beneden glijden en drinkt de
lente met me. Tenminste zo voelt het, zegt mijn droom.
In de nacht zo koud als ijzer, maken twee lichamen ketsend vuur.
Moedervlekken schuiven over vadervlekken.
Buiten vliegt de lege leegte zich plat.

Droom

Open deur, 2011, acryl, 150 x 95 cm

2011_open deur_k_150x95

De ruimte droomt van zich af

Het was in het jaar dat men ons voor gek verklaarde, omdat wij
het spek in de ogen en mond hadden. Nou ja, spek, verbrand spek,
we hadden net iets te lang met het vuur gespeeld.
Natuurlijk waren we niet van slag, alles wat dwaalt heeft gewicht
en blijft uiteindelijk ergens liggen (laat het daar dan maar).
Dus deden we op zijn mooist een galmende zwaan na, wat overi-
gens veel succes genereerde. Alle kakkerlakken lakten zich los van
de dansvloer. Ze hadden geen enkele notie meer van de laatste
wegtikkende seconden. Ze hebben er de hersens niet voor.

Ondertussen konden we onze ogen nauwelijks geloven. Het was
een fraai en vreemd gezicht. Even leek het er sterk op dat het
veel meer was dan denkbeeldige beelden. Voor mijn halsstarrige
principes was bepaald geen plek meer. De kakkerlakken lieten veel
ruimte tussen hen en de sterren. Zij voelden zich de schatten van
de nacht. Wat een hoogmoed! Pas als de nacht oud werd zouden ze,
net als de sterren, gaan versplinteren en oplossen in de ruimte. Je
kon er eventueel op wachten als je wilde.

Alleen een arme eenzelvige stond beteuterd aan de kant zich dood
te vervelen. Zij had geen mal bloed voor dit soort feesten.
En toen ik helemaal overliep van dromen, diep in mij gebeurde er
nog van alles, werd ik wakker met grote, wilde ogen. Ik zag mijn
liefste poedelnaakt staan en begon snel aan mijn tweede droom.
De deur stond open.
Amor Fati. Zoals het gaat zal het komen.
Net als mijn steeds nieuwe leven.

Over X

De verzameling, 1999, tekening, 50 x 65 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

Wilde haren, wilde jaren

Het is laat, maar niet te laat. De nevel is bijna opgetrokken en hij
denkt aan zijn meiden. Omdat het vriest kraakt en knettert het in
de buurt van hun billen. Soms zie je zelfs een vonkje spatten.
Als oprechte verzamelaar is hij niet eenzijdig blind. De winter maakt
mensen wulps, weet hij, ze zijn op zoek naar een welkome warmte.
Het gemoed is moedig en probeert van alles. De kou moet en zal
verdreven worden.
Als de liefde het lichaam vindt en het bloed laat brullen, dan is dat
het beste medicijn tegen de kou. Laat je gerust overweldigen, ik
weet: valse kopschuwheid is vaak hardnekkig, laat je gaan, het duurt
echt niet te lang.
Toevallig hoort hij een vindbare geest (toevallig?). Die had al een
tijdje op het blinkend licht gelegen, zag er mooi, vers verlicht uit. Hij
wil hem een passende naam geven, maar kan even niets bedenken,
wordt ook niet aangeblazen door iets van buitenaf.
Zo ontstaat X.
X is haast doodgeknuffeld door alle aandacht en lijkt wat moe.
Voorzichtig benader ik zijn beeldend leven. Hij vertrouwt me, ik
krijg niet de zak. Uit gewoonte vertellen ze elkaars leven en hebben
ondertussen veel lol. De tijd wordt tijdelijk.
Hij raakt in vervoering en zegt: kijk toch eens wat de breedgeschou-
derde begeerte doet…het ziet er zo welverzorgd uit…
Hij weet niet wat hij daarmee wil zeggen, maar het klinkt X goed in
de oren. X zegt: laten we daarom niet meer troosteloos morrelen.
Ook dat is een vreemde flardzin. Is dit wel een gesprek? Tot in de
botten van mens en geest is er ondertussen een hoopvolle verwach-
ting ontstaan. Een gezonde spanning danst cryptisch op een hoger
plan.
Nog even wachten op de zon. Die kneedt alle kennis tot een meer
dan aangename warmte. Hoezo winter of koude dagen?

