Vuur

Roepende (in het bos), 1996, tekening, A4

1996_roepende_k

Elke dag is nieuw

Elke dag breken harten.
Elke dag komt de zon op.
Daar zou je een goed gevoel van kunnen krijgen, maar als je mobiel
geen bereik heeft piep je wel anders. Dan komt de toekomst niet
meer vooruit. Schijnt.
Mensen die daar last van hebben heb ik al eerder gezien, die zagen
het vuur ook niet vanzelf branden. Het vuur belichtte een andere
tijd. Het slikte met zijn vurige, hongerige tong alles in van wat we
net hadden opgeschreven.
Als ronde wereldburger is mijn honger niet te stillen.
Ik blijf maar creëren om de as van de eeuwigheid.
Dat vuur wil niet doven maar zaaien. Dat vuur is vuur.
Dat vuur is een werk zonder titel, het duwt je omhoog om je daarna
weer naar beneden te laten rollen.
Elke dag opnieuw.

Mooi zo

Rode waas, rode vaas, 2013, acryl, 100 x 180 cm

SAMSUNG DIGITAL CAMERA

Grotere ruimte

Kan een ruimte te groot voor je zijn?
Volgens mij nooit. Te klein is een heel ander verhaal. Ik leefde
meer dan vijfentwintig jaar op die manier. Als je te klein woont
bestaat te groot eigenlijk niet, het komt niet in je op.
Een ruimte kan ook nooit te hoog zijn. Te hoog voor wat?
Het bloed van de verbeelding kookt bij mij nog al snel, misschien zelfs
wel constant. Als een onzichtbare roman begint het elke dag aan
een eigen leven. De blijdschap in het hart laat merken dat het nog
meer dan echt is.
…O bloedende os van mijn verbeelding
   opgehangen tussen twee marmeren wolken
   je bloed druipt op alle dingen die ik aanraak
   of zie zie zo wordt de wereld van lieverlede
   geslacht gereinigd en gegeten…
schreef Lucebert in een gedicht voor zijn vriend Bert Schierbeek.
Het zou net zo goed ook op mij kunnen slaan, maar Lucebert
kende mij niet, alhoewel we elkaar ooit wel hebben ontmoet en
gesproken. We werkten ooit in dezelfde ruimte, aten aan dezelfde
tafel. Voor hem een incident, voor mij een levende droom.
Gedichten schrijven voor vrienden is mooier dan familie hebben.
Vrienden gaan nooit dood, familie wel. Tenminste zo ervaar ik het,
zonder dat verder te verklaren.
In mijn dromen is het begonnen, dat verlangen naar een grotere
ruimte. Veel uitslaande armen vragen er om. Aan een verloren
lichaam heb je niets, dat laat je achter. De vleugels van het hart
klapwieken je naar iets moois. Daar ben ik van overtuigd. Mijn
vruchtbaar leven kreunt en trilt van genoegen en verbrandt on-
dertussen het zwarte, ongeduldige beest in mij.
Note:
Ik kreeg mijn grotere ruimte wel degelijk.

Notitie

Gedachte, 1985, A4 tekening

1985_gedachte_k_A4

Zacht en eros

Op een zolder vindt ik een notitieboekje en stop het snel in mijn
zak. Notitieboekjes op zolder zijn cryptisch en bewaren geheimen.
Thuis lees ik:

Alles blijft, niets gaat verloren, denk je.
Alles is terug te vinden langs de wegen.
Je naait je een beschermend masker.
Je kleed je om onheil af te weren.
Je verzamelt dieren rond je huis.
Je noteert en registreert alle geluiden.
Je steelt alle bagage uit het alledaagse.

Daarna kwamen er nog een paar doorgehaalde zinnen. De persoon
die dit ooit heeft geschreven moet wel goed georganiseerd zijn. Hij
of zij zocht naar een geordend evenwicht, maar twijfelde ook aan
van alles. Dat zie je door de toevoeging in de eerste zin: denk je.
Er spreekt een zekere teleurstelling uit, misschien. Al doe je nog zo
je best, het zal nooit zo gaan als jij wilt, zoiets.
Al doorbladerend vond ik nog iets:

Er zijn problemen met het licht.
Soms verzwakt het licht in geringe mate.
Ik ben de enige die het merkt.
De laatste dagen wordt het erger.
Soms werkt het licht niet op de overloop.
Ik steek vooraf kaarsjes aan.
Zet die bij een foto van Suuz.

Vreemd om dat laatste erbij te noteren.
Vooral Suuz prikkelde mij. Wie is toch die Suuz? Een zus?
Ik voel aan dat het hier om een geliefde gaat. Een geheime liefde.
Een onontkoombare liefde van hetzelfde geslacht. Ik weet het nu
zeker. Niet dat ik dat erg vind. Integendeel, zo lang ik maar het
gevoel heb dat alles een belangrijke rol kan spelen in mijn fantasie
ga ik door met de spokende aanjagers, associatie sentimenten, pra-
tende monden, oude elementen. Zo maak ik mijn verhaal.
Even kijken of ik mezelf ergens heb tegengesproken.
Valt alleszins mee, zo te zien.

Gedachte

Heshame, 2010, acryl, 70 x 50 cm (overschilderd)

2010_Heshame_k_50x70

Overleven

Eens hoorde ik een man van alles beweren:

De voornaamste eigenschap in de praktijk van het leven is de
eigenschap die leidt tot handelen, dus de wil. Zonder wil leef je
niet. Helaas zijn er op z’n minst twee dingen die dat belemmeren:
de sensibiliteit en het analytisch denken. Denken en gevoel gaan
moeilijk samen. Elk handelen is van nature een soort projectie
van de persoonlijkheid op de (boze) buitenwereld.
Omdat de buitenwereld voornamelijk bestaat uit menselijke we-
zens ontstaan er gemakkelijk botsingen. Per persoon is dan de
handelswijze verschillend.
Om te handelen is het handiger om je niet te verplaatsen in
andere persoonlijkheden met hun verdriet en vreugden. Als je
medeleven vertoont kom je niet vooruit. Je moet de ander be-
schouwen als dode materie. Over een steen kun je heenstappen,
stenen bewegen niet in het algemeen.
Je moet een strateeg zijn. Een strateeg is iemand die met levens
speelt zoals een schaker met zijn schaakstukken. Een strateeg
doet niet aan verdriet van duizend harten. Dat is te menselijk.
Als de mens echt zou voelen, zou er geen beschaving zijn. Kunst
is niets anders dan een vlucht voor de gevoeligheid, die de daad
moest vergeten. Kunst is een sprookje.
Kijk, bij heersen hoort ongevoeligheid en geen tijd voor sprook-
jes. Ik ben een man van de daad. Ik win altijd omdat ik alleen
maar denk aan wat nodig is om te winnen. Al het andere is vaag.
Algemene menselijkheid, wat moet je er mee?

Zulke mensen bestaan. Zij geloven in het instinct van handelen.
Zij dromen niet.
Of dat jammer is weet ik niet.

Geen keuze

Het ene na het andere jaar, 1991, A4, tekening

1991_ein jahr ums andere

Stoffig praatje

Hij leefde als een roos van voorwerpen, als stof. Stof is een on-
zichtbaar persoon, het wandelt rond alsof het doof, stom en achter-
lijk is en als het daalt, landt verdeelt het zich weer in je hoofd.
Stof is overal, dat is de mooie kant ervan. Wat je ook bent, op een
dag zul je tot stof wederkeren, dat is zo beslist, je hebt geen keuze.
Als je een laagje oppakt en bestudeert in de palm van je hand, dan
is het eigenlijk niet veel zaaks. Zodra iets stof is geworden, maakt het
niet meer uit of het mooi of lelijk is. Stof is stof en voor stof zijn alle
mensen gelijk. Kijkend naar mijn handen, zie ik de stof van de toekomst.
Stof houdt mij vast en geeft me tijd op alles.
Omdat niets is uitgezonderd hoeven we daar niet verdrietig over te
zijn. Stof laat zich door de wind vervoeren naar de juiste plek. Stof
is altijd zichzelf en vraagt nergens om. In ieder dialect klinkt stof het
zelfde, dat kan toch geen toeval zijn?
Nu nog even vergaan…ik bedoel verder gaan.