Verboden gebied

Some Night, 2009, acryl, 80 x 80 cm

MINOLTA DIGITAL CAMERA

In de nacht

Hij is hoofdpersoon en nietszeggend portret. Je vermoedt een dwerg-
achtige, mismaakte verschijning. Of is dit gewoon een groot kind?
Zijn stralende geest is veelbelovend. Zijn wereld is wakker. Hij zal
dus wel geliefd zijn bij het volk. De hand van de schilder heeft het
goed getroffen. Het was een feest dit werk te schilderen.
Deze ‘prins’ straalt een zekere hoop uit, hij is een jonge held.
Een donkere wereld ligt achter hem te knollen. Uit de aders van het
heelal groeien grof geaarde sterren. Met graagte laat hij het achter
zich, het is niet belangrijk genoeg. De hemelingen zullen misschien
wat balen, maar hun ogentaal is toch niet te verstaan.
Een ander woord wat boven komt drijven bij dit portret is guitig.
Er wordt een guitige schavuit verbeeld, eentje uit een wat oudere tijd,
eentje die een ander graag verwent zonder wat terug te eisen.
Het publiek adoreert hem meer dan gewenst. Geleerde gekken be-
studeren hem tot diep in zijn navel en horen zijn winderig lied.
Later blijkt deze vrolijke Frans een echte dwarskop te zijn. Hij
schiet zijn volk neer, luistert niet naar alles wat van liefde is.
Zijn gebied is verboden gebied.

Achterzon

2 Hurkende i’s, 2013, boek 112, pagina 13

2013_b112_p13_2 hurkende i-s_k

Aanbidding

De mensen kwamen uit de achterzon. Het roerloze midden was
net gepasseerd. Na de dampende damhekken kwam het vreemde
dorp tevoorschijn. Uit het niets. Nu nog de lucht van een oud aard-
appelveld en je zou zomaar gelukkig kunnen worden.
Ga zitten.
We waren allemaal te laat natuurlijk, wij kennen geen haast.
Hij was blij ons te zien. De zon leek ervan te gaan stralen. Soms
ben je te laat als je iets net gehoord hebt of je neemt iets te laat
afscheid van het vorige. Te laat hoeft niet altijd iets treurigs te zijn,
soms blijf je door je uitstel juist langer in leven.
Ga uitzitten.
Daar zaten zij dan, twee aan twee. Met de gloed van de aardgeest
vertoonden zij hun eigen schaduw. Even leek het of hun adem zong.
Zij bevrijdden zich van de luchtmens. Het was ontoelaatbaar mooi.
Met hun bevende gebeenten speelden ze met de hoogste lichtbron.
Hier was niets meer tegen alle regels in. Hier was alleen harmonie.
Hier schuifelde de grijns van de vijand voorbij. Er was niet eens
ruimte voor zijn schim.
Hier was de ruimte zo diep als de wieg en het graf.
Ga niet liggen.

Tijd

Tussengebied, 2009, tekening, A4

2009_tussengebied_A4k

Tijdslijn

Als een onfortuinlijke dwaas ligt hij op de grond. Geen idee hoe het
is gekomen. Bladerende eiken ruisen zijn oren. Zijn hart slaat veel te
luid. De grond is hard. Hij voelt zich verlaten.
Het eenzaamste van alles is het onverwachte.
Het verschrikt een mens tot iets groots.
Rotsvaste, verankerde armslagen stellen niets meer voor.
Gezichten krijgen grote eksterogen of lichten op door wel duizend
glimwormen. De nacht schijnt die dag extra licht.
Voorzichtig probeert hij overeind te krabbelen. Valt daarbij vaak
terug in een soort diergedaante. Zijn vingertoppen branden. Een
geheim heeft hem gepakt. Hij voelt zich verraden.
Vreemde dingen gaan door zijn hoofd. Hij wil de maan melk geven,
ontbloot zijn borst. Ver door de nog warme lucht ademt de angst en
wanhoop. Een half besef maakt een mens ongelooflijk boos. Niemand
wil hem geloven, alleen zijn dierbaar geluk blijft staan. Men ziet raar.
Hij probeert te praten maar de woorden vallen als vliegen onder de
lamp. Is hij nu een bangerd geworden?  Is deze verrekte show een
begin of een einde? Onwillekeurige spieren nemen het over, trekken
hem spontaan eruit.
Hij zegt dat hij dol is op zijn moeder, maar bedoelt zijn vrouw.
Niemand zegt wat, totdat het gat in de levenswil wordt ontdekt.
Nu is het nieuwe tijd altijd tijd.