Doorlatend

Tiny Heaven, 1998, acryl, 80 x 100 cm

1998_tiny heaven_k

Losse gedachten

Ik kijk naar een leeg doek en vraag: Wie ben jij? Daarna pas vraag ik:
Wie ben ik? Ik schrijf het woord voor woord op voor jou, lezer, en ook
voor mezelf. Van dit vragen en schrijven word ik heel gelukkig, zo ge-
lukkig als van een spelletje. Jij bent op zoek naar mij en ik ben op zoek
naar jou en mij. Eigenlijk zoek je mij omdat je op zoek bent naar jezelf.
En zo begint het spel en breken we onze tongen.
We hebben één doek samen. Dat is het speelveld waarbij we elkaar
zoeken en ontwijken.
Meestal beginnen we thuis.
Zelfs kinderen weten wat een huis is, hun huis en dat van de anderen.
Thuis is eeuwenoud en als we ouder worden begrijpen we dat een
huis in de eerste plaats een kamer is. Een kamer opgebouwd uit muren,
deuren, ramen. We bakenen af, onderscheiden binnen buiten. Wie naar
buiten gaat kan ook weer binnen komen en andersom. De kamers van
een huis zijn afgesloten maar wel licht- en luchtdoorlatend.
En soms ook mensdoorlatend.

Potten

Vlak voor een idee, 2008, A4, tekening

2009_vlak voor het idee_k

Ideeën zaaien

Dit jaar heb ik twee potten met blanco ideeën gezaaid. Die potten
heb ik Amsterdam gevonden, ze waren vanbinnen en vanbuiten vol-
ledig bedekt met groen mos en al zeker vijftig, zestig jaar oud.
Een goede pot, goede aarde, goed water en een goede blanco zaden,
dat zouden toch een magisch effect moeten geven.
Tot mijn verbazing komen de stelen op, krijgen ze mooie bladeren
en bloeien ze uiteindelijk! Eén pot geeft normaal zeven ideeën, alle-
maal goede. Sommige ideeën kleuren richting rood, daar moet je
mee uitkijken, die kunnen zomaar ontploffen als je even niet oplet.
Je krijgt er helemaal zin in en wil spontaan gaan dichten. Maar wat?
Waarover?
Laat ik het er maar niet over hebben. Het handjevol woorden blijkt
niet genoeg. Pas toen ik er echt over nadacht werd het helder: ik
moet mijn binnenste gebruiken! Alleen het binnenste is zacht genoeg
om te dichten, de harde buitenkant moet je niet gebruiken.
Ik dicht:

zie

talloze mannen
gesmoord gehuil
in de nachturen

volgzame woorden
vrouwen rondom
krankzinnige tijd

een hongerige hond
jaagt gestaard

in gedachten
beleef ik

Daarna ga ik de deur uit. Ik heb de werkelijke stilte gevoeld.
Even maar.

Ander blauw

Dagdief, 2014, A4 tekening

2014_dagdief_k

Dievendiepte

Alles stroomt en niets blijft is een mooie gedachte.
Even hoopvol is het verglijden van de koude morgen in de warme
dag. Op zo’n moment hoor je eigenlijk een brief te lezen. Een brief
waarin staat dat het ochtendgloren ons verhindert te slapen. We
hebben het te koud en wat ons in de tuin ontbreekt is een een bron
die ons fris water geeft.
Je zou die brief met snelle ogen lezen en misschien bedenken dat je
iets te snel bent opgestaan. Je zou bijna weer naar bed gaan.
Gelukkig kon je bedenken dat de dag je rustig gestolen kon worden
om alles nu mooi en helder te krijgen. Helder is het belangrijkste woord
op dit moment in je leven. Helder heeft iets weg van her-schep-pen en
daar krijgt de wereld energie van. Helder is een nooit eindigend gedicht
of een wandelende naakte vrouw, die niet haar pas vertraagt als ze
dichterbij komt.
Ach ja. Bevrijde gevoelens ontdekken de bron van elk toekomstig genot,
dat is alom bekend.
En nu schiet me dit ineens door mijn hoofd:

Wer hat gesagt, dass sowas Leben ist?
Ich gehe in ein anderes Blau.

Ga vooral je gang, zou ik zeggen.

Litanie

Dag voorbij, 1998, A4 tekening

1988_dag voorbij_k

Ziekte
(korte litanie in het oor van mijn grondpersoneel)

In deze dagen mag het hart niet hard zijn.
Niet dat het hart hard kan zijn, maar de bezitter van het hart kan
soms ver weg zijn van de zon als het het leven niet kan nemen.
Soms is de mond te veel vol deemoed en dan krijg je het veel te
benauwd. Neem het leven als het lied van je hart, zeiden ze vroeger.
Als je daaraan toevoegt dat je hoofd en hand één kunnen zijn,
dan is er niks loos, dan is je hart het gezicht van je land.
Voor iedereen moet dat duidelijk zijn.
Maar gister bloedde mijn boek op de bergen en vrat ik mijzelf een
weg met gemene namen. Zelfs of juist in het maanlicht letterde ik
vele papieren vol. Vertelde mensen van vurige tongen en gevaarlijke
vissen, die opsprongen als plotselinge, gebiedende bliksems.
Gister was een vloek en kon ik mezelf niet zijn.
De zon was niet schoon genoeg.
Startklaar met kloppende kaarten voor ogen plaatste ik me achter
het stuur en liet het dode loof dalen in de rollende regen.
Ik hoor nog mijn eigen kale kaken tjilpen. Foute boel!
Toen ging ik de lucht aderlaten en kwam ik weer terug, werd goede
geest.
Weer een dag voorbij. Het was een vreemde dag.

Denkman

Hersens hebben geen ik, 2005, A4 tekening

2005_hersens hebben geen ik_k

Geworstel

Zwaar en overladen met mijn eigen vlees zit ik aan de verlengde
tafel. Ik denk. Ik denk doof.
Voor mij bevinden zich kopjes, schoteltjes, een theepot.
Verderop houdt een stenen hond in een koperen fruitschaal de
wacht. Hij kan zo aanslaan bij ieder vreemd geluid of beeld.
Ik voel me half transparant, al heeft iemand me stiekem met grof
zeezout bestrooid en is mijn huid nu doorschijnend als perkament.
Om de één of andere reden blijf ik steeds mijn vingers aflikken. Nog
even en ik houd niets meer over. Dan zal ik met mijn stompjes kunst
moeten maken.
De wereld is vol ergernis. Tenminste dat zegt men. Ik voel het niet.
Ik heb daar niets van in de gaten omdat ik een halve eeuw terug
ben in mijn kindertijd. Toen worstelde ik graag en kende een paar
fatale grepen waardoor de tegenstander gelijk op de rug lag. Met
een bang gezicht klopte de onderligger met zijn enige vrije linker-
hand snel op de vloer: hij gaf zich over. Dat gaf je dan een prachtig,
sterk gevoel. Je was de baas over de wereld. Zo hoorde het. Basta!
Maar ik woon nu hier – onderbreek ik mezelf – het is me toegestaan
de boel zo in te richten als ik wil.
Het wordt tijd dat ik deze kamer verlaat met mijn vette achterste.
Dit jaar ga ik hoe dan ook weg van mijn hersens. Verder dan iedere
hoek is de ruimte